JURIDISCHE ARGUMENTATIELEER
1. kernbegrippen
Bias
= vooroordeel, vooringenomenheid, tunnel denken
o Systeem 1 = snelle verwerking van info = automatische
piloot
Sneltreinverbanden = niet gecheckt of het waar is
Spontaan verband = neiging om bepaalde info te
verwerken in overeenstemming met wat we reeds
weten
o Systeem 2 = pas actief wanneer controle nodig is
Niet actief bij bias, enkel snel verbanden leggen via
systeem 1
Heuristiek
= praktische benadering om iets te vinden, te ontdekken of op
te lossen (algemeen)
o Vaak voldoende maar niet per se optimaal door gebrek
aan tijd
o Vb.: vuistregels, beredeneerde gokken, beslissingen
a.d.h.v. gezond verstand
= redenering om casus of probleem eenvoudig op te lossen
(psychologie)
o Mentale short cut, weinig cognitieve belasting
o Oplossing wordt in systeem 1 gekaderd en zijn eenzijdig,
onvolledig en eenvoudig
2. enkele structurele redeneerfouten
(systeem 1 denken geven vaak voorkomende redeneerfouten)
Verankering
= wanneer we een beslissing moeten nemen, hebben we de
neiging om meer gewicht te hechten aan informatie waar we
initieel over beschikken dan aan latere opduikende informatie
= verankering zorgt ervoor dat je antwoord wordt beïnvloed
door een element zonder dat dat element relevante informatie
aanreikt
o Voorbeelden:
Kopen van een huis, vraagprijs fungeert als een
anker
Korting bij supermarkten (weekaanbiedingen)
Framing effect
= wanneer we een beslissing moeten nemen, hebben we de
neiging om vaker te kiezen voor een optie die positief wordt
, geformuleerd, hierbij is er een redeneerfout vermits het
inhoudelijk hetzelfde is
o Voorbeelden:
Een glas halfvol/halfleeg
80% slaagkans i.p.v. 20% kans op mislukken
Bevestigingsbias
= neiging om nieuwe info. Zo te zoeken, te interpreteren en te
onthouden dat ze strookt met eerdere opvattingen
o Voorbeeld:
Gelovige patiënt en een moeilijke operatie, zal met
succes verlopen als men aan god denkt
Opvattingspersistentie
= moeite om afstand te nemen van vertrouwde ideeën,
opvattingen en overtuigingen
o Voorbeelden:
Afkering tegen verlies
Een geboorte knuffel wegdoen
Geldigheid en geloofwaardigheid
= neiging om geldigheid van de redenering te verwarren met
geloofwaardigheid van de conclusie
o Voorbeeld:
Meisjes zijn ambitieus
Meisjes studeren hard
Meisjes studeren hard omdat ze ambitieus zijn
mensen zijn geneigd om te denken dat het
deductief geldige redenering is omdat conclusie
geloofwaardig is
correctie ≠ causaliteit
Post hoc, ergo propter hoc = nadat, dus doordat
= neiging om te denken dat A de oorzaak is van B omdat A
voor B plaatsvond
o Voorbeeld:
De haan kraait, en vervolgens komt de zon op
Dus het kraaien van de haan doet de zon opkomen
o Correlatie ≠ causaliteit
o Als..dan zinnen kunnen ook andere verbanden uitdrukken
Causaal: als je niet eer zal je honger krijgen
Correlatief: als de terassen vol zitten is het mooi
weer
Logisch: als je ouder bent dan 50 dan ben je ouder
dan 20
1. kernbegrippen
Bias
= vooroordeel, vooringenomenheid, tunnel denken
o Systeem 1 = snelle verwerking van info = automatische
piloot
Sneltreinverbanden = niet gecheckt of het waar is
Spontaan verband = neiging om bepaalde info te
verwerken in overeenstemming met wat we reeds
weten
o Systeem 2 = pas actief wanneer controle nodig is
Niet actief bij bias, enkel snel verbanden leggen via
systeem 1
Heuristiek
= praktische benadering om iets te vinden, te ontdekken of op
te lossen (algemeen)
o Vaak voldoende maar niet per se optimaal door gebrek
aan tijd
o Vb.: vuistregels, beredeneerde gokken, beslissingen
a.d.h.v. gezond verstand
= redenering om casus of probleem eenvoudig op te lossen
(psychologie)
o Mentale short cut, weinig cognitieve belasting
o Oplossing wordt in systeem 1 gekaderd en zijn eenzijdig,
onvolledig en eenvoudig
2. enkele structurele redeneerfouten
(systeem 1 denken geven vaak voorkomende redeneerfouten)
Verankering
= wanneer we een beslissing moeten nemen, hebben we de
neiging om meer gewicht te hechten aan informatie waar we
initieel over beschikken dan aan latere opduikende informatie
= verankering zorgt ervoor dat je antwoord wordt beïnvloed
door een element zonder dat dat element relevante informatie
aanreikt
o Voorbeelden:
Kopen van een huis, vraagprijs fungeert als een
anker
Korting bij supermarkten (weekaanbiedingen)
Framing effect
= wanneer we een beslissing moeten nemen, hebben we de
neiging om vaker te kiezen voor een optie die positief wordt
, geformuleerd, hierbij is er een redeneerfout vermits het
inhoudelijk hetzelfde is
o Voorbeelden:
Een glas halfvol/halfleeg
80% slaagkans i.p.v. 20% kans op mislukken
Bevestigingsbias
= neiging om nieuwe info. Zo te zoeken, te interpreteren en te
onthouden dat ze strookt met eerdere opvattingen
o Voorbeeld:
Gelovige patiënt en een moeilijke operatie, zal met
succes verlopen als men aan god denkt
Opvattingspersistentie
= moeite om afstand te nemen van vertrouwde ideeën,
opvattingen en overtuigingen
o Voorbeelden:
Afkering tegen verlies
Een geboorte knuffel wegdoen
Geldigheid en geloofwaardigheid
= neiging om geldigheid van de redenering te verwarren met
geloofwaardigheid van de conclusie
o Voorbeeld:
Meisjes zijn ambitieus
Meisjes studeren hard
Meisjes studeren hard omdat ze ambitieus zijn
mensen zijn geneigd om te denken dat het
deductief geldige redenering is omdat conclusie
geloofwaardig is
correctie ≠ causaliteit
Post hoc, ergo propter hoc = nadat, dus doordat
= neiging om te denken dat A de oorzaak is van B omdat A
voor B plaatsvond
o Voorbeeld:
De haan kraait, en vervolgens komt de zon op
Dus het kraaien van de haan doet de zon opkomen
o Correlatie ≠ causaliteit
o Als..dan zinnen kunnen ook andere verbanden uitdrukken
Causaal: als je niet eer zal je honger krijgen
Correlatief: als de terassen vol zitten is het mooi
weer
Logisch: als je ouder bent dan 50 dan ben je ouder
dan 20