Leerjaar 1 hbo-verpleegkunde
Medische kennis – Pathologie voor verpleegkundigen
Periode 2
Hoofdstuk 9.7.3: Ileus
Hoofdstuk 9.8.1: Icterus
Hoofdstuk 9.8.2: Hepatitis
Hoofdstuk 9.8.3: Levercirrose
Hoofdstuk 9.5.5: Slokdarmspataderen
Hoofdstuk 12.8: Aandoeningen van de endocriene pancreas (12.8.1 t/m 12.8.3)
Hoofdstuk 13.4.7: Neurodegeneratieve aandoeningen en multipele sclerose
Hoofdstuk 13.7: Pijn
Hoofdstuk 14.12: Neurocognitieve stoornissen (14.12.1 & 14.12.2)
Hoofdstuk 16.1.1: Botten
Hoofdstuk 16.1.2: Gewrichten
Hoofdstuk 16.1.3: Spieren
Hoofdstuk 16.2: Veelvoorkomende symptomen
Hoofdstuk 16.3: Diagnostisch onderzoek
Hoofdstuk 16.4.1: Osteoporose
Hoofdstuk 16.4.4: Fracturen
Hoofdstuk 16.5.1: Artrose
Hoofdstuk 16.5.2: Artritis
Hoofdstuk 16.5.3: Gewrichtsletsel
+ verwerkte informatie uit kennisclips, afbeeldingen & werkcolleges
,Inhoud
Voorbereiding college 3 + kennisclips + werkcollege 3...........................................................................3
Voorbereiding college 5 + kennisclips + werkcollege 5...........................................................................9
Voorbereiding college 6 + kennisclips + werkcollege 6..........................................................................16
Voorbereiding college 7 + kennisclips + werkcollege 7.........................................................................24
2
, Voorbereiding college 3 + kennisclips + werkcollege 3
Hoofdstuk 14.12: Neurocognitieve stoornissen
Neurocognitieve stoornissen zijn aandoeningen waarbij er veranderingen optreden in de hersenen.
Hierdoor gaat het denkvermogen (de cognitie) achteruit. Delier en dementie zijn de belangrijkste
neurocognitieve stoornissen.
- Delier is met name een acuut ontstane aandachtsstoornis, wordt uitgelokt door een acuut
ziektebeeld of door middelengebruik en is vaak reversibel na behandeling van de somatische
oorzaak.
- Dementie is met name een langzaam ontwikkelende geheugenstoornis, wordt veroorzaakt
door anatomische veranderingen in de hersenen en is niet reversibel.
Hoofdstuk 14.12.1: Delier
Delier of delirium is een ernstige toestand van acute verwardheid, met daarbij een wisselende
verstoring van de aandacht, het cognitief vermogen en het bewustzijn, die door een of meer
lichamelijke oorzaken wordt uitgelokt.
Delier komt met name voor bij zorgvragers die een operatie hebben ondergaan en bij zorgvragers op
een intensive care.
Niet beïnvloedbaar = predisponerende risicofactoren.
Potentieel beïnvloedbaar = uitlokkende risicofactoren.
Bij een delier is sprake van een acute cerebrale ontregeling. Er is in ieder geval sprake van een
verstoring van meerdere neurotransmitters, met name van een disbalans tussen dopamine en
acetylcholine. Bij stress wordt het parasympatische zenuwstelsel geremd en ontstaat, vooral bij
ouderen, een (relatief) tekort aan acetylcholine. Daarnaast is er sprake van een verminderd cerebraal
metabolisme en een verhoging van ontstekingsmediatoren.
Voor het signaleren en vaststellen van de ernst van een delier wordt gebruikgemaakt van
observatielijsten zoals de Delier Observatie Screening Schaal (DOSS). Omdat de symptomen bij een
delier een wisselend beloop hebben, wordt deze screening meerdere malen per dag uitgevoerd.
Behandeling richt zich op de behandeling van uitlokkende factoren, een veilige omgeving voor de
zorgvrager waarborgen en zo nodig een medicamenteuze behandeling van symptomen.
Hoofdstuk 14.12.2: Dementie
Dementie is een syndroom waarbij sprake is van een progressieve achteruitgang van de cognitie, die
meestal niet kan genezen. Cognitieve stoornissen zijn bijvoorbeeld problemen met informatie
onthouden, de weg vinden, het doen van dagelijkse dingen of taalstoornissen.
1. Alzheimer (65%)
2. Vasculaire dementie (22%)
3. Frontotemporale dementie (4%)
4. Lewy-body-dementie (2%)
3