Therapie spelling
Inleiding
Basis voor therapie SP
Versmeltingstheorie van Ehri = BASIS
Kennis van woorden in ons woordgeheugen o.b.v. 7 identiteiten:
1) Fonologische identiteit → welke klanken hoor ik in het woord?
2) Akoestische identiteit → Hoe klinkt het woord?
3) Articulatorische → Hoe spreek ik het woord uit?
4) Morfologische → Hoe is het woord opgebouwd/ woordstructuur?
5) Semantische → Wat betekent het woord/ semantiek?
6) Syntactische → Plaats in een zin met wijziging, functie
7) Orthografische → Hoe schrijf/ spel ik het = schrijfpatroon
Bv. strompelen (dit woord aanbrengen aan het kind, hij kan het nog niet schrijven)
1. Fonologisch: Welke stukjes ken jij al en kan je zeggen
2. Kortere woordjes met /str/ zoals /stro/ /stroop/ om die moeilijke klank te oefenen. Nadien
pas naar het tweede deel van het woord kijken /pelen/. Hier hebben we een enkele klinker
3. Morfologisch: Ik ga het woord in stukjes zeggen, jij mag telkens een stukje nazeggen (strom
pe len)
4. Morfologisch: Met markeerstift de verschillende lettergrepen aanduiden
5. Semantiek: uitbeelden en een vergelijking maken met moeilijk en struikelend lopen
6. Syntactisch: Zij strompelen over de straat.
7. Orthografisch:
Principes therapie SP
Uitgangspunten logopedist
1. Goed geregeld!
– Spelling van onze taal is beregeld
– Met regels die frequent voorkomen
2. Oefening baart kunst
– Regelmatig oefenen
3. Richt je op wat het meest voorkomt
– Meest voorkomende fouten einde lj6
KTK 25%
Open-gesloten lettergreep 20%
-d/-t 22%
Klankanalyse 8%
4. Maak het niet moeilijker dan nodig is
– Eenvoudige en eenduidige termen, begrippen, regels
– Ook in functie van geheugenbelasting
1
, 5. Van (veel) fouten leer je niet(s)
– Dyslecticus ziet eigen fouten niet
– Logopedist zal fouten classificeren, analyseren en behandelen
– Een fout is een signaal van een te grote stap
6. Haastige spoed is zelden goed
– Bewaak automatische beheersing van elke deelstap
7. Ga op pad met een routeplanner
– Planmatig en transparant werken
– Formuleer tussendoelen en evaluatiemomenten
– Individueel afgestemd behandelplan nodig
8. Verbeter de wereld en begin bij jezelf
– Verantwoordelijkheid hulpverlener
9. Als… dan…!
– Hypothesetoetsend werken (voorkomt oordeelsfouten)
– Dit hypothesetoetsend te werk gaan en handelen via een systematische methodiek
zorgt ervoor dat diagnostici zich kunnen wapenen tegen oordeelsfouten
10. Van voor naar achter, van links naar rechts
– Toepassing van de keuzematrix (zie verder)
11. Faalangst zit niet tussen de oren
– Geen persoonskenmerk, maar een kenmerk van een persoon in een bepaalde situatie
– Rol van de omgeving in het oproepen, in stand houden of versterken van die conditie
(gedragsmodificatie!)
12. Motiveren is te leren
– Rol van de omgeving!
13. Doe niet alleen wat je niet alleen kunt
– Logopedist werkt niet alleen, maar in samenwerking met cliënt, ouders, leerkracht,…
Uitgangspunten omgeving
- Omgeving = logopedist, ouders, leerkracht, peergroep,…
- Reacties omgeving zijn bepalend voor gevoel van falen
→ eigenwaarde cliënt!
Doe gewoon
Vraag of hulp op prijs gesteld wordt
- Omgeving staat in voor het geven van spellinghulp
Eigen mogelijkheden cliënt uitbreiden
De kans op ervaren van beperkingen verminderen
Belangrijke elementen
- Logopedist heeft kennis van spelling
- Expliciete systematische phonics-instructie (zie Therapie TL)
- Expliciete instructie spellingprincipes
- Directe instructie spellingstrategieën
- Systematische opbouw
- Leren door woorden op te schrijven = spellingkennis activeren
- Trainen van spellingbewustzijn en zelfcorrectie
- Directe feedback en continue monitoring
- Frequent (dagelijks) oefenen met hoge intensiteit van begeleiding
2
Inleiding
Basis voor therapie SP
Versmeltingstheorie van Ehri = BASIS
Kennis van woorden in ons woordgeheugen o.b.v. 7 identiteiten:
1) Fonologische identiteit → welke klanken hoor ik in het woord?
2) Akoestische identiteit → Hoe klinkt het woord?
3) Articulatorische → Hoe spreek ik het woord uit?
4) Morfologische → Hoe is het woord opgebouwd/ woordstructuur?
5) Semantische → Wat betekent het woord/ semantiek?
6) Syntactische → Plaats in een zin met wijziging, functie
7) Orthografische → Hoe schrijf/ spel ik het = schrijfpatroon
Bv. strompelen (dit woord aanbrengen aan het kind, hij kan het nog niet schrijven)
1. Fonologisch: Welke stukjes ken jij al en kan je zeggen
2. Kortere woordjes met /str/ zoals /stro/ /stroop/ om die moeilijke klank te oefenen. Nadien
pas naar het tweede deel van het woord kijken /pelen/. Hier hebben we een enkele klinker
3. Morfologisch: Ik ga het woord in stukjes zeggen, jij mag telkens een stukje nazeggen (strom
pe len)
4. Morfologisch: Met markeerstift de verschillende lettergrepen aanduiden
5. Semantiek: uitbeelden en een vergelijking maken met moeilijk en struikelend lopen
6. Syntactisch: Zij strompelen over de straat.
7. Orthografisch:
Principes therapie SP
Uitgangspunten logopedist
1. Goed geregeld!
– Spelling van onze taal is beregeld
– Met regels die frequent voorkomen
2. Oefening baart kunst
– Regelmatig oefenen
3. Richt je op wat het meest voorkomt
– Meest voorkomende fouten einde lj6
KTK 25%
Open-gesloten lettergreep 20%
-d/-t 22%
Klankanalyse 8%
4. Maak het niet moeilijker dan nodig is
– Eenvoudige en eenduidige termen, begrippen, regels
– Ook in functie van geheugenbelasting
1
, 5. Van (veel) fouten leer je niet(s)
– Dyslecticus ziet eigen fouten niet
– Logopedist zal fouten classificeren, analyseren en behandelen
– Een fout is een signaal van een te grote stap
6. Haastige spoed is zelden goed
– Bewaak automatische beheersing van elke deelstap
7. Ga op pad met een routeplanner
– Planmatig en transparant werken
– Formuleer tussendoelen en evaluatiemomenten
– Individueel afgestemd behandelplan nodig
8. Verbeter de wereld en begin bij jezelf
– Verantwoordelijkheid hulpverlener
9. Als… dan…!
– Hypothesetoetsend werken (voorkomt oordeelsfouten)
– Dit hypothesetoetsend te werk gaan en handelen via een systematische methodiek
zorgt ervoor dat diagnostici zich kunnen wapenen tegen oordeelsfouten
10. Van voor naar achter, van links naar rechts
– Toepassing van de keuzematrix (zie verder)
11. Faalangst zit niet tussen de oren
– Geen persoonskenmerk, maar een kenmerk van een persoon in een bepaalde situatie
– Rol van de omgeving in het oproepen, in stand houden of versterken van die conditie
(gedragsmodificatie!)
12. Motiveren is te leren
– Rol van de omgeving!
13. Doe niet alleen wat je niet alleen kunt
– Logopedist werkt niet alleen, maar in samenwerking met cliënt, ouders, leerkracht,…
Uitgangspunten omgeving
- Omgeving = logopedist, ouders, leerkracht, peergroep,…
- Reacties omgeving zijn bepalend voor gevoel van falen
→ eigenwaarde cliënt!
Doe gewoon
Vraag of hulp op prijs gesteld wordt
- Omgeving staat in voor het geven van spellinghulp
Eigen mogelijkheden cliënt uitbreiden
De kans op ervaren van beperkingen verminderen
Belangrijke elementen
- Logopedist heeft kennis van spelling
- Expliciete systematische phonics-instructie (zie Therapie TL)
- Expliciete instructie spellingprincipes
- Directe instructie spellingstrategieën
- Systematische opbouw
- Leren door woorden op te schrijven = spellingkennis activeren
- Trainen van spellingbewustzijn en zelfcorrectie
- Directe feedback en continue monitoring
- Frequent (dagelijks) oefenen met hoge intensiteit van begeleiding
2