Eigenschappen van water en aanpassingen van organismen
Water heeft een zeer grote soortelijke warmtecapaciteit
Water warmt moeilijk op en koelt moeilijk af => organismen moeten minder
temperatuurschommelingen verwerken (alle ongewervelden zijn koudbloedig en
kunnen hun temp dus niet regelen)
Water heeft stuwkracht (wet van Archimedes)
Onderdompeling in vloeistof gewichtsverlies => waterbewoners moeten hun
lichaam niet ondersteunen => delicater gebouwd
Sommigen drijven gewoon in het water, vb plankton
Water heeft een grote oppervlaktespanning
Aantrekkingskracht tussen watermoleculen
Midden in watermassa: alle watermoleculen even hard naar elke kant getrokken
Aan wateroppervlak: enkel naar beneden getrokken (aantrekkingskracht
luchtmoleculen is gering dus verwaarloosbaar)
Wateroppervlak neiging zo klein mogelijk te zijn
Wateroppervlak val voor landorganismen
Vallen erin en geraken er niet meer uit (voedsel voor anderen)
Wateroppervlak als voortbeweging
Schaatsenrijder en schrijverke: voortbeweging via wateroppervlak
Sommigen hangen aan onderzijde van watervliesje, vb ruggezwemmer, muggelarven,
slak, …
In water is relatief weinig zuurstof opgelost
In 1L kan bij 0°C 10cm3 zuurstof opgelost zijn, bij hogere temp en hoger zoutgehalte
nog minder
In 1L droge lucht: 209 cm3
Waterdieren hebben snel zuurstof uitgeput dus gebruiken atmosferische zuurstof
Manieren om als waterdier aan luchtzuurstof te geraken:
Adembuis om wateroppervlak te doorprikken en lucht in tracheeën te verversen, vb
waterschorpioen
Onbevochtigbare haren waartussen lucht wordt gevangen => ‘luchtbel’ voor onder
water, vb waterkever
Dieren die toch gebruik maken van zuurstofgas in water:
Beschikken over groot, rijkelijk doorbloed uitwisselingsoppervlak: kieuwen, vb vis
Vb haftelarven: soort kieuwen ontwikkeld die ze kunnen laten wapperen om een
verse waterstroom te krijgen
Op bodem leven van stilstaan, slecht doorlucht water (weinig kunnen het)
Hebben in bloed ademhalingspigment, hemoglobine (heeft sterke binding met O2)
Vb slingerwormen, rode muggenlarven
Vb slingerwormen leven gedeeltelijk ingegraven in slijk, achterlijf maakt slingerende
bewegingen => altijd vers water met zuurstofgas. Nemen water op door aarsopening,
zuurstof dringt door darmwand naar bloed
Planten die volledig onderwater leven
Vb waterviolier, vederkruid, waterrananonkel