samenvatting-determineren van insecten

Determinatie insecten
Ongevleugelde insecten (apterygota)
1) Protura
 Klein (0.5-2 mm)
 Worvorming lichaal
 Geen voelsprieten/ ogen
 Drie delen (mr meer segmenten met ouder worden
2) Springstaarten (orde) Collembola => niet ingedeeld bij klasse insecten sinds recent
 Morfologie
o Klein (1-2mm)
o Entotroof
o Springvork
 Veel voorkomend
 Eten dood organisch materiaal
o Uitzondering: Sminthurus viridis (eet plantenweefsel)
 Familie: sminthuridae (gevaarlijke soorten (pg 7 ))
 Voortplanting: spermatoforen




Gevleugelde insecten (pterygota)
1) Rechtvleugelingen (orthoptera) sprinkhanen en krekels pg9
 2 paar vleugels: voorvleugels (leerachtig) & achtervleugels (vliezig, opgevouwen in rust)
 Vermogen produceren geluid
o Door stridulatieorgaan
 Op voorvleugels => sabelsprinkhanen en krekels)
 Op de femur => veldsprinkhanen
 Opdeling op basis van sprieten
a. Langsprieten (ensifera)
o Stridulatieorganen op de voorvleugels
i. Sabelsprinkhanen
 Stridulatieorganen op beide vleugels
ii. Krekels
 Gedrongen borststuk
 Stridulatieorganen op 1 van beide vleugels
 Soorten
 Veldkrekel (gryllus campestris)
iii. Veenmollen & grottensprinkhanen
b. kortsprieten (caelifera)
i. veldsprinkhanen (arcrididae)
 stridulatieorganen op de femur en
voorvleugel
 gehoororgaan = beide zijden eerste
abdominaal segment
 soorten

1

,  treksprinkhaan (dociostaurus maroccanus)
2) de snavelinsecten (hemiptera) wantsen en cicaden pg15
 vleugels
o halve vleugels (hard en verkleurd deel & vliezig en doorzichtig deel)
o groot deel = 2 paar doorschijnende vleugels
 hetzelfde mondstuk (rostrum) gewoon andere plaats per onderorde
o stiletten = boven en onderkaken (mandibula en maxilla)
 2 buizen die gebruikt worden om speeksel te injecteren en voedsel op
te zuigen
 Wordt beschermt door de boven- en onderlip (labrum en labium)
 opdeling op basis van vleugels
o heteroptera (wantsen) pg16
 ongelijke vleugels
 rostrum vooraan in de kop
 opgedeeld in
 landwantsen
= stinkklieren achterste deel borststuk
o bloemenwantsen (anthocoridae) pg16
 klein (<5mm)
 3-delig rostrum & tarsen
 Cuneus en embolium goed ontwikkeld
 Eten pollenkorrels, schadelijke insecten
 Soorten: Orius laevigatus, Orius majusculus
(gebuik in biologische bestrijding)
o Plantenwantsen (miridae) pg17
 Meestal ovaal
 Levendig van kleur
 Geen ocelli
 4-delig rostrum
 Tarsen 2-of3-delig
 Soorten:
 Bij biologische bestrijding: macrolophus
pygmaeus
 Brandnetelwants (liocoris tripustulatus)
 Graswants (stenodema laevigatum)
o Aardwantsen (lygaeidae) pg 18
 Kleine soorten
 Drinken plantsappen
 Wel ocelli
 Voorvleugel zonder cuneus
 Soort: prachtridderwants (lygaeus equestris)
o Vuurwantsen (pyrrhocoridae)
 Rood en zwart gekleurd
 Tekening anders per individu
 Eten sappen uit planten en kleine insecten
 Soort: vuurwants (pyrrhooris apterus)




2