Basishouding
Inleiding
● Begeleiding
= traject van verschillende gesprekken en / of andere hulpverleningsactiviteiten
→ basisvaardigheden gelden voor hele begeleiding
●
Met aandacht luisteren
●
● Basisinstrumentarium van hulpverlener
→ elk aanbod is slechts werkzaam als ze in goede werkrelatie wordt aangeboden
→ kennis aangeboden door professionele hulpverlener in goede werkrelatie
→ veronderstelt goede receptieve basishouding voor actieve luisterhouding en een bij die persoon
passende hulpverlening
● Is luisteren leerproces?
→ elk kind leert luisteren: oprecht en geïnteresseerd in zich opnemen wat ander vertelt
→ oprecht luisteren verfijnen doorheen latere goede relaties
→ eerst vooral door volwassenen en later in peerrelaties
→ hulpverlener worden: oefenen en verfijnen van vaardigheden
→ leren hanteren binnen specifieke context en relatie
● Startpunt: open, aandachtig en met milde nieuwsgierigheid luisteren
→ open: in je opnemen wat ander echt vertelt
→ aandachtig: gedetailleerde aandacht aan verhaal van ander
1
, → nieuwsgierig: afvragen wat die precies bedoelt, hoe die dingen ziet, …
● Belang van gehoord worden:
1. essentieel voor gevoel van identiteit
2. helpt stilstaan bij en ontdekken wat je zelf voelt of denkt
3. helpt bij verwerken van ervaring
→ bevordert persoonlijke groei
→ bv.: still face experiment bij baby’s
● In menselijke ontwikkeling is non-verbale communicatie eerste vorm
→ baby’s communiceren gevoelstoestanden via lichaam
→ zorgfiguren geven woorden aan die affecten en noden
→ doorheen ontwikkeling steeds meer verbale boodschappen
→ kinderen: gedrag als primair communicatiekanaal
→ verhaal van kind begrijpen vergt scherp en inlevend observatievermogen
→ ongehoord gedrag = gedrag waarvan betekenis niet gehoord en dus niet begrepen wordt
→ voor kinderen grotere klemtoon op gezien willen worden
→ volwassenen: verbaal is primair communicatiekanaal
→ ook belangrijk om gezien te worden
● Volwassenen kunnen zeggen wat ze nodig hebben of voelen maar niet enkel-verbale communicatie
→ verbaal en non-verbaal kan synchroon zijn of net tegenstrijdig
→ belangrijke indicatie dat iemand ergens tegenstrijdige gevoelens rond ervaart
● Verschillen tussen luisteren en luisteren als therapeut:
1. verfijnde en geoefende vaardigheden: continuüm in sterkte van ontwikkeling
→ deelvaardigheden verfijnen, oefenen en bijsturen
→ om hulpvrager te helpen in contact te komen met eigen verhaal
2. in specifieke relatie en context
→ relatie: ander evenwicht tussen afstand en nabijheid dan vriendschap
→ context: afspraak met specifieke bedoeling
3. theoretische bagage: niet blanco luisteren maar kennis stuurt luisteren en reacties
Technische aspecten
● Externe basisvoorwaarden
→ tijd en ruimte creëren om te luisteren: ruim, beschikbaar, rustig, ongestoord en vertrouwelijk
→ van kort tot duurzaam: crisisgesprek vergt ander kader dan langere begeleiding
→ passende ruimte creëren kan ook betekenen dat je met collega’s gesprek aangaat
→ soorten indelingen ruimte:
1. angulair: samenwerkend en veiligheid biedend
2. parallel: verbondenheid en ondersteunend
3. frontaal: wederzijds en volwassen
4. diagonaal: onverschillig
● Interne voorwaarden: aandacht schenken vergt ruimte in je hoofd
→ even stilstaan: ben ik rustig genoeg? kan ik met volle aandacht luisteren?
→ hoofd leegmaken (5 minuutjes-truc): wandelen, verplaatsen, …
2
, → niet laten afleiden: niet praten over andere cliënt met collega, …
→ zoeken naar focus op cliënt: nota’s herlezen, …
● Luisteren met aandacht
→ mogelijk maken dat cliënt bij zichzelf stilstaat en eigen gedachten en gevoelens kan exploreren
→ cliënt als auteur eigen verhaal en regisseur van interactiespel tussen beide
→ innerlijke basishouding van aandacht en interesse voor innerlijke wereld van ander
→ aandacht geven is meer technische vaardigheid
● Uitingen van aandachtige ingesteldheid:
1. oogcontact: te weinig lijkt op desinteresse maar te veel wordt ongemakkelijk
→ vragen aan cliënt en rekening houden met individuele verschillen
2. gelaatsexpressie: vaak universele betekenis (basisemoties)
→ bv.: glimlachen als aanmoediging maar steeds blijven lachen kan onecht overkomen
3. paralinguale aspecten:
stemgebruik, spreeksnelheid, vocale aanmoedigingen, stilte en aansluiten bij taalgebruik van ander
→ belangrijk stilte te laten bestaan: mogelijkheid tot denken en in contact komen met gevoelens
→ alert zijn en zien of het ruimte creëert of spanning
4. lichaamshouding en -bewegingen
5. gebruik van ruimte: cliënt zelf afstand laten bepalen (ook non-verbale communicatie)
● Elementen van goede luisterhouding
→ richten op ruimte van cliënt
→ eerste fase: opwarmen en proberen in contact raken met wat cliënt zou willen bespreken
→ persoon laten uitspreken
→ taalgebruik aanpassen: leeftijd, sociale achtergrond, cognitieve en verstandelijke mogelijkheden
→ bij kinderen afstemmen op ontwikkelingsniveau: verschillende abstractiegraden van woorden
→ taal mag abstractieniveau van kind klein beetje overschrijden (zone of proximal distance)
→ meta-communicatie gebruiken om aanpassing te duiden: cliënt laten aangeven wat werkt
● Specifieke vaardigheden
→ aandacht richten op cliënt en eigen reacties ten aanzien van cliënt
→ wat denk of voel ik nu?: plaats van persoonlijke rugzak
→ kwetsbare thema’s als blinde vlekken leren kennen en weten hoe te hanteren
→ verwerken van manifeste en latente communicatie
→ tussen lijnen
→ incongruenties tussen verbaal vs. non-verbaal en binnen verbale
→ non-verbaal gedrag moeilijker te faken
→ patronen: zich herhalende gevoelens
→ thema’s: geheel van ideeën en overtuigingen
● Gebeuren vs. affectieve kleur
→ gebeurde = ervaring waarvan je verloop kan beschrijven
→ affectieve kleur = betekenis die ervaring heeft gekregen
→ materiaal waarmee je aan slag zal gaan als hulpverlener
● Metaforen en symbolen
→ metafoor = beeldspraak die beleving of affect weergeeft
→ brengt je vaak dichter bij hoe iets ervaren wordt
3
, → helpt aspect op treffende wijze te vatten
→ belangrijk sensitief te zijn voor metaforen
→ onthullen meerdere laagjes van betekenis
→ correct gebruik: binnen metafoor verkennen
→ gevaren: te concreet opvatten of evaluerend of normatief beluisteren
→ kinderen vooral non-verbale metaforen en volwassenen vooral verbaal
● Luisteren in een werkrelatie
→ sobere neutraliteit en warme ontvankelijkheid
→ ingehouden spontane meedeelzaamheid omzetten in geïntensiveerde aanwezigheid
→ eigen reacties doseren: niet onderdrukken maar wel bewust afstemmen zodat inbreng van cliënt op
voorgrond blijft
→ gedoseerde relatie op diverse continua:
1. afstand - nabijheid: voldoende veilig en vrij om verhaal te vertellen
2. leiden - volgen: belang van inschatten mogelijkheden cliënt
3. negativiteit toelaten - relatie goed houden: negatieve gevoelens bespreekbaar maken
→ doel relatie: zelfexpressie stimuleren en dichter komen bij echte vraag
→ terughoudendheid tegenover eigen initiatief en contactaanbod
● Blokkades bij luisteren:
1. inadequaat luisteren: te veel bezig zijn met jezelf
2. oordelend luisteren: te veel gericht op je oordeel
3. selectief luisteren: gefilterd door eigen vooroordelen
4. op feiten gericht luisteren: gebeuren horen en niet affectieve kleur
5. antwoord bedenken tijdens luister: te veel bezig met wat moet ik zeggen
6. te dicht luisteren: objectiviteit en afstand gaan verloren
● Belang van feedback doorheen leerproces
→ geautomatiseerde processen opgedaan doorheen persoonlijke relationele geschiedenis waar je niet
altijd bewust van bent
→ feedback van peers, video, supervisie, …
Conclusie
● Voorwaarde om ander te begrijpen: actief en met gerichte aandacht luisteren en observeren
→ trainen en verfijnen van vaardigheden
● Bewustzijn van momenten van opgeslorpt zijn door eigen gedachten
● Niemand is perfect: bijsturen, herstellen, metacommuniceren en supervisie
4
Inleiding
● Begeleiding
= traject van verschillende gesprekken en / of andere hulpverleningsactiviteiten
→ basisvaardigheden gelden voor hele begeleiding
●
Met aandacht luisteren
●
● Basisinstrumentarium van hulpverlener
→ elk aanbod is slechts werkzaam als ze in goede werkrelatie wordt aangeboden
→ kennis aangeboden door professionele hulpverlener in goede werkrelatie
→ veronderstelt goede receptieve basishouding voor actieve luisterhouding en een bij die persoon
passende hulpverlening
● Is luisteren leerproces?
→ elk kind leert luisteren: oprecht en geïnteresseerd in zich opnemen wat ander vertelt
→ oprecht luisteren verfijnen doorheen latere goede relaties
→ eerst vooral door volwassenen en later in peerrelaties
→ hulpverlener worden: oefenen en verfijnen van vaardigheden
→ leren hanteren binnen specifieke context en relatie
● Startpunt: open, aandachtig en met milde nieuwsgierigheid luisteren
→ open: in je opnemen wat ander echt vertelt
→ aandachtig: gedetailleerde aandacht aan verhaal van ander
1
, → nieuwsgierig: afvragen wat die precies bedoelt, hoe die dingen ziet, …
● Belang van gehoord worden:
1. essentieel voor gevoel van identiteit
2. helpt stilstaan bij en ontdekken wat je zelf voelt of denkt
3. helpt bij verwerken van ervaring
→ bevordert persoonlijke groei
→ bv.: still face experiment bij baby’s
● In menselijke ontwikkeling is non-verbale communicatie eerste vorm
→ baby’s communiceren gevoelstoestanden via lichaam
→ zorgfiguren geven woorden aan die affecten en noden
→ doorheen ontwikkeling steeds meer verbale boodschappen
→ kinderen: gedrag als primair communicatiekanaal
→ verhaal van kind begrijpen vergt scherp en inlevend observatievermogen
→ ongehoord gedrag = gedrag waarvan betekenis niet gehoord en dus niet begrepen wordt
→ voor kinderen grotere klemtoon op gezien willen worden
→ volwassenen: verbaal is primair communicatiekanaal
→ ook belangrijk om gezien te worden
● Volwassenen kunnen zeggen wat ze nodig hebben of voelen maar niet enkel-verbale communicatie
→ verbaal en non-verbaal kan synchroon zijn of net tegenstrijdig
→ belangrijke indicatie dat iemand ergens tegenstrijdige gevoelens rond ervaart
● Verschillen tussen luisteren en luisteren als therapeut:
1. verfijnde en geoefende vaardigheden: continuüm in sterkte van ontwikkeling
→ deelvaardigheden verfijnen, oefenen en bijsturen
→ om hulpvrager te helpen in contact te komen met eigen verhaal
2. in specifieke relatie en context
→ relatie: ander evenwicht tussen afstand en nabijheid dan vriendschap
→ context: afspraak met specifieke bedoeling
3. theoretische bagage: niet blanco luisteren maar kennis stuurt luisteren en reacties
Technische aspecten
● Externe basisvoorwaarden
→ tijd en ruimte creëren om te luisteren: ruim, beschikbaar, rustig, ongestoord en vertrouwelijk
→ van kort tot duurzaam: crisisgesprek vergt ander kader dan langere begeleiding
→ passende ruimte creëren kan ook betekenen dat je met collega’s gesprek aangaat
→ soorten indelingen ruimte:
1. angulair: samenwerkend en veiligheid biedend
2. parallel: verbondenheid en ondersteunend
3. frontaal: wederzijds en volwassen
4. diagonaal: onverschillig
● Interne voorwaarden: aandacht schenken vergt ruimte in je hoofd
→ even stilstaan: ben ik rustig genoeg? kan ik met volle aandacht luisteren?
→ hoofd leegmaken (5 minuutjes-truc): wandelen, verplaatsen, …
2
, → niet laten afleiden: niet praten over andere cliënt met collega, …
→ zoeken naar focus op cliënt: nota’s herlezen, …
● Luisteren met aandacht
→ mogelijk maken dat cliënt bij zichzelf stilstaat en eigen gedachten en gevoelens kan exploreren
→ cliënt als auteur eigen verhaal en regisseur van interactiespel tussen beide
→ innerlijke basishouding van aandacht en interesse voor innerlijke wereld van ander
→ aandacht geven is meer technische vaardigheid
● Uitingen van aandachtige ingesteldheid:
1. oogcontact: te weinig lijkt op desinteresse maar te veel wordt ongemakkelijk
→ vragen aan cliënt en rekening houden met individuele verschillen
2. gelaatsexpressie: vaak universele betekenis (basisemoties)
→ bv.: glimlachen als aanmoediging maar steeds blijven lachen kan onecht overkomen
3. paralinguale aspecten:
stemgebruik, spreeksnelheid, vocale aanmoedigingen, stilte en aansluiten bij taalgebruik van ander
→ belangrijk stilte te laten bestaan: mogelijkheid tot denken en in contact komen met gevoelens
→ alert zijn en zien of het ruimte creëert of spanning
4. lichaamshouding en -bewegingen
5. gebruik van ruimte: cliënt zelf afstand laten bepalen (ook non-verbale communicatie)
● Elementen van goede luisterhouding
→ richten op ruimte van cliënt
→ eerste fase: opwarmen en proberen in contact raken met wat cliënt zou willen bespreken
→ persoon laten uitspreken
→ taalgebruik aanpassen: leeftijd, sociale achtergrond, cognitieve en verstandelijke mogelijkheden
→ bij kinderen afstemmen op ontwikkelingsniveau: verschillende abstractiegraden van woorden
→ taal mag abstractieniveau van kind klein beetje overschrijden (zone of proximal distance)
→ meta-communicatie gebruiken om aanpassing te duiden: cliënt laten aangeven wat werkt
● Specifieke vaardigheden
→ aandacht richten op cliënt en eigen reacties ten aanzien van cliënt
→ wat denk of voel ik nu?: plaats van persoonlijke rugzak
→ kwetsbare thema’s als blinde vlekken leren kennen en weten hoe te hanteren
→ verwerken van manifeste en latente communicatie
→ tussen lijnen
→ incongruenties tussen verbaal vs. non-verbaal en binnen verbale
→ non-verbaal gedrag moeilijker te faken
→ patronen: zich herhalende gevoelens
→ thema’s: geheel van ideeën en overtuigingen
● Gebeuren vs. affectieve kleur
→ gebeurde = ervaring waarvan je verloop kan beschrijven
→ affectieve kleur = betekenis die ervaring heeft gekregen
→ materiaal waarmee je aan slag zal gaan als hulpverlener
● Metaforen en symbolen
→ metafoor = beeldspraak die beleving of affect weergeeft
→ brengt je vaak dichter bij hoe iets ervaren wordt
3
, → helpt aspect op treffende wijze te vatten
→ belangrijk sensitief te zijn voor metaforen
→ onthullen meerdere laagjes van betekenis
→ correct gebruik: binnen metafoor verkennen
→ gevaren: te concreet opvatten of evaluerend of normatief beluisteren
→ kinderen vooral non-verbale metaforen en volwassenen vooral verbaal
● Luisteren in een werkrelatie
→ sobere neutraliteit en warme ontvankelijkheid
→ ingehouden spontane meedeelzaamheid omzetten in geïntensiveerde aanwezigheid
→ eigen reacties doseren: niet onderdrukken maar wel bewust afstemmen zodat inbreng van cliënt op
voorgrond blijft
→ gedoseerde relatie op diverse continua:
1. afstand - nabijheid: voldoende veilig en vrij om verhaal te vertellen
2. leiden - volgen: belang van inschatten mogelijkheden cliënt
3. negativiteit toelaten - relatie goed houden: negatieve gevoelens bespreekbaar maken
→ doel relatie: zelfexpressie stimuleren en dichter komen bij echte vraag
→ terughoudendheid tegenover eigen initiatief en contactaanbod
● Blokkades bij luisteren:
1. inadequaat luisteren: te veel bezig zijn met jezelf
2. oordelend luisteren: te veel gericht op je oordeel
3. selectief luisteren: gefilterd door eigen vooroordelen
4. op feiten gericht luisteren: gebeuren horen en niet affectieve kleur
5. antwoord bedenken tijdens luister: te veel bezig met wat moet ik zeggen
6. te dicht luisteren: objectiviteit en afstand gaan verloren
● Belang van feedback doorheen leerproces
→ geautomatiseerde processen opgedaan doorheen persoonlijke relationele geschiedenis waar je niet
altijd bewust van bent
→ feedback van peers, video, supervisie, …
Conclusie
● Voorwaarde om ander te begrijpen: actief en met gerichte aandacht luisteren en observeren
→ trainen en verfijnen van vaardigheden
● Bewustzijn van momenten van opgeslorpt zijn door eigen gedachten
● Niemand is perfect: bijsturen, herstellen, metacommuniceren en supervisie
4