Sociale Psychologie: deel 1 (2022-2023)
INLEIDING:
Sociale psychologie= wetenschappelijke studie v.d. psychologie, bestudeert sociale invloeden op
individueel gedrag & gedrag van individuen tegen/voor/over elkaar
-> OVERT : iedereen kan het waarnemen
-> COVERT: alleen handelende persoon kan het waarnemen
-> fundamentele sociale psychologie : algemene principes van sociaal gedrag (‘theoriegericht’)
-> Toegepaste sociale psychologie: begrijpen en oplossen van indiv. Problemen o.b.v. fundamenten
-> Welke gevolgen bepaalde(al dan niet zelfgekozen) levensomstandigheden hebben op specifiek
omlijnde, meetbare dimensies van gedragingen + welke principes ons gedrag sturen & welke
gevolgen sociale gedragingen hebben
Kurt Lewin = “Geen theorie zonder actie, geen actie zonder theorie” (fundamentele & toegepaste
zijn nauw verbonden)
Experimenteel onderzoek: als middel om causale relaties tussen vermeende oorzaken en gevolgen te
zoeken
-> krijgt waarde door rol die het speelt bij kennisopbouw of samenhang met theorieën of
onderzoeken (bv: kritiek op ander onderzoek om te weerleggen/onderbouwen)
-> waarde beoordelen door in verhouding met andere onderzoeken te stellen
Dierproeven: als bij mensen niet praktisch/onethisch is
BV: studenten studeren makkelijker alleen => onderzoekers stellen zelfde gedrag vast bij parkieten
en kakkerlakken
Hindsight bias: als onderzoek iets uitwijst dat nog nooit besproken was OF logisch resultaat uitkomt
=> ‘was te verwachten’ = mensen denken dat ze het altijd al wisten OMDAT mensen bv. Van
gedragsprincipe makkelijk voorbeelden uit hedendaagse leven kunnen bedenken
Slechte resultaten v. onderzoek (immoreel, beschamend, irrationeel gedrag v. mensen ) => gaat in
tegen logisch verstand v. mensen “slecht onderzoek”
-> Onderzoeksfraude: gegevens veranderen/verzamelingen verzinnen…
-> Onethisch: part. In extreme situaties zetten
Waarden van onderzoeker: moet ze expliciet maken, doet dat niet altijd( niet bewust van invloed OF
vreest voor bevooroordeling) -> bepaald welke thema’s behandeld worden
BV: voorbeeld met game en mensen die zich agressief gedragen
,H1: Methodes van sociaalpsychologisch
onderzoek
METHODES VOOR DATAVERZAMELING
Observatie :
Gedrag zelf observeren (overt gedrag) OF fysieke sporen die heeft nagelaten (archiefmateriaal)
+: Ecologische validiteit gegarandeerd= mate waarin onderzoek conclusies toelaat over ‘natuurlijke’
voorkomende gedrag van mensen in situaties die ze ‘in echte leven’ ook tegenkomen
+: ethisch & praktisch
-: gedrag soms vrij zeldzaam => duurt lang
-: moeilijk om conclusies te trekken: veel observaties in andere omstandigheden doen (want wat
precieze oorzaken?)
-: mensen moeten weten dat ze geobserveerd worden =>geen ingreep op realiteit
Zelfbeschrijvingen: (interviews/vragenlijsten):
Vragen naar coverte gedragingen
Voldoen aan zaken :
1) Gedrag & reden waarom hij het vertoont kunnen beschrijven (wat en waarom)
2) Gelegenheid krijgen om het te beschrijven
3) Willen beschrijven
NADELEN: (beperkingen)
Bij (1): niet meer herinneren, niet bewust is/was
Bij (2): Onvoldoende ruimte om te beschrijven (bv: alleen ‘ja/nee’): geen geschikte antwoordopties
-> als iemand een vraag stelt, persoon wilt zo goed mogelijk antwoorden => liever gokken dan ‘ik
weet niet’ (voor plezier voor onderzoekers + vermoeiender om eigen antwoord te verzinnen)
Bij (3): Kan gunstige(waardering/goedkeuring) of ongunstige reacties( afkeuring) uitlokken (mensen
gaan zich niet zo beschrijven als onaangename gevolgen heeft) (sociale wenselijkheid)
!!Zelfbeschrijvingen zijn sterker onderhevig aan sociale wenselijkheid dan andere gedragingen
=> wat ze vertellen is anders dan het echte gedrag (ecologische validiteit laag)
Trolley dilemma : uitkomst is in 2 gevallen hetzelfde -> MAAR je focus ligt bij het ene verhaaltje op
aantal overlevenden en bij andere op uniek individu (bv: dik)
Footbridge dilemma
*Experiment; door Feldman Hall, Mobbs, Evans, Hiscox, Navrady en Dalgleish
- 20 pond aan deelnemer, kan geld geven zodat pseudodeelnemer zogezegd geen schokken krijgt
- Deelnemers zeiden ‘ik doe alles om hun pijn te verzachten’ -> MAAR: eigenlijk alle deelnemers
hielden deel geld voor zich
=> Deelnemers hun uitspraken kan je nooit helemaal vertrouwen
WANT -> schrik voor indruk anderen + confrontatie met zelfbeeld
VOORDELEN: (nut)
+: Bron van inspiratie : beweringen van mensen in toetsbare vorm gieten -> nagaan of ze
gefalsifieerd worden
,+: toegang tot coverte gedragingen, eenvoudig en weinig arbeidsintensief
Verbale communicatie: waardevol te bestuderen wat mensen over zichzelf & anderen beweren
+;Mensen rapporteren gedrag meer waarheidsgetrouw ALS: er geen uitgesproken sociale norm is
Event sampling: gebeurt hier & nu, biep krijgen met apparaat: “wat doe je? Hoeveel geniet je ervan?”
MAAR: onderbreekt dagelijkse activiteiten, duur
<->
Day reconstruction method: op einde van random dag aangeven wat ze deden + hoe leuk
METHODES OM VERBANDEN TUSSEN GEGEVENS TE BESTUDEREN:
Correlationeel onderzoek
Nuttig om te berekenen om later te zien of er een causaal verband is
‘Samenhangend’ onderzoek: samenhang tussen 2 of meer variabelen onderzoeken met vragenlijst of
observatie : correlatiecoëfficient (-1 tot +1)
- Variëren ze samen?
- Samenhang toevallig?
0 : geen verband; +0 positieve samenhang; 1 perfect; -0 negatieve samenhang
-> Correlatie zegt niets over oorzakelijk verband, enkel over samenhang
VOORDELEN;
+ Gebruikt natuurlijke variatie (ethiek): gebruikt van variaties die er al zijn, niks manipuleren
+ correlaties tussen eender welke metingen
*Onderzoek Kogut: bereidheid tot donatie (AIDS)
-> hangt samen met hoeveel ze de persoon in nood zelf verantwoordelijk achten
-> negatieve correlatie : hoe meer een deelnemer de patiënt zelf verantwoordelijk achtte, hoe
minder geld die gaf
Negatieve correlatie: oorzaken (bv)
1) Meer ‘verantwoordelijkheid’ -> minder donatiebereidheid
2) Minder donatiebereidheid -> meer ‘verantwoordelijkheid’ (door weinig geven noemen ze de
patiënt zelf verantwoordelijk)
3) Geloof in rechtvaardige wereld: “mensen krijgen wat ze verdienen” (cynisme) -> meer
‘verantwoordelijkheid’ -> minder donatiebereidheid
Positieve correlatie: positieve invloeden
Het experiment
Netwerk van correlaties tussen op verschillende tijdstippen gemeten variabelen analyseren
=> causale verbanden zoeken (oorzaak-gevolg)
BETER: experimenteel onderzoek doen voor causale relaties te zoeken
Als predictie geldig is;
- Variatie in oorzaak -> variatie in gevolg
- Verschil in gevolg veroorzaakt door oorzaak, als andere mogelijke oorzaken constant zijn
gehouden
, Onafhankelijke variabele= variabele (oorzaak) waarvan onderzoeker uitgaat
Afhankelijke variabele= variabele (gevolg) waarop onderzoeker de invloed uitgaat
OV wordt gevarieerd= gemanipuleerd (variaties van OV= condities) => gevolg (AV) wordt gemeten
-> verschil significant?
Alles behalve manipulatie constant houden: (niet)verbaal gedrag proefleiders, omgeving, situatie…
Kleine steekproeven volstaan voor succesvolle conclusies, DOOR:
1) Alle andere invloeden op AV constant houden=> weinig foutenvariabiliteit
2) Statistische technieken houden rekening met steekproefgrootte (minder kans dat kleine
groep extreme resultaten oplevert)
3) Onderzoeksvragen: altijd, heeft A invloed op B
Mundane realism: alledaags realisme van experimenten (is vaak laag) -> als het laag is kan het een
voordeel zijn -> deelnemers zijn in precies zelfde situatie + ruimte voor manipulaties (dus goed om
dingen te verzinnen)
Experimental realism: mate waarin een experimentele situatie meeslepend is, dat mensen erin
meegaan en zich spontaan gaan gedragen
Onderzoek: van Stanly Milgram: mensen krijgen verzoek van iemand om persoon elektrische
schokken te geven – moreel dilemma (naar wie luisteren? Ik moet een belangrijke beslissing nemen)
MANIPULATIECHECKS & PRETESTS:
Manipulatiechecks: metingen waarmee ze controleren of de deelnemers in de diverse condities in
de beoogde situatie terecht zijn gekomen of het beoogde gedrag hebben vertoond
BV: onderzoeker geeft sommige deelnemers de indruk dat slachtoffer veel verantwoordelijkheid
draagt + vervolgens bereidheid tot donatie meten
-> controleren of andere variabelen niet zijn mee gemanipuleerd
BV: aan ene helft deelnemers zeggen dat ramp door gewapend conflict komt, andere helft door
natuurramp
Pretests: als manipulatiecheck niet mogelijk is: nagaan of manipulatie ‘werkt’ bij een steekproef van
deelnemers die lijkt op echte deelnemers (als dit ‘werkt’ is manipulatiecheck niet per se meer nodig)
TUSSEN-EN BINNEN-PROEFPERSOONS-MANIPULATIES;
Hoe alles behalve O.V. constant houden, dns?
Tussen-proefpersoonsmanipulatie: op toevallige wijze mensen verdelen over condities, MAAR: kans
laag dat ze als groep systematisch verschillen
Binnen-proefpersoonsmanipulatie : deelnemers blootstellen aan alle condities van OV
MAAR: variabele wordt opvallend gemaakt => hypothese raden => sociaal wenselijk antwoorden +
expres zo antwoorden zodat onderzoeker iets vindt (vraageffect)
WEL: als niet mogelijk is om dimensie te meten die AV beïnvloed (en niet de OV is), want houdt
individuele verschillen constant & kan dus subtielere effecten van OV aantonen
Anchoring: als mensen bv. Numerieke grootheden moeten schatten; dan eerste benoemde getal bv.
Sterke invloed op volgende (zelfs als de schattingen niets met elkaar te maken hebben)
INLEIDING:
Sociale psychologie= wetenschappelijke studie v.d. psychologie, bestudeert sociale invloeden op
individueel gedrag & gedrag van individuen tegen/voor/over elkaar
-> OVERT : iedereen kan het waarnemen
-> COVERT: alleen handelende persoon kan het waarnemen
-> fundamentele sociale psychologie : algemene principes van sociaal gedrag (‘theoriegericht’)
-> Toegepaste sociale psychologie: begrijpen en oplossen van indiv. Problemen o.b.v. fundamenten
-> Welke gevolgen bepaalde(al dan niet zelfgekozen) levensomstandigheden hebben op specifiek
omlijnde, meetbare dimensies van gedragingen + welke principes ons gedrag sturen & welke
gevolgen sociale gedragingen hebben
Kurt Lewin = “Geen theorie zonder actie, geen actie zonder theorie” (fundamentele & toegepaste
zijn nauw verbonden)
Experimenteel onderzoek: als middel om causale relaties tussen vermeende oorzaken en gevolgen te
zoeken
-> krijgt waarde door rol die het speelt bij kennisopbouw of samenhang met theorieën of
onderzoeken (bv: kritiek op ander onderzoek om te weerleggen/onderbouwen)
-> waarde beoordelen door in verhouding met andere onderzoeken te stellen
Dierproeven: als bij mensen niet praktisch/onethisch is
BV: studenten studeren makkelijker alleen => onderzoekers stellen zelfde gedrag vast bij parkieten
en kakkerlakken
Hindsight bias: als onderzoek iets uitwijst dat nog nooit besproken was OF logisch resultaat uitkomt
=> ‘was te verwachten’ = mensen denken dat ze het altijd al wisten OMDAT mensen bv. Van
gedragsprincipe makkelijk voorbeelden uit hedendaagse leven kunnen bedenken
Slechte resultaten v. onderzoek (immoreel, beschamend, irrationeel gedrag v. mensen ) => gaat in
tegen logisch verstand v. mensen “slecht onderzoek”
-> Onderzoeksfraude: gegevens veranderen/verzamelingen verzinnen…
-> Onethisch: part. In extreme situaties zetten
Waarden van onderzoeker: moet ze expliciet maken, doet dat niet altijd( niet bewust van invloed OF
vreest voor bevooroordeling) -> bepaald welke thema’s behandeld worden
BV: voorbeeld met game en mensen die zich agressief gedragen
,H1: Methodes van sociaalpsychologisch
onderzoek
METHODES VOOR DATAVERZAMELING
Observatie :
Gedrag zelf observeren (overt gedrag) OF fysieke sporen die heeft nagelaten (archiefmateriaal)
+: Ecologische validiteit gegarandeerd= mate waarin onderzoek conclusies toelaat over ‘natuurlijke’
voorkomende gedrag van mensen in situaties die ze ‘in echte leven’ ook tegenkomen
+: ethisch & praktisch
-: gedrag soms vrij zeldzaam => duurt lang
-: moeilijk om conclusies te trekken: veel observaties in andere omstandigheden doen (want wat
precieze oorzaken?)
-: mensen moeten weten dat ze geobserveerd worden =>geen ingreep op realiteit
Zelfbeschrijvingen: (interviews/vragenlijsten):
Vragen naar coverte gedragingen
Voldoen aan zaken :
1) Gedrag & reden waarom hij het vertoont kunnen beschrijven (wat en waarom)
2) Gelegenheid krijgen om het te beschrijven
3) Willen beschrijven
NADELEN: (beperkingen)
Bij (1): niet meer herinneren, niet bewust is/was
Bij (2): Onvoldoende ruimte om te beschrijven (bv: alleen ‘ja/nee’): geen geschikte antwoordopties
-> als iemand een vraag stelt, persoon wilt zo goed mogelijk antwoorden => liever gokken dan ‘ik
weet niet’ (voor plezier voor onderzoekers + vermoeiender om eigen antwoord te verzinnen)
Bij (3): Kan gunstige(waardering/goedkeuring) of ongunstige reacties( afkeuring) uitlokken (mensen
gaan zich niet zo beschrijven als onaangename gevolgen heeft) (sociale wenselijkheid)
!!Zelfbeschrijvingen zijn sterker onderhevig aan sociale wenselijkheid dan andere gedragingen
=> wat ze vertellen is anders dan het echte gedrag (ecologische validiteit laag)
Trolley dilemma : uitkomst is in 2 gevallen hetzelfde -> MAAR je focus ligt bij het ene verhaaltje op
aantal overlevenden en bij andere op uniek individu (bv: dik)
Footbridge dilemma
*Experiment; door Feldman Hall, Mobbs, Evans, Hiscox, Navrady en Dalgleish
- 20 pond aan deelnemer, kan geld geven zodat pseudodeelnemer zogezegd geen schokken krijgt
- Deelnemers zeiden ‘ik doe alles om hun pijn te verzachten’ -> MAAR: eigenlijk alle deelnemers
hielden deel geld voor zich
=> Deelnemers hun uitspraken kan je nooit helemaal vertrouwen
WANT -> schrik voor indruk anderen + confrontatie met zelfbeeld
VOORDELEN: (nut)
+: Bron van inspiratie : beweringen van mensen in toetsbare vorm gieten -> nagaan of ze
gefalsifieerd worden
,+: toegang tot coverte gedragingen, eenvoudig en weinig arbeidsintensief
Verbale communicatie: waardevol te bestuderen wat mensen over zichzelf & anderen beweren
+;Mensen rapporteren gedrag meer waarheidsgetrouw ALS: er geen uitgesproken sociale norm is
Event sampling: gebeurt hier & nu, biep krijgen met apparaat: “wat doe je? Hoeveel geniet je ervan?”
MAAR: onderbreekt dagelijkse activiteiten, duur
<->
Day reconstruction method: op einde van random dag aangeven wat ze deden + hoe leuk
METHODES OM VERBANDEN TUSSEN GEGEVENS TE BESTUDEREN:
Correlationeel onderzoek
Nuttig om te berekenen om later te zien of er een causaal verband is
‘Samenhangend’ onderzoek: samenhang tussen 2 of meer variabelen onderzoeken met vragenlijst of
observatie : correlatiecoëfficient (-1 tot +1)
- Variëren ze samen?
- Samenhang toevallig?
0 : geen verband; +0 positieve samenhang; 1 perfect; -0 negatieve samenhang
-> Correlatie zegt niets over oorzakelijk verband, enkel over samenhang
VOORDELEN;
+ Gebruikt natuurlijke variatie (ethiek): gebruikt van variaties die er al zijn, niks manipuleren
+ correlaties tussen eender welke metingen
*Onderzoek Kogut: bereidheid tot donatie (AIDS)
-> hangt samen met hoeveel ze de persoon in nood zelf verantwoordelijk achten
-> negatieve correlatie : hoe meer een deelnemer de patiënt zelf verantwoordelijk achtte, hoe
minder geld die gaf
Negatieve correlatie: oorzaken (bv)
1) Meer ‘verantwoordelijkheid’ -> minder donatiebereidheid
2) Minder donatiebereidheid -> meer ‘verantwoordelijkheid’ (door weinig geven noemen ze de
patiënt zelf verantwoordelijk)
3) Geloof in rechtvaardige wereld: “mensen krijgen wat ze verdienen” (cynisme) -> meer
‘verantwoordelijkheid’ -> minder donatiebereidheid
Positieve correlatie: positieve invloeden
Het experiment
Netwerk van correlaties tussen op verschillende tijdstippen gemeten variabelen analyseren
=> causale verbanden zoeken (oorzaak-gevolg)
BETER: experimenteel onderzoek doen voor causale relaties te zoeken
Als predictie geldig is;
- Variatie in oorzaak -> variatie in gevolg
- Verschil in gevolg veroorzaakt door oorzaak, als andere mogelijke oorzaken constant zijn
gehouden
, Onafhankelijke variabele= variabele (oorzaak) waarvan onderzoeker uitgaat
Afhankelijke variabele= variabele (gevolg) waarop onderzoeker de invloed uitgaat
OV wordt gevarieerd= gemanipuleerd (variaties van OV= condities) => gevolg (AV) wordt gemeten
-> verschil significant?
Alles behalve manipulatie constant houden: (niet)verbaal gedrag proefleiders, omgeving, situatie…
Kleine steekproeven volstaan voor succesvolle conclusies, DOOR:
1) Alle andere invloeden op AV constant houden=> weinig foutenvariabiliteit
2) Statistische technieken houden rekening met steekproefgrootte (minder kans dat kleine
groep extreme resultaten oplevert)
3) Onderzoeksvragen: altijd, heeft A invloed op B
Mundane realism: alledaags realisme van experimenten (is vaak laag) -> als het laag is kan het een
voordeel zijn -> deelnemers zijn in precies zelfde situatie + ruimte voor manipulaties (dus goed om
dingen te verzinnen)
Experimental realism: mate waarin een experimentele situatie meeslepend is, dat mensen erin
meegaan en zich spontaan gaan gedragen
Onderzoek: van Stanly Milgram: mensen krijgen verzoek van iemand om persoon elektrische
schokken te geven – moreel dilemma (naar wie luisteren? Ik moet een belangrijke beslissing nemen)
MANIPULATIECHECKS & PRETESTS:
Manipulatiechecks: metingen waarmee ze controleren of de deelnemers in de diverse condities in
de beoogde situatie terecht zijn gekomen of het beoogde gedrag hebben vertoond
BV: onderzoeker geeft sommige deelnemers de indruk dat slachtoffer veel verantwoordelijkheid
draagt + vervolgens bereidheid tot donatie meten
-> controleren of andere variabelen niet zijn mee gemanipuleerd
BV: aan ene helft deelnemers zeggen dat ramp door gewapend conflict komt, andere helft door
natuurramp
Pretests: als manipulatiecheck niet mogelijk is: nagaan of manipulatie ‘werkt’ bij een steekproef van
deelnemers die lijkt op echte deelnemers (als dit ‘werkt’ is manipulatiecheck niet per se meer nodig)
TUSSEN-EN BINNEN-PROEFPERSOONS-MANIPULATIES;
Hoe alles behalve O.V. constant houden, dns?
Tussen-proefpersoonsmanipulatie: op toevallige wijze mensen verdelen over condities, MAAR: kans
laag dat ze als groep systematisch verschillen
Binnen-proefpersoonsmanipulatie : deelnemers blootstellen aan alle condities van OV
MAAR: variabele wordt opvallend gemaakt => hypothese raden => sociaal wenselijk antwoorden +
expres zo antwoorden zodat onderzoeker iets vindt (vraageffect)
WEL: als niet mogelijk is om dimensie te meten die AV beïnvloed (en niet de OV is), want houdt
individuele verschillen constant & kan dus subtielere effecten van OV aantonen
Anchoring: als mensen bv. Numerieke grootheden moeten schatten; dan eerste benoemde getal bv.
Sterke invloed op volgende (zelfs als de schattingen niets met elkaar te maken hebben)