1 Jagers en boeren
1 Jager-verzamelaars
Oude groepen mensen leefden van en in de natuur, zonder er iets aan te veranderen.
Plantaardig voedsel en jagen. Geen vaste woonplaatsen/woonplaatsen die wisselen met het
seizoen. Nomadisch bestaan. Overblijfselen -> grotschilderingen.
Oude steentijd.
2 De eerste landbouwers
Mensen ontdekten dat ze zelf voedsel konden produceren -> gewassen planten en dieren als
vee en huisdieren.
Revolutie = landbouwrevolutie of neolithische revolutie (neo = nieuw, lithos = steen = Nieuwe
Steentijd)
In grotere groepen op vaste plek. Ze veranderde de natuur.
3 De eerste stedelijke beschavingen
5000 jaar geleden ontstonden stedelijke beschavingen.
Langs rivierdalen -> rivierdalen waren vruchtbaar dus er was landbouwmogelijkheid met
relatief hoge opbrengsten. Hierdoor konden hoger ontwikkelde samenlevingen ontstaan ->
niet iedereen hoefde meer landbouw te doen.
Bekendste beschavingen: het oude Egypte (langs de Nijl) en van Mesopotamië (langs de
Eufraat en Tigris), ook in India en China.
Kenmerken van Civilization:
- wonen in een ommuurde stedelijke stad;
- schriftcultuur;
- een ontwikkelde politieke organisatie onder leiding van priesters en god koningen (zoals
farao’s);
- ontwikkelde vormen van kunst en architectuur
4 De Griekse stadstaat
Grieken woonden in gebied rond de Egeïsche zee in kleine zelfbesturende eenheden =
stadstaten. Hadden dezelfde taal en cultuur, maar opereren los van elkaar.
2 soorten ideeën over bestuur:
1 Een staat was er voor het algemene nut van de burgers die samen over het bestuur
moesten beslissen.
2 Oude beschavingen: gezag werd uitgeoefend door priesters en godkoningen namens de
goden.
Ze gingen van onderdanen (die moesten gehoorzamen) > burgers (die zelf moesten
nadenken over het bestuur)
Discussie over wat de beste vorm van bestuur was > beste vorm = democratie, waarin alle
burgers in een vergadering stemden over het bestuur.
Grieken bevrijdden zich van de gehoorzaamheid aan de goden, door wetenschappelijk
denken door Griekse filosofen > Sokrates, Plato, Aristoteles.
1 Jager-verzamelaars
Oude groepen mensen leefden van en in de natuur, zonder er iets aan te veranderen.
Plantaardig voedsel en jagen. Geen vaste woonplaatsen/woonplaatsen die wisselen met het
seizoen. Nomadisch bestaan. Overblijfselen -> grotschilderingen.
Oude steentijd.
2 De eerste landbouwers
Mensen ontdekten dat ze zelf voedsel konden produceren -> gewassen planten en dieren als
vee en huisdieren.
Revolutie = landbouwrevolutie of neolithische revolutie (neo = nieuw, lithos = steen = Nieuwe
Steentijd)
In grotere groepen op vaste plek. Ze veranderde de natuur.
3 De eerste stedelijke beschavingen
5000 jaar geleden ontstonden stedelijke beschavingen.
Langs rivierdalen -> rivierdalen waren vruchtbaar dus er was landbouwmogelijkheid met
relatief hoge opbrengsten. Hierdoor konden hoger ontwikkelde samenlevingen ontstaan ->
niet iedereen hoefde meer landbouw te doen.
Bekendste beschavingen: het oude Egypte (langs de Nijl) en van Mesopotamië (langs de
Eufraat en Tigris), ook in India en China.
Kenmerken van Civilization:
- wonen in een ommuurde stedelijke stad;
- schriftcultuur;
- een ontwikkelde politieke organisatie onder leiding van priesters en god koningen (zoals
farao’s);
- ontwikkelde vormen van kunst en architectuur
4 De Griekse stadstaat
Grieken woonden in gebied rond de Egeïsche zee in kleine zelfbesturende eenheden =
stadstaten. Hadden dezelfde taal en cultuur, maar opereren los van elkaar.
2 soorten ideeën over bestuur:
1 Een staat was er voor het algemene nut van de burgers die samen over het bestuur
moesten beslissen.
2 Oude beschavingen: gezag werd uitgeoefend door priesters en godkoningen namens de
goden.
Ze gingen van onderdanen (die moesten gehoorzamen) > burgers (die zelf moesten
nadenken over het bestuur)
Discussie over wat de beste vorm van bestuur was > beste vorm = democratie, waarin alle
burgers in een vergadering stemden over het bestuur.
Grieken bevrijdden zich van de gehoorzaamheid aan de goden, door wetenschappelijk
denken door Griekse filosofen > Sokrates, Plato, Aristoteles.