Samenvatting paragraaf 2 t/m 5
Paragraaf 2 – Hoe werkt een lens
Brandglas, brandpunt en brandpuntafstand
Een brandglas buigt de lichtstralen van de zon naar één punt, het brandpunt (F, van focus). De
lichtstralen van de zon zijn evenwijdig. Een grotere lens vangt meer zonlicht, waardoor er meer
lichtstralen bij elkaar komen.
Een brandglas is een bolle lens, hoe boller de lens, hoe hoger de convergerende werking. Een
dikkere lens heeft dus een kleinere brandpuntsafstand. Een bolle lens heeft aan allebei de
kanten een brandpunt.
Convergent en divergent
Bij een divergente lichtbundel gaan de lichtstralen uit elkaar, bij een convergente bundel gaan de
lichtstralen naar elkaar toe. Als het licht uit een divergente bundel komt, vormt de bolle lens dit
naar het beeldpunt, hier zie het beeld scherp, dit ligt voorbij het brandpunt.
Holle lenzen
Holle lenzen zijn in het midden dunner dan aan de rand, ze buigen de lichtstralen verder uit
elkaar. Er ontstaat geen zichtbaar beeld en het brandpunt kan je niet op een stuk papier
zichtbaar maken. Als het licht uit een evenwijdige bundel komt lijken de lichtstralen na de lens
uit één punt te komen (virtueel brandpunt).
Heel kleine lensjes
Bij de camera van een telefoon is de afstand tussen de beeldsensor en de lens te klein, daarom
moet het brandpunt dichtbij liggen, hiervoor wordt een heel bolle lens gebruikt.
S = 1/f Lenssterkte = 1 : brandpuntsafstand
f = 1/S Dioptrie (dpt) meter
Formule lenssterkte
Bij een holle lens is het brandpunt virtueel en ligt het achter de lens, de lenssterkte is dus ook
negatief
Wanneer is er een beeldpunt
A. Bij een divergente bundel ligt het beeldpunt verder dan de lens dan het brandpunt.
B. Als het voorwerp op het brandpunt staat, wordt het na de lens een evenwijdige bundel.
C. Als het voorwerp voor het brandpunt staat blijven de lichtstralen divergent en is er geen
beeldpunt.
Fresnellenzen
Een vuurtoren heeft een fresnellens, een dunne lens die toch werkt als zeer bolle lens