Lecture 11 Sociale psychologie
Sociale invloed
- sociale brein hypothese: primaten hebben een grotere prefrontale cortex omdat ze leven in
dynamische en complexe sociale groepen die veranderen over tijd
- twee condities zijn belangrijk voor groep formatie
- reciprocity (wederkerigheid): jij helpt mij, ik help jou
- transitiviteit: mensen vinden mensen leuk die hun vrienden ook leuk vinden
- outgroup homogeneity effect: de gevoeligheid om leden van de outgroep te beschouwen als minder
gevarieerd dan ingroep leden
- ingroep favoritism: de gevoeligheid voor mensen om leden van de ingroup te bevoorrechten en
beter te evalueren dan leden van de outgroep
- groep dynamics (hoe groepen individeel gedrag beïnvloeden)
- mere presence effect: mensen veranderen hun gedrag door de aanwezigheid van publiek
-> sociale facilitation van vaardigheden
-> sociale inhibitie van moeilijke taken
- de aanwezigheid van publiek verbetert/verhoogd het arousal
- deindividuatie: opgaan in de menigte/groep
- sociale loafing: als mensen in een groep werken, doen ze minder moeite dan als ze het
alleen zouden doen -> ze voelen zich minder verantwoordelijk, omdat er meerdere zijn
- minder responsibility
- minder invloed
- groeppolarisatie: beslissingen die door een groep worden gemaakt zijn extremer dan
individuele beslissingen
- groepdenken:
- conformiteit: mensen gedragen zich zoals de andere mensen in de groep
- experiment met licht streepjes -> 5 ‘acteurs’ gaven een fout antwoord, de deelnemer ook
- informationele invloed: invloed die anderen op ons hebben als bron van informatie
- normatieve invloed: de invloed die anderen op ons uitoefenen waardoor we ons
conformeren
- compliance (meegaandheid): de gevoeligheid voor mensen om dingen te doen die anderen aan je
vragen
- strategieën
- foot-in-the-door effect: het idee dat als mensen een klein verzoek accepteren, ze
(later) sneller geneigd zijn om ook grote verzoeken te accepteren
- door-in-the-face effect: mensen zijn sneller geneigd om een klein verzoek te
accepteren, nadat ze een groot verzoek hebben geweigerd
- obedience (gehoorzaamheid): invloed van autoriteit op een persoon
- aanleg -> autoritaire persoonlijkheden
- maar vooral de situatie is belangrijk -> Milgram deed verschillende experimenten
- experiment met leraar en ‘leerling’ met elektrische schokken
- mensen volgen de orders van andere mensen als zij het gevoel hebben niet
verantwoordelijk te zijn (de leider is verantwoordelijk)
- dehumaniseren van het slachtoffer -> ze zien het slachtoffer niet meer als mens, maar als
Sociale invloed
- sociale brein hypothese: primaten hebben een grotere prefrontale cortex omdat ze leven in
dynamische en complexe sociale groepen die veranderen over tijd
- twee condities zijn belangrijk voor groep formatie
- reciprocity (wederkerigheid): jij helpt mij, ik help jou
- transitiviteit: mensen vinden mensen leuk die hun vrienden ook leuk vinden
- outgroup homogeneity effect: de gevoeligheid om leden van de outgroep te beschouwen als minder
gevarieerd dan ingroep leden
- ingroep favoritism: de gevoeligheid voor mensen om leden van de ingroup te bevoorrechten en
beter te evalueren dan leden van de outgroep
- groep dynamics (hoe groepen individeel gedrag beïnvloeden)
- mere presence effect: mensen veranderen hun gedrag door de aanwezigheid van publiek
-> sociale facilitation van vaardigheden
-> sociale inhibitie van moeilijke taken
- de aanwezigheid van publiek verbetert/verhoogd het arousal
- deindividuatie: opgaan in de menigte/groep
- sociale loafing: als mensen in een groep werken, doen ze minder moeite dan als ze het
alleen zouden doen -> ze voelen zich minder verantwoordelijk, omdat er meerdere zijn
- minder responsibility
- minder invloed
- groeppolarisatie: beslissingen die door een groep worden gemaakt zijn extremer dan
individuele beslissingen
- groepdenken:
- conformiteit: mensen gedragen zich zoals de andere mensen in de groep
- experiment met licht streepjes -> 5 ‘acteurs’ gaven een fout antwoord, de deelnemer ook
- informationele invloed: invloed die anderen op ons hebben als bron van informatie
- normatieve invloed: de invloed die anderen op ons uitoefenen waardoor we ons
conformeren
- compliance (meegaandheid): de gevoeligheid voor mensen om dingen te doen die anderen aan je
vragen
- strategieën
- foot-in-the-door effect: het idee dat als mensen een klein verzoek accepteren, ze
(later) sneller geneigd zijn om ook grote verzoeken te accepteren
- door-in-the-face effect: mensen zijn sneller geneigd om een klein verzoek te
accepteren, nadat ze een groot verzoek hebben geweigerd
- obedience (gehoorzaamheid): invloed van autoriteit op een persoon
- aanleg -> autoritaire persoonlijkheden
- maar vooral de situatie is belangrijk -> Milgram deed verschillende experimenten
- experiment met leraar en ‘leerling’ met elektrische schokken
- mensen volgen de orders van andere mensen als zij het gevoel hebben niet
verantwoordelijk te zijn (de leider is verantwoordelijk)
- dehumaniseren van het slachtoffer -> ze zien het slachtoffer niet meer als mens, maar als