100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Kennistoets 2 alle stof AFPF $7.47   Add to cart

Summary

Samenvatting Kennistoets 2 alle stof AFPF

4 reviews
 221 views  7 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een uitgebreide uitwerking van de leerdoelen van AFPF voor kennistoets 2 jaar 1. Ondersteuning met afbeeldingen.

Preview 4 out of 79  pages

  • Yes
  • January 13, 2018
  • 79
  • 2017/2018
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: liedje1902 • 6 year ago

review-writer-avatar

By: anissa80 • 6 year ago

review-writer-avatar

By: lvisser1992 • 6 year ago

review-writer-avatar

By: loisbeukers • 6 year ago

Translated by Google

nice that there are images in the sammevatting this makes it clearer and clearer!

avatar-seller
ALLE STOF AFPF KENNISTOETS 2
AFPF Leerdoelen Casus 1

● De structuur en functies beschrijven van arteriën, venen en capillairen, alsmede de verschillen
samenvatten tussen deze verschillende soorten bloedvaten.
Arteriën (slagaders) en arteriolen (kleine slagaders) vervoeren het bloed vanuit het hart. De wand
bestaat uit 3 weefsellagen:
➔ Tunica adventitia of buitenlaag van het bindweefsel. (bindweefsel)
➔ Tunica media of middenlaag van glad spierweefsel en elastisch weefsel. (glad spierweefsel)
➔ Tunica intima of binnenlaag van plaveiselepitheel genaamd endotheel.
De hoeveelheid spier- en elastisch weefsel in de slagaderen varieert met hun omvang en functie. Bv
in de grote arteriën (elastische arteriën) bevat de tunica media meer elastisch weefsel en minder
glad spierweefsel. Deze verhouding verandert naarmate de slagaderen zich vertakken en kleiner
worden (arteriolen). dan bestaat de tunica media bijna volledig uit glad spierweefsel. Slagaderen
hebben een dikkere wand dan aderen zodat zij de hoge druk van arterieel bloed kunnen
verdragen(weerstandsvaten)
Anatomosen: slagaderen die grote arteriën
verbinden die een bepaald gebied verzorgen
bijvoorbeeld de bloedtoevoer naar de
handpalmen, voetzolen, hersenen en gewrichten.
Eindarterie: een slagader die de enige bron van
bloedtoevoer naar een weefsel is, zoals de
vertakkingen van de circulus arteriosus cerebri
(Cirkel van Willis) of de centrale slagader naar de
retina van het oog.

De kleinste arteriolen vertakken zich tot kleine
vaten, haarvaten of capillairen genoemd.
Capillairwanden bestaan uit een laag
endotheelcellen op een dun membraan,
waardoorheen water- en andere kleine moleculen passeren. Bloedcellen en grote moleculen zoals
eiwitten kunnen niet door de capillairwanden heen. Het capillaire bed wisselt het bloed stoffen uit
met het weefselvocht dat de lichaamscellen omgeeft en, met uitzondering van de cellen op de
huidoppervlakte en van het hoornvlies in het oog, liggen alle lichaamscellen dichtbij de capillairen.
Precapillaire sfincters/gladspierweefsel: regelen de toegang tot het capillair vaatbed en de
bloedstroom.
Sinusoïden: haarvaten die wijder zijn dan normaal omdat hun wanden onvolledig zijn. Hierdoor is er
een snellere uitwisseling van stoffen mogelijk. Dit is bijvoorbeeld handig in de lever omdat daar het
bloed gezuiverd wordt.
Capillaire refill-tijd: de tijd die haarvaten nodig heeft als je ergens op druk en het wit wordt om de
ruimte weer te vullen met bloed.

Venen (aderen) voeren bloed onder lage druk terug naar het hart. Hun wanden bestaan uit dezelfde
wanden als die van de slagaders, maar ze zijn dunner want de tunica media bevat minder spier- en
elastisch weefsel omdat de druk lager is. Als een slagader wordt opengesneden spuit het bloed er

, onder hoge druk uit. Gebeurd dit bij een ader dan stroomt het langzamer en gelijkmatig. Sommige
venen(vaak in de ledematen omdat ze tegen de zwaartekracht in moeten) hebben kleppen die
voorkomen dat het bloed terugstroomt. De spieren helpen hier ook bij, in je been is dat je kuitspier.
De kleppen bestaan uit tunica intima, verstevigd met bindweefsel en hun klepbladen zijn
halvemaanvormig.
Venulen: dit zijn de kleinste venen.
Capaciteitsvaten: zo heten de vaten omdat ze rekbaar zijn en zo een groot deel van de
bloedvoorraad kunnen vatten.
Het infuus prik je altijd in venen, en het infuus breng je in met de naald richting het hart.

● De belangrijkste factoren benoemen die de diameter van bloedvaten reguleren.
De gladde spiervezels in de tunica media van aders en slagaders worden geïnnerveerd door zenuwen
van het autonoom zenuwstelsel. Deze zenuwen ontspringen aan het vasomotorische centrum in de
medulla oblongata en veranderen de diameter van de bloedvaten, zodat ze het bloedvolume
bepalen. De arteriolen worden het meest geregeld omdat zij het meeste glad spiervezel hebben. De
wanden van de grote slagaders (arteriën) bevatten meer elastisch weefsel waardoor ze al uit zichzelf
uitrekken als er een grote hoeveelheid bloed doorheen komt. Venen reageren ook op zenuwprikkels.

De weerstand die een buis uitoefent op de vloeistof die erdoorheen stroomt wordt bepaald door 3
factoren: De diameter en de lengte van een buis en de viscositeit van het vocht,dit is voor de
weerstandsvaten het belangrijkst
Vasoconstrictie (vernauwen): sympatische activiteit(zenuwen) trekt gewoonlijk het gladde
spierweefsel van het bloedvat samen, hierdoor vernauwt het vat. Zodat de druk aan de binnenkant
vergroot. Vaatweerstand neemt toe en de bloedstroom neemt af.
Baseline (in rust): de zenuwactiviteit heeft in rust een constant basisniveau in de vaatwand en
voorkomt dat de druk verzakt.
Vasodilatatie (verwijden): hier is er een verlaagde zenuwstimulatie ontspant de gladde spier,
waardoor de wand dunner wordt en het lumen groter. Bij dit proces neemt de vaatweerstand af en
de bloedstroom neemt toe.

De behoefte van weefsels aan zuurstof en voedingsstoffen is afhankelijk van de activiteit, daarom is
het belangrijk dat de bloedstroom lokaal wordt geregeld, zodat de bloedstroom aan de behoefte van
het weefsel voldoet.
Autoregulatie: Het vermogen van een orgaan om de eigen bloedstroom aan de behoeften aan te
passen. Bijvoorbeeld nadat je hebt gegeten neemt de bloedtoevoer naar het spijsverteringskanaal
toe. De voornaamste mechanismen van deze lokale regulatie van de bloedstroom zijn:
➔ productie van metabolische afvalproducten (CO2 en melkzuur)
➔ actieve weefsels produceren meer afvalstoffen dan rustende weefsels en meer afvalstoffen
verhogen de bloedstroom naar het gebied
➔ weefseltemperatuur: hoe hoger hoe meer vasodilatatie.
➔ hypoxie of zuurstoftekort stimuleert de vasodilatatie en een verhoging van de bloedstroom
voor het betrokken weefsel.
➔ productie van chemische stoffen die voor vasodilatatie zorgen. (stikstofmonoxide, histamine,
bradykinine)
➔ werkzaamheid van vasoconstrictors (adrenaline, epinefrine)

,● de mechanismen verklaren waarmee de uitwisseling van voedingsstoffen, gassen en afvalproducten
tussen het bloed en de weefsels plaatsvindt.
Uitwisseling van gassen: Interne respiratie: het proces waarbij
gassen worden uitgewisseld tussen capillair bloed en lokale
lichaamscellen. Uitwisseling in de weefsels vindt plaats tussen
bloed aan de arteriële kant van de capillairen en het
weefselvocht en vervolgens tussen het weefselvocht en de
cellen. Oxyhemoglobine (O2) wordt makkelijk opgenomen.
Koolstofdioxide (CO2) is een van de afvalproducten. Bloed
vervoert koolstofdioxide weer naar de longen en dat gebeurd
meestal via een chemische combinatie.
Alle lichaamscellen hebben voedingsstoffen nodig met inbegrip
van glucose, aminozuren, vetzuren, vitaminen en minerale zouten, die door het lichaam via
bloedplasma worden getransporteerd. Zij diffunderen door de semipermeabele capillairwand naar
de weefsels. Water wisselt vrij.

● Uitleggen welk effect de hydrostatische en osmotische druk hebben op
de waterverplaatsing tussen capillairen en weefsels.
De twee krachten die het algehele vochtbewegingen door de capillair
wnad bepalen zijn de hydrostatische druk (bloeddruk,waterdruk), die
vocht uit de bloedbaan perst. En de osmotische druk van het bloed, die
vocht aantrekt en in stand gehouden wordt door de aanwezige plasma-
eiwitten. Aan het einde van een slagader is de hydrostatische druk hoger
dan de osmotische druk. En aan het einde van een ader is de osmotische
druk weer hoger dan de hydrostatische druk. Dit is een dynamisch
proces.

● De structuur van het hart en de positie ervan in de thorax beschrijven.
Het hart is een kegelvormig, hol, gespierd orgaan. Het is ongeveer 10 cm lang en heeft de omvang
van een vuist van de eigenaar. Het hart ligt in de thoraxholte in het mediastinum (ruimte tussen de
longen). Het ligt iets schuin, iets links van het midden en bestaat uit een basis aan de bovenkant en
een apex aan de onderkant. De basis ligt evenwijdig aan de 2e rib.

Organen rond het hart:
inferior de apex rust op het centrum tendineum van het
diafragma

superior de grote bloedvaten met nam de aorta, vena
cava superior, truncus pulmonalis, en de venae
pulmonales

posterior de oesophagus, thrachea, linker en rechter
bronchus, aorta descendens, vena cava inferior
en de thoracale wervels

, lateraal de longen, de linkerlong overlapt de linkerkant
van het hart

anterior het sternum, de ribben en de intercostale
spieren


De hartwand bestaat uit drie weefsellagen:
➔ pericard: dit is de buitenste laag en bestaat uit 2 zakjes. De buitenste zak het pericardium
fibrosum bestaat uit een stevige bindweefsellaag en de binnenste laag pericardium sersum
bestaat uit een dubbelbladige sereuze laag. Het heeft een niet elastische samenstelling. De
sereuze membraan bestaat uit één laag platte epitheelcellen, in de ruimte tussen de
viscerale en pariëtale laag (virtuele ruimte), die hierdoor soepel over elkaar schuiven
wanneer het hart klopt.
➔ myocard: bestaat uit gespecialiseerd dwarsgestreept hartspierweefsel, dat alleen in het hart
voorkomt. De uiteinde van de cellen en vertakkingen
staan nauw in contact met de uiteinden en
vertakkingen van de omliggende cellen. omdat de
vezels in elkaar overlopen heeft niet elke vezel een
eigen zenuwtoevoer nodig. Een impuls verspreidt
zich van cel naar cel via de vertakkingen en de
intercalaire schijven over het hele ‘blad’ van
spierweefsel en doet dit samentrekken. het
myomard is het dikst bij de hartpunt en wordt naar
de basis toe dunner. Het weefsel is het dikst in het
linkerventrikel omdat die de zwaarste belasting kent.
het myomard wordt ondersteunt door kleine vezels.
➔ endocard: deze dunne gladde membraan bedekt de
kamers en kleppen van het hart en maakt een
soepele doorstroming van het bloed mogelijk. het
bestaat uit platte endotheelcellen en is een
voortzetting van het endotheel in de bloedvaten.
De binnenkant van het hart: Het hart wordt verdeeld in een
linker en een rechterhelft door het septum. Dit is een
tussenschot van myocard dat met endocard bedekt is. Elke
harthelft wordt door een atrioventriculaire klep verdeeld in
het bovenste atrium en de ventrikel daaronder. De rechter
atrioventriculaire klep heeft 3 klepbladen en de linker heeft
er 2. Het bloed stroomt in het hart in één richting; het komt
het hart binnen via de atria en stroomt naar de ventrikels.
De atrioventriculaire kleppen sluiten zich passief in
overeenstemming met de drukverschillen.
ventriculaire systole: contractie, de druk in de ventrikels wordt hoger dan in de atria en sluiten de
kleppen zich zodat het bloed niet kan terugstromen. De chordae tendineae(peesdraden) zorgen
hiervoor.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studenthu03. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73091 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.47  7x  sold
  • (4)
  Add to cart