Inhoudsopgave
Luik 3: Professor Keirsbilck ...................................................................................................................... 2
1. Inleiding ........................................................................................................................................... 2
1.1. Van handels-, vennootschaps- en economisch recht naar ondernemingsrecht ...................... 2
1.2. Handelaars en ondernemingen ................................................................................................ 3
1.3. Enkele basisverplichtingen van handelaars en ondernemingen .............................................. 7
1.4. Enkele bijzondere regels tussen/tegen handelaars en ondernemingen .................................. 8
1.5. Onderneming, vennootschap en rechtspersoon.................................................................... 10
1.6. Oefencasussen........................................................................................................................ 12
2. Vennootschapsrecht...................................................................................................................... 13
3. Vertegenwoordiging, tussenpersonen en distributie.................................................................... 14
3.1. Vertegenwoordiging van de onderneming ............................................................................ 14
3.2. Handelstussenpersonen ......................................................................................................... 15
3.3. Distributeurs ........................................................................................................................... 22
3.4. Oefencasussen........................................................................................................................ 24
4. Vrijheid van ondernemingen en mededinging .............................................................................. 25
4.0. Juist of fout? ........................................................................................................................... 25
4.1. Mededingingsrecht................................................................................................................. 25
4.2. Marktpraktijken en consumentencontracten ........................................................................ 25
4.3. Vrijheid van ondernemen en beperkingen............................................................................. 29
4.4. Intellectuele eigendomsrechten ............................................................................................ 29
4.5. Oefencasussen........................................................................................................................ 32
Begrippenlijst......................................................................................................................................... 34
, Recht – Luik III
Luik 3: Professor Keirsbilck
1. Inleiding
1.1. Van handels-, vennootschaps- en economisch recht naar ondernemingsrecht
1.1.1. Handelsrecht
Definitie Deel recht dat van toepassing is op handelaars, natuurlijke personen of
handelsvennootschappen → niet op niet-commerciële ondernemingen
Alle handelaars = ondernemingen
Alle ondernemingen ≠ handelaars
Toep. Op Handelaars, natuurlijke personen en handelsvennootschappen
Oorsprong Ontstaan voor en door handelaars (in middeleeuwen)
→ ontwikkelen van hun ‘eigen’ recht, zelfregulering
→ gewoonte recht (niet geschreven)
Richten zelf rechtbanken van koophandel op
Bronnen Wetboek van koophandel 1807 (W.Kh.) + bijz wetten (WCO, Faill. W., …)
Er bestond al geschreven recht (Romeinen) → gemeen/burgerlijk recht
Burgerlijk recht Handelrecht
BW 1804 + Bijz wetten W.Kh. 1807 + bijz wetten
Gemeen recht Bijzonder handelsrecht
(tussen particulieren) (handelaars)
Afwijkend handelsrecht
(afw burgerlijk recht)
1.1.2. Economisch recht
Definitie Deel recht dat van toepassing is op de ondernemingen (natuurlijke-/rechtspersoon) die op
duurzame wijze een economisch doel (commercieel/burgerlijk) nastreeft
Toep. Op Ondernemingen (=nat/rechtspersoon + duurzaam + economisch doel)
Oorsprong Na WOII → veel nieuw socio-eco recht → WER
Van toepassing op alle ondernemingen (ook niet handelaars)
Bronnen WER 2013
Doel: wetboek van koophandel afschaffen → wetten toevoegen aan WER
(ipv alleen van toepassing op handelaars → van toepassing op alle ondernemingen)
VAN HANDELSRECHT NAAR ONDERNEMINGSRECHT
1.1.3. Vennootschapsrecht
Definitie Deel recht dat van toepassing is op vennootschappen
Toep. Op Vennootschap wordt opgericht door een contract op grond waarvan:
1. twee of meer personen overeenkomen
2. iets in gemeenschap te brengen
Comm = koophandel
3. met als doel één of meer nauwkeurig omschreven
(commerciële of burgerlijke) activiteiten uit te oefenen en
4. met het oogmerk aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks
vermogensvoordeel te bezorgen (art. 1 W.Venn.).
Bronnen Wetboek van vennootschappen (W.Venn)
Commerciële vennootschappen kunnen failliet gaan, burgerlijke vennootschappen niet!
Kort: vennootschap heeft comm/burgerlijk doel → eigenlijk onderneming
, Recht – Luik III
1.2. Handelaars en ondernemingen
1.2.1. Juist/fout?
Alle ondernemingen zijn handelaars, maar niet alle handelaars zijn ondernemingen.
FOUT → alle handelaars = ondernemingen, alle ondernemingen ≠ handelaars
• Wanneer een handelaar “objectieve daden van koophandel” stelt, wordt winstoogmerk
vermoed, maar dit vermoeden kan worden weerlegd. JUIST (zie 1.2.4.)
• Een handelsvennootschap is een onderneming, maar een burgerlijke vennootschap niet.
FOUT (zie 1.1.3.)
• Een onderneming is in elk geval een rechtspersoon. FOUT → natuurlijke persoon
• Wie een onderneming wil starten, moet zich gaan inschrijven bij een ondernemingsloket. JUIST
voor de aanvang van de activiteiten moet een onderneming zich inschrijven in de KBO bij een
ondernemingsloket (rechtspersonen via griffie van rechtbank van koophandel) (zie 1.3.1.)
• Alleen handelaars-natuurlijke personen kunnen failliet gaan. FOUT alleen commerciële (zie 1.1.3.)
• Wie als handelaar samen met een andere handelaar gehouden is tot eenzelfde contractuele
schuld, is dat nooit voor een gelijk deel. FOUT → beide schuldenaren (bij commercieel) zijn
verantwoordelijk voor de schuld. De schuldeiser mag één handelaar kiezen die de hele
schuld afbetaald. (zie 1.4.1.)
• Beoefenaars van een vrije beroep kunnen niet failliet gaan. JUIST → burgerlijk (zie 1.1.3.)
• Ook al is de waarde van een transactie lager dan 375 euro, je kan nooit met getuigen
bewijzen tegen en boven de inhoud van een geschreven contract. JUIST (zie 4.4.3.)
• Een handelaar kan zich niet beroepen op een factuur die hij zelf heeft opgesteld, behalve
tegenover een andere handelaar.
1.2.2. Daden van koophandel Handelsrecht enkel van toep op handelaars
Daden van koophandel → grote delen:
Handelaar Onderneming 1. Bewijsregels tss handelaars
Als hoofd- of bijberoep Als doel
2. Faillissementsrecht
→ handelaar = handelaars-natuurlijk persoon of handelsvennootschap
→ onderneming = optreden in eigen naam en voor eigen rekening
= ruim begrip = elke business in de economische sector
1.2.3. Kort: ondernemingen en handelaars
Sommige ondernemingen = handelaars
MAAR: niet-commerciële ondernemingen (vrije beroepen) ≠ handelaars
Rechtbank van koophandel
Algemeen bevoegd Geschillen tss ondernemingen m.b.t. ondernemingshandelingen
(minstens onderneming als verweerder)
Specifiek bevoegd Faillissementsprocedures en procedures continuïteit ondernemingen
Handelaar Handelsvennootschap
Natuurlijk persoon Vennootschap
Stelt “objectieve daden koophandel” Winstoogmerk
Beroepsmatig (hoofd-/bij-) Statutair doel “obj. daden koophandel”
Verondersteld winstoogmerk → inkomen
In eigen naam voor eigen rekening (zelfst)
, Recht – Luik III
1.2.4. Objectieve daden van koophandel
Zie art 2 en 3 W.Kh.
Te onderscheiden van burgerlijke/niet-commerciële activiteiten
(alles wat niet ODK is, zijn burgerlijke/niet-commerciële activiteiten)
Winstoogmerk vereist (en vermoed)
o Geen winstbejag = burgerlijk = Hof van Cassatie
o Vermoeden dat daden (art 2&3 W.Kh.) winstoogmerk hebben
o Vermoeden kan weerlegd worden, BEHALVE bij vennootschappen
→ oorzaak aangaan vennootschap = ALTIJD winstoogmerk
1.2.4.1. Voorbeelden van objectieve daden van koophandel
Elke aankoop van voedingsmiddelen en koopwaren met de bedoeling weer te
verkopen/verhuren
o verwerving ten bezwarende titel
o roerende goederen (uitz. art. 2bis)
o bedoeling om te verkopen/verhuren (winstoogmerk) moet aanwezig zijn op
moment van aankoop
Elke verkoop/verhuring die daarvan het gevolg is
Elke huur van roerende goederen om onder te verhuren
Elke onderverhuring die daarvan het gevolg is
Elk hoofdzakelijk materieel werk verricht ingevolge huur van diensten, gepaard gaand met
levering van koopwaar (wet)
1. dienstenprestatie als zelfstandige
2. hoofdzakelijk materieel werk (handenarbeid)
3. combinatie met (zelfs bijkomstige) levering van koopwaar
o meeste “ambachtslui” zijn dus handelaars
VOORBEELD Loodgieter installeert badkamer
1. oké
2. oké
3. oké, brengt badkamer mee
MAAR wat als badkamer al ter plaatse is?
→ loodgieter komt alleen voor installatie
→ brengt koopwaar niet mee → handelaar? (veel discussie)
VOORBEELD trouwkleed maker
Koper moet zelfs stoffen gaan kopen
Dus 1&2 oké
3 niet → geen levering koopwaar
Handelaar? Ja! Want levering draad, garen…
Elke aankoop van een handelszaak om die uit te baten
o aankoop van “handelszaak” (zie verder)
o bedoeling dat handelszaak geëxploiteerd wordt door de koper zelf (of zijn aangestelde)