Anatomie en fysiologie
Hoofdstuk 7: Het spierstelsel
• Soorten spierweefsel
o Willekeurige beheersing
▪ Skeletspieren
• Het spierstelsel
o Onwillekeurige beheersing
▪ Hartspier
• Hartwand
▪ Gladde spieren
• Inwendige organen
7.1 Skeletspierweefsel heeft 5 primaire functies
• Skeletspieren zijn direct of indirect met de botten verbonden
• Skeletspieren hebben vijf functies
o Bewegingen van het skelet
o Behoud van houding en lichaamspositie
o Steun aan weke delen
o Beschermen van in- en uitgangen
o Behoud lichaamstemperatuur
7.2 Een skeletspier bevat spierweefsel, bindweefsel, bloedvaten en
zenuwen
• Macroscopische anatomie
o Bindweefselorganisatie
• De organisatie van een
skeletspier
7.3 Skeletspiervezels hebben
kenmerkende
eigenschappen
• Spiervezel – microscopisch
o Sarcolemma
▪ Spiercel-
membraan
o Sarcoplasma
▪ Spiercelcytoplasma
o Sarcoplasmatisch reticulum (SR) (is een soort glad ER)
o Transverse tubuli (T-tubuli)-instulping sarcolemma (depolarisatie)
o Myofibrillen (contractieorganel)
o Sarcomeren
,• De organisatie van een skeletspiervezel
• Terminologie – voorvoegsels
o Sarco- (= vlees)
o Myo- (verwijst steeds naar spierweefsel)
• Sarcomeer: zich herhalende functionele eenheid van de myofibrillen
o Onderdelen van een sarcomeer
▪ Myofilamenten
• Dunne filamenten (voornamelijk actine)
• Dikke filamenten (voornamelijk myosine)
▪ Z-lijnen aan elk uiteinde
• Anker voor dunne filamenten
,7.5 Contractie ontstaat door prikkeling van spiervezels en verkorting
van de sarcomeer
• Relaxatie (a) en contractie (b) van een sarcomeer
• Het contractieproces (pagina 240 – 241)
o Interactie tussen actieve plaatsen actine en myosine-kruisbruggen
o Dunne filamenten glijden langs dikke filamenten
▪ Kruisbruggen ondergaan een bewegingscyclus
• Aanhechten, draaien, losmaken, terugkeren
o Troponine & tropomyosine sturen interactie
▪ Voorkomen interactie tijdens rust
• Belangrijk
o Skeletspiervezels worden korter als de dunne filamenten met de dikke
reageren en langs elkaar heen glijden.
o De aanzet voor de contractie is de afgifte van calciumionen door het
sarcoplasmatisch reticulum, als de spiervezel wordt gestimuleerd door zijn
motorisch neuron.
o Contractie is een actief proces. Ontspanning en de terugkeer naar de lengte
in rust is geheel passief.
, • Enkele basale spierdefinities
o Spierspanning: de trekkracht op de pezen die spiercellen genereren, als ze
contraheren.
o Enkelvoudige spiercontractie: de korte reactie van contractie en ontspanning
op één enkele actiepotentiaal.
• De frequentie van prikkeling van spiervezels
o Sommatie: toevoegen van enkelvoudige spiercontractie, als een prikkeling
wordt toegediend, voordat volledige ontspanning is ingetreden
o Onvolledige tetanus: de spanning piekt en neemt herhaaldelijk af en wordt
verder dan bij enkelvoudige spiercontractie opgebouwd
o Volledige tetanus: voortdurende spanning (geen ontspanningsfase), het
grootst als de prikkels zeer snel achter elkaar optreden
• De effecten van herhaalde prikkelingen
• Spiertonus: spanning in een spier in rust
• Functie van spiertonus
o Stabiliseert botten en gewrichten
o Voorkomt atrofie (verschrompeling)
7.6 ATP is de energiebron voor
spiercontractie
• Vorming ATP
o Lichte activiteit
▪ Aerobe afbraak van vetzuren
▪ Opslag van glucose als glycogeen
o Middelmatige activiteit
▪ Afbraak van glycogeen in glucose
▪ Glycolyse van glucose
o Piekactiviteit
▪ Anaerobe afbraak van glucose
▪ Productie van melkzuur
Hoofdstuk 7: Het spierstelsel
• Soorten spierweefsel
o Willekeurige beheersing
▪ Skeletspieren
• Het spierstelsel
o Onwillekeurige beheersing
▪ Hartspier
• Hartwand
▪ Gladde spieren
• Inwendige organen
7.1 Skeletspierweefsel heeft 5 primaire functies
• Skeletspieren zijn direct of indirect met de botten verbonden
• Skeletspieren hebben vijf functies
o Bewegingen van het skelet
o Behoud van houding en lichaamspositie
o Steun aan weke delen
o Beschermen van in- en uitgangen
o Behoud lichaamstemperatuur
7.2 Een skeletspier bevat spierweefsel, bindweefsel, bloedvaten en
zenuwen
• Macroscopische anatomie
o Bindweefselorganisatie
• De organisatie van een
skeletspier
7.3 Skeletspiervezels hebben
kenmerkende
eigenschappen
• Spiervezel – microscopisch
o Sarcolemma
▪ Spiercel-
membraan
o Sarcoplasma
▪ Spiercelcytoplasma
o Sarcoplasmatisch reticulum (SR) (is een soort glad ER)
o Transverse tubuli (T-tubuli)-instulping sarcolemma (depolarisatie)
o Myofibrillen (contractieorganel)
o Sarcomeren
,• De organisatie van een skeletspiervezel
• Terminologie – voorvoegsels
o Sarco- (= vlees)
o Myo- (verwijst steeds naar spierweefsel)
• Sarcomeer: zich herhalende functionele eenheid van de myofibrillen
o Onderdelen van een sarcomeer
▪ Myofilamenten
• Dunne filamenten (voornamelijk actine)
• Dikke filamenten (voornamelijk myosine)
▪ Z-lijnen aan elk uiteinde
• Anker voor dunne filamenten
,7.5 Contractie ontstaat door prikkeling van spiervezels en verkorting
van de sarcomeer
• Relaxatie (a) en contractie (b) van een sarcomeer
• Het contractieproces (pagina 240 – 241)
o Interactie tussen actieve plaatsen actine en myosine-kruisbruggen
o Dunne filamenten glijden langs dikke filamenten
▪ Kruisbruggen ondergaan een bewegingscyclus
• Aanhechten, draaien, losmaken, terugkeren
o Troponine & tropomyosine sturen interactie
▪ Voorkomen interactie tijdens rust
• Belangrijk
o Skeletspiervezels worden korter als de dunne filamenten met de dikke
reageren en langs elkaar heen glijden.
o De aanzet voor de contractie is de afgifte van calciumionen door het
sarcoplasmatisch reticulum, als de spiervezel wordt gestimuleerd door zijn
motorisch neuron.
o Contractie is een actief proces. Ontspanning en de terugkeer naar de lengte
in rust is geheel passief.
, • Enkele basale spierdefinities
o Spierspanning: de trekkracht op de pezen die spiercellen genereren, als ze
contraheren.
o Enkelvoudige spiercontractie: de korte reactie van contractie en ontspanning
op één enkele actiepotentiaal.
• De frequentie van prikkeling van spiervezels
o Sommatie: toevoegen van enkelvoudige spiercontractie, als een prikkeling
wordt toegediend, voordat volledige ontspanning is ingetreden
o Onvolledige tetanus: de spanning piekt en neemt herhaaldelijk af en wordt
verder dan bij enkelvoudige spiercontractie opgebouwd
o Volledige tetanus: voortdurende spanning (geen ontspanningsfase), het
grootst als de prikkels zeer snel achter elkaar optreden
• De effecten van herhaalde prikkelingen
• Spiertonus: spanning in een spier in rust
• Functie van spiertonus
o Stabiliseert botten en gewrichten
o Voorkomt atrofie (verschrompeling)
7.6 ATP is de energiebron voor
spiercontractie
• Vorming ATP
o Lichte activiteit
▪ Aerobe afbraak van vetzuren
▪ Opslag van glucose als glycogeen
o Middelmatige activiteit
▪ Afbraak van glycogeen in glucose
▪ Glycolyse van glucose
o Piekactiviteit
▪ Anaerobe afbraak van glucose
▪ Productie van melkzuur