In de toekomst zullen de vergunningprocedures worden opgenomen in de Omgevingswet.
Instrumenten in het bestuursrecht
-Wetten
-Beleidsregels
-Plannen
-Beschikkingen
Structuurvisie
deze geeft de grote lijn aan, dus op lange termijn in grote lijnen het beleid wat ze zouden
willen, maar dit is niet rechtstreeks bindend. Dus als je een vergunning aangevraagd wordt
dat niet rechtstreeks hieraan getoetst. Het bestuursorgaan is verplicht een structuurvisie te
hebben voor het hele grondgebied. Daarnaast mogen er structuurvisie zijn voor delen van
het gebied.
Rijk: art. 2.3 Wro
Provincie: art. 2.2 Wro
Gemeente: art. 2.1 Wro
In een structuurvisie moet worden aangegeven in welke mate burgers betrokken zijn bij het
opstellen ervan (art. 2.1.1 Bro).
De kennisgeving van de structuurvisie moet via het huis-aan-huisblad (art. 1.3.1 Wro).
Er kunnen eventueel ook nog dingen zijn geregeld via een inspraakverordening.
Bestemmingsplan
Dit is rechtstreeks bindend, vergunningaanvragen worden hieraan getoetst. Het
bestemmingsplan is geregeld in art. 3.1 Wro.
Er moet verplicht een bestemmingsplan worden opgesteld voor het hele grondgebied (art.
3.1 lid 1 Wro). Daarnaast zijn er ook plannen voor een deel van het gebied mogelijk.
Een bestemmingsplan is 10 jaar geldig (art. 3.1 lid 4 Wro), wel kan het bestemmingsplan
worden verlengd als er niets is veranderd (art. 3.1 lid 3 Wro).
De materiële vereisten, dus wat moet, kan, mag worden geregeld staat in de Wro.
De formele eisen: hoe en waar wordt is plan geregeld staat in de Bro (art. 3.37 Wro zegt dit).
Inhoud bestemmingsplan
In een bestemmingsplan staan:
-Verbeelding: dit is de kaart, deze is juridisch bindend (art. 1.2.1 lid 2 Bro).
-Regels: deze zijn ook juridisch bindend, dit zijn vaak definities (art. 3.1 lid 1 Wro, 3.1.3 Bro,
3.1.2 Bro, 3.2.1-3.2.4 Bro).
-Toelichting: dit is een toelichting, niet juridisch bindend en hier wordt dus ook niet aan
getoetst (art. 3.1.6 Bro).
Een van de regels is het overgangsrecht (art. 3.2.1 en 3.2.2 Bro). Dit wordt gebruikt als het
bestemmingsplan wijzigt, waardoor de bestemming van jouw grond veranderd. Er moet dan
overgangsrecht worden opgenomen. Je moet hierover dus regels uit het bestemmingsplan
kunnen halen.
Ladder van duurzame verstedelijking (art. 3.1.6 lid 2 Bro)
Een toelichting die nieuwe stedelijke ontwikkeling (definitie zie art. 1.1.1 lid 1 sub i Bro)
mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling en indien
buiten het stedelijk gebied (buiten bebouwde kom) moet er staan waarom niet binnen het
stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.
Dus buiten het stedelijk gebied geldt een uitgebreide motiveringsplicht.