1. Financiële analyse + regulering
Sleutelvariabelen Sleutelindicatoren
+ opbrengsten/inkomsten 1. Courante OF totale nettowinst/EV
Rentewinst (uit intermediatie) = ROE, totale rendabiliteit
Diverse inkomsten courant of totaal
- uitgave/kosten algemeen
Personeel, overige = algemene kosten
Afschrijvingen, waardeverminderingen 2. Rentewinst/balanstotaal (specifiek bank)
(gebouwen en kredieten) = rentemarge
Belastingen = rendabiliteit intermediatie-activiteit
= courante nettowinst
+/- uitzonderlijk resultaat 3. Algemene kosten/opbrengsten
(bv: verkoop dochterbedrijf) = kostendruk (efficiëntie)
= totale nettowinst percentage van de opbrengsten die opgaan
aan de algemene kosten
Eigen vermogen, balanstotaal hoe lager, hoe efficiënter
4. EV/balanstotaal
= solvabiliteit
Sleutelindicator 1: Rendabiliteit
- Rentemarge = rentewinst/gemiddeld balanstotaal
transformatiemarge, commerciële marge activa, commerciële marge passiva
- Rendement op eigen vermogen = ROE = nettowinst/gemiddeld eigen vermogen
totaal of courant berekenen
OPM: gedeeld door ‘gemiddelde’ in noemer
- Berekeningen over een jaar
- Rentewinst realiseert bank elke dag som alle rentewinsten = stroomvariabelen (enkel te
definiëren over een bepaalde periode)
- Noemer: gemiddelde van het balanstotaal van dat jaar (=werkmiddelen van dat jaar)
= voorraadvariabele gemiddelde balanstotaal begin en einde boekjaar
(gemiddelde dagelijks balanstotaal bepalen praktisch niet mogelijk)
Rentewinst = stroomvariabele Nettowinst = stroomvariabele
Balanstotaal = voorraadvariabele EV = voorraadvariabele