100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
HC 2 Inleiding Fiscaal Recht $4.59   Add to cart

Class notes

HC 2 Inleiding Fiscaal Recht

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Omvat Hoorcollege 2 van het vak Inleiding Fiscaal Recht aan de EUR in Bachelor Jaar 1.

Preview 2 out of 8  pages

  • November 2, 2023
  • 8
  • 2019/2020
  • Class notes
  • -
  • College 2
avatar-seller
HOORCOLLEGE 2
Winst uit onderneming en omzetbelasting
Systematiek IB toegespitst op winst uit onderneming
- Subject:
Art. 1.1 IB: alleen natuurlijke personen kunnen subject xijn voor de inkomstenbelasting
Art. 2.1 IB: twee soorten belastingplichtigen, enerzijds personen die in Nederland wonen en anderzijds
personen die in het buitenland wonen


- Object
Art. 2.3 IB: geven de 3 boxen aan. Dus over welk inkomen je belasting moet betalen.
Art. 2.4 IB: zegt hoe je de verschillende soorten inkomens moet bepalen. → Via 2.4 kom je in artikel 3.1
Art. 3.1 IB: geeft een overzicht van het belastbaar inkomen uit werk en woning.


- Tarief
Art. 2.10: Het tarief voor werk en woning.


- Volgorde (in welke volgorde wordt geheven)
Art. 2.14: geeft de rangorde binnen het inkomen vanuit werk en woning.


- Wat voor soort belasting is inkomstenbelasting?
Een aangiftebelasting of een aanslagbelasting?
Art. 9.1: inkomstenbelasting is een aanslagbelasting, betekent dat de belastingschuld wordt geformaliseerd
door de inspecteur. Moet wel aangifte worden gedaan, maar dat is alleen een hulpmiddel.
 Stel dat de aanslag later toch te laag is, dan kan de inspecteur navorderen. Dat staat in de AWR,
regels over het navorderen zijn hetzelfde voor iedere belasting. Dit is te vinden in art. 16 AWR. Dit
artikel zegt dat je niet zomaar mag navorderen als inspecteur, daar zitten eisen aan vast:
o Het moet gaan om een nieuw feit. Dus bij het vaststellen van aanslag kon de inspecteur het
nog niet weten
o Als belastingplichtige te kwader trouw is.
o Een redelijkerwijs kenbare fout.
Bij deze 3 vereisten geeft lid 3 nog een extra vereiste: dat is dat er een termijn aan vast zit.


Extra inzoomen op het ‘subject’ uit winst uit onderneming
We weten dat het volgens art. 1.1 IB een natuurlijk persoon moet zijn, maar natuurlijk niet ieder natuurlijk
persoon geniet van een winst uit onderneming.


Art. 3.2 IB: belastbare winst uit onderneming is het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige
als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen.


Art. 3.4 IB: geeft definitie van het begrip ondernemer uit art. 3.2 → “De belastingplichtige voor rekening van wie
een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die
onderneming.”
- Er zitten vereisten aan “onderneming”:
 Het mag niet een incidentele onderneming zijn
 Het moet arbeid en kapitaal verrichten.
 Om een onderneming te hebben moet je deelnemen aan het economische verkeer.
 Daarnaast moet de onderneming een oogmerk hebben om winst te maken. → Niet alleen het
subjectieve oogmerk, maar ook het objectieve te verwachten.

, Uit art. 3.4 IB: “rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen”
- Dit is een civielrechtelijke toets
- Je bent dus als ondernemer zelf aansprakelijk voor de schuld en je hele vermogen staat daardoor in
beschikking, dus je privévermogen en je vermogen in je bedrijf.
- De enige vorm waarbij je niet rechtstreek verbonden bent voor verbintenissen, maar wel nog een
ondernemer bent is de commanditair vennoot
- Je wordt geen ondernemer, omdat je partner ondernemer is. Dus via het huwelijksvermogensrecht ben
je als partner niet verbonden.


Art. 3.3 IB: 2e categorie van genieters uit een winstonderneming. → “Anders dan als ondernemer of
aandeelhouder, als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming geniet uit een of meer
ondernemingen”
- Een medegerechtigde zijn niet rechtstreeks verbonden voor een verbintenis.
- Er zijn verschillen tussen een ondernemer en een medegerechtigde, deze verschillen staan in de
ondernemersfaciliteiten.


Hoe weet je nou of een bepaalde faciliteit alleen voor de ondernemer is of ook voor de
medegerechtigde?
- Dat staat in het artikel zelf duidelijk aangegeven
- Bijvoorbeeld art. 3.41 IB: “en de belastingplichtige” → Dit is dus een medegerechtigde en een
ondernemer. Hierbij geldt dus dat de investeringsaftrek voor beiden is.
- Maar bijvoorbeeld art. 3.42 IB: “die de ondernemer” → Dit is dus alleen een ondernemer. Hierbij geldt
dus dat de energie-investeringsaftrek alleen voor de ondernemer geldt en dus niet voor de
medegerechtigde.


Ondernemersfaciliteiten:
- Art. 3.6 IB: geeft een definitie voor een urencriterium → dit geeft aan dat je een x aantal uren moet
hebben gewerkt aan een onderneming, omdat het anders niet geldt. → hierbij ook art. 3.76
- Art. 3.9 IB: de maximering van de verliesneming. Dus het verlies mag niet te hoog zijn.


Wat is winst uit onderneming?
Art. 3.2/3.3 IB:
- Art. 3.8: geeft aan wat winst inhoudt: “Gezamenlijke voordelen onder welke naam en in welke vorm dan
ook verkregen uit een onderneming.” (Totaal winstbeginsel)
Dit artikel vertelt dus wat winst is.
 Je mag je onderneming drijven zoals jij wilt. Je hebt het recht om failliet te gaan, de inspecteur
mag niet op de stoel gaan zitten van de ondernemer. Er is alleen wel een uitzondering (dit is
dus geen hoofdregel, maar een uitzondering!!) → Cessna.
 De Cessna ging over dat de rechter zei: “geen weldenkend ondernemer zou die kosten maken”
 Dit is echt een uitzondering en dus niet de hoofdregel
 Voordelen in de zin van art. 3.8 zijn ook de kosten. Je moet elk vorm van vermogen etiketteren.


Vermogensetikettering:
Van ieder vermogen bepalen waar het voor wordt gebruikt. Bijvoorbeeld een kinderwagen is een verplicht
privévermogen, dus kan je geen winst uit halen. Maar als je bijvoorbeeld de toonbank van je winkel verkoopt
dan is het wel een verplicht ondernemingsvermogen.
- Verplicht privévermogen: stel een kinderwagen die je verkoopt, en daar dus winst uit maakt, dan is dit
geen voordeel uit de onderneming
- Verplicht ondernemingsvermogen: de broodjes die je dan verkoopt aan een toonbank, dit is wel een
voordeel uit de onderneming.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merle_1234. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.59. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.59
  • (0)
  Add to cart