Summary
Biologie Nectar H.12 Afweer Samenvatting
Samenvatting Biologie Nectar H.12 Afweer
[Show more]
Uploaded on
November 26, 2017
Number of pages
8
Written in
2016/2017
Type
Summary
nectar
afweer
biologie
samenvatting
h12
Institution
Secondary school
Level
VWO / Gymnasium
Course
Biologie
School year
102
All documents for this subject (5488)
$3.35
Added
Add to cart
Add to wishlist
100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached
Samenvatting biologie H.12 Afweer
12.2 Bescherming
Bacteriën zijn ééncellig zonder celkern, DNA ligt los in het grondplasma. Ingedeeld op
leefomgeving (aeroob of anaeroob), voedselherkomst (heterotroof of autotroof), celvorm
(bolletjes, staafjes) en celwandverschillen. Schadelijke bacteriën leven van organische
stoffen die ze uit hun omgeving opnemen om producten te maken waar je ziek van kan
worden.
Dekweefsels vormen een fysische barrière voor ziekteverwekkers en gevaarlijke stoffen,
bestaand uit nauw aaneensluitende cellen om het inwendige milieu van het uitwendige
milieu af te schermen. Door slijtage van de hoornlaag van de opperhuid verdwijnen de dode
cellen. De kiemlaag vullen ze weer aan.
De bruine kleur na zonnen is een beschermingsreactie tegen UV door een extra productie
van pigment door de melanocyten, dat zich ophoopt om de kern van de naburige cellen in
de kiemlaag en het DNA beschermt. Ook kan de opperhuid verdikken.
Je ademwegen en verteringsstelsel zijn aan de binnenkant bedekt met s lijmvlies. In dit
dekweefsel scheiden slijmbekercellen slijm af dat bacteriedodende stoffen bevat (kleeflaag).
In de luchtwegen zitten trilharen om het vervuilde slijm richting de keelholte te brengen om
het daarna in te slikken (dan in maag, pH 2 dus ze gaan dood).
12.3 Niet-specifieke afweer
Een virus is geen organisme maar genetisch materiaal met daaromheen een eiwitmantel
(met soms een membraan met eiwitten). Het hecht aan de receptormoleculen van de
gastheercel, die het virus opneemt via endocytose. Eenmaal binnen komt het erfelijke
materiaal vrij. Een virus kaapt een cel in je lichaam, het neemt de controle over die cel over,
en geeft opdracht om weer nieuwe virussen aan te maken. Bij griep veranderen de eiwitten
op de mantel zodat geheugencellen geen nut hebben.
Als een virus in het bloed komt is de tweede verdedigingslinie de n iet-specifieke afweer
(aspecifiek, a van alles), een opruimsysteem van witte bloedcellen en bloedeiwitten dat
lichaamsvreemde deeltjes onschadelijk maakt.
Complementeiwitten in het bloedplasma ruimen geïnfecteerde en vreemde cellen op. De
eiwitten van de bacterie zijn heel specifiek en werken als herkenningseiwitten voor je
afweersysteem: antigenen. Een aantal complementeiwitten vormt een eiwittengroep die aan
het oppervlak van de ziekteverwekker bindt en gaten in het celmembraan maakt zodat de
cel sterft. Ze hinderen het ook in de bewegingen en trekken de aandacht van witte
bloedcellen van de algemene afweer, macrofagen en dendritische cellen, die
ziekteverwekkers opruimen door het kapot te knippen. Al deze eiwitten samen vormen het
complementsysteem.
Er zijn veel verschillende witte bloedcellen om ziekteverwekkers te bestrijden, die ook in de
lymfe- en weefselvloeistof voorkomen. Ze worden in het rode beenmerg gemaakt, waar
stamcellen delen tot dochtercellen die zich differentiëren tot verschillende typen bloedcellen,
bijvoorbeeld granulocyten. Die hebben een veelvormige, niet ronde kern. In het
grondplasma zitten blaasjes met gifstoffen voor bacteriën, schimmels en parasieten. Ze
hebben enzymen om gevangen indringers te verteren. Als ze een ziekteverwekkers
ontdekken scheiden ze cytokinen af (signaalstoffen) die hechten aan de cellen van de
dichtstbijzijnde bloedvatwand en de plaats van de infectie markeren voor andere typen witte
, bloedcellen. Ze zorgen dat de spiercellen rond de slagaders ontspannen zodat er meer
bloed naar de infectie kom. De plek wordt rood en warm, een ontstekingsreactie. De ruimte
tussen de epitheelcellen van de haarvaten neemt toe zodat macrofagen en dendritische
cellen makkelijker bij de infectie komen. Macrofagen ruimen alles op wat lichaamsvreemd is
(celresten, bacteriën, oude rode bloedcellen) dmv fagocytose in een verteringsblaasje.
Enzymen verteren het deeltje. Dendritische cellen schakelen ziekteverwekkers uit met
geproduceerde stoffen. Na contact met een ziekteverwekker activeren ze cellen van de
specifieke afweer.
Antigenen zijn lichaamsvreemde stoffen(herkenningseiwitten), die verschillen per soort en
komen per individu in een andere combinatie voor. Elke cel van een organisme bezit
daarmee een identiek eiwitpaspoort. Ze zitten ook op bloedplaatjes en het celmembraan,
gekoppeld aan MHC-I moleculen, vlaggenstokken waaraan de cel allerlei vlaggen kan
hangen. Een door virus besmette cel koppelt virusantigenen aan zijn MHC-I moleculen.
Natural killercellen zijn witte bloedcellen die celmembranen van je lichaamscellen
controleren op lichaamsvreemde antigenen. Het schidt perforine af om gaten te maken in de
besmette lichaamscel, die leegloopt en sterft. Ze kunnen ook eiwitten uitscheiden die de
geïnfecteerde cel aanzet tot apoptose door het enzym DNase te activeren. Er breekt zoveel
DNA af dat de cel niet meer kan functioneren en sterft. Ze doden ook tumorcellen die
afwijkende eiwitten op hun celmembraan hebben.
Als de algemene afweer wordt geïnfecteerd wordt het afweersysteem niet gewaarschuwd.
12.4 Specifieke afweer
Fagocyten van de algemene afweer activeren cellen van de s pecifieke afweer. Voor elk
type ziekteverwekker zoeken de fagocyten een cel die erbij past.
Het lymfevatenstelsel bestaat uit lymfevaten gevuld met lymfevocht. L ymfeknopen zijn
opslagplaatsen voor niet-gedifferentieerde witte bloedcellen, l ymfocyten. Grote
lymfeknopen zijn je neus- en keelamandelen en de m ilt, die witte en rode bloedcellen
opslaat en bacteriën opruimt en oude rode bloedcellen afbreekt. B-lymfocyten gaan als
voorlopercellen van de beenmerg naar het lymfevatenstelsel. T-lymfocyten gaan naar de
thymus, een orgaan achter je borstbeen.Het celmembraan krijgt receptoren en ze worden
getest op het detecteren van lichaamsvreemde eiwitten. Als ze te slecht zijn gaan ze dood.
Als de fagocyt klaar is met het afbreken van de ziekteverwekker, dan plaatst hij zijn eiwitten
op het celmembraan van de ziekteverwekker dmv M HC-II moleculen. (alleen bij
macrofagen) Deze zijn alleen bij fagocyten. De fagocyt is een a ntigeenpresenterende cel
(APC), die een stukje van de ziekteverwekker presenteert (herkenningseiwit die
lichaamsvreemde stukjes presenteert).
Dit is meestal een dendritische cel, macrofagen blijven bij de infectie. De APC zoekt naar
geschikte T-helpercellen in de dichtstbijzijnde lymfeknoop. Degene die past op het antigeen
van de ziekteverwekker wordt geactiveerd tot delen met cytokinen. De kloon T-helpercellen
activeren B-cellen en cytotoxische T-cellen. Nu zijn de 3 typen lymfocyten actief tegen 1 type
ziekteverwekker, elk met een eigen taak.
Cytotoxische T-cellen doden net als natural killer cellen geïnfecteerde lichaamscellen. NK
cellen vernietigen alle lichaamscellen met vreemde antigenen aan hun MHC-I eiwitten, dus
niet alleen cellen die geïnfecteerd zijn door een virus of bacterie, maar ook tumorcellen. Ze
maken geen onderscheid tussen verschillende antigenen. Tc-cellen vernietigen alleen
lichaamscellen na het herkennen van het antigeen waartegen ze geactiveerd zijn