Medische kennis
Week 1
De student kan:
uitleggen hoe het proces van bevruchting plaatsvindt
De conceptie (bevruchting) komt tot stand wanneer een zaadcel een eicel
binnendringt. Een daarna worden twee haploïde setjes genetisch materiaal
gecombineerd tot een nieuwe unieke diploïde set. Maar voor het zover is, heeft de
zaadcel nog een hele weg af te leggen.
Bij de zaadlozing wordt ongeveer 3 ml sperma hoog in de vagina gedeponeerd.
Hoewel het aantal zaadcellen in 3 ml sperma zo’n 60 tot 600 miljoen bedraagt, is het
volumeaandeel relatief klein. Sperma bestaat grotendeels uit zaadvloeistof, zoals het
kliervocht genoemd wordt. De zaadcellen hebben een levensduur van vier tot zes
dagen en moeten gemeten vanaf de baarmoedermond ongeveer 15 cm afleggen.
Daar doen ze zo’n 12 tot 24 uur over. Ze bewegen zich in de richting van het minst
zure milieu. Daarbij worden ze geholpen door bepaalde afscheidingsproducten van
de baarmoederhals. Met behulp van hun zweepstaart zwemmen de zaadcellen vanuit
de uterusholte naar de eileiders. Slechts enkele honderden zaadcellen bereiken de
eicel, de rest gaat verloren. Na de ovulatie is de eicel maximaal twee dagen
vruchtbaar. Bevruchting vindt dan ook meestal boven in de eileider plaats.
Boven in de eileider ontmoet een zwerm zaadcellen de eicel. De eicel is omgeven
door een doorzichtige laag (zona pellucida), met daaromheen een laag follikelcellen
die de eicel van voedsel (suikers) voorzien. De zwerm zaadcellen dringt door de laag
follikelcellen heen en stort zich op de zona pellucida, die ze met behulp van de
enzymen en hun kopgedeelte proberen op te lossen. Terwijl ze samen te werk gaan
zal maar één zaadcel als eerste weten door te dringen. Vrijwel op het zelfde moment
dat deze binnendringt, verandert de zona pellucida in een ondoordringbare barrière,
zodat er niet nog meer zaadcellen binnenkomen. Vrijwel tegelijkertijd voltooit de eicel
de meiose 2. Eenmaal binnengedrongen verliest de zaadcel zijn staart, middenstuk
en hals. Het kopgedeelte zwelt wat op en de chromosomen worden zichtbaar.
Vervolgens versmelten beide kernen met elkaar en verenigt de set vaderlijke
chromosomen zich met de set moederlijke chromosomen. De eicel is bevrucht. De
bevruchte eicel is nu een eencellig embryo, die zygote genoemd wordt. Een nieuw
leven is begonnen.
Je bent zwanger vanaf de laatste keer dat je hebt gemenstrueerd. Na twee weken
komt er een ovulatie, waarbij de bevruchting plaatsvindt. Nu ben je dus eigenlijk echt
pas zwanger, maar je krijgt de eerste twee weken cadeau. De zygote begint met het
delen, eerst als cellen zonder differentiatie. Daarna als cellen met differentiatie.
Na 6 weken voel je een hartje kloppen.
De hormonen die bij zwangerschap komen kijken zijn Beta-HCG, oestrogeen en
progesteron. Beta-HCG kan zorgen voor de misselijkheid. Dit hormoon daalt tot 0 in
de derde trimester, maar oestrogeen en progesteron blijven stijgen. Uiteindelijk komt
de bevallen en dalen deze twee hormonen ook.
0-2 weken: laatste menstruatie tot ovulatie
2 weken: ovulatie dus conceptie
, Na 12 weken begint het tweede trimester. Dit trimester duurt tot de 24 e week. Het
kindje wordt nu foetus genoemd. In de 14 e week kun je het geslacht zien en in de
18e week kan het kindje bewegen.
Als het kindje in de 22 e week te vroeg wordt geboren, is er nog een kleine
kans op overleving. De 24 e week is de maximum voor abortus.
Na de 24e week begint het derde trimester. In de 35e week wordt de ligging van
het kindje gecontroleerd. Het kindje is a terme in de 37 e-42e week.
Je bent 38 weken zwanger, maar je krijgt 2 weken cadeau.
In je ovarium zitten de eicellen. Na 28 dagen komt ongeveer de eisprong, waardoor
de eicel klaar is voor bevruchting. De eicel komt bij de eisprong buiten de ovarium
(eierstok), in de buikholte van de vrouw. De tuba (eileider) pakt deze eicel op. Bij de
bevruchting komt de zaadcel bij de eicel. Deze gaan samen via de tuba naar de
uterus.
Stap 1: eicel bij ovulatie
Stap 2: bevruchting en activering oocyt (vrouwelijke gameet)
Stap 3: vorming pronucleus (voorkern) begint doordat de spermacel in het
cytoplasma wordt opgenomen
Stap 4: vorming spoelfiguur en voorbereiding op klievingsdeling
Stap 5: amfimixis (voortplanting) vindt plaats en de klievingsdeling begint
Stap 6: cytokinese begint.
HCG: humaan choriongonadotrofine. Hormoon wat je lichaam aanmaakt wanneer je
zwanger bent.
benoemen hoe in het eerste trimester de vroegste delingen, innesteling en
placentatie plaatsvinden
Vroegste delingen: Ongeveer 24 uur na de bevruchting ondergaat de zygote de
eerste mitose. Hierbij ontstaan twee cellen, die elk half zo groot zijn als de moedercel.
De dochtercellen blijven zo klein doordat er na de kerndeling geen cytoplasmagroei
plaatsvindt. Mitose zonder plasmagroei wordt klievingsdeling genoemd. Na
ongeveer 40 uur delen de twee cellen weer en ontstaan er vier, elk weer half zo
kleine cellen. Na nog twee delingen is er een massief bolletje van 16 cellen ontstaan.
Dit embryonale stadium wordt aangeduid met morula. Het embryo is nog steeds
omgeven door de zona pellucida en is ondertussen vanuit de eileider in de buurt van
de uterus aangeland.
Omstreeks de tijd dat de morula het lumen van de uterus bereikt, begint de zona
pellucida dunner te worden. Hierdoor dringt er van buitenaf vocht tussen de cellen
naar binnen. De intercellulaire ruimtes van de morula gaan vervolgens in elkaar over
en er ontstaat een centrale holte. Het vier tot vijf dagen oude embryo is nu een met
vocht gevuld blaasje, de zogeheten blastocyste (kiemblaasje). De centrale holte
wordt blastulaholte genoemd. De zona pellucida is verdwenen en aan één kant van
de blastocyste is een groepje cellen geconcentreerd. De cellen aan de binnenkant
van dit groepje zijn de eigenlijke kiemcellen; hieruit ontstaat de embryoblast, de
voorlopen van het embryo. De rest van de cellen van de blastocyste worden
trofoblastcellen genoemd. Het deel van de trofoblastcellen dat aan de embryoblast
grenst, heet de trofoblast. Hieruit ontwikkelt zich later de placenta.
Innesteling: het embryo is nu zo ver dat nidatie (innesteling) in het endometrium kan
plaatsvinden. Dat gebeurt ongeveer zes dagen na de bevruchting. De trofoblast
, maakt contact met het endometrium en na nog enkele dagen wordt de blastocyste er
volledig in opgenomen. Ondertussen vinden voortdurend celdelingen plaats en wordt
het embryo groter. Op ongeveer de achtste dag, wanneer de blastocyste al
gedeeltelijk in het endometrium is ingezonken, beginnen embryoblast en trofoblast
zich ieder op een specifieke manier te ontwikkelen. De cellen van de embryoblast
differentiëren zich in twee lagen die kiembladen worden genoemd. Het buitenste
kiemblad bestaat uit vrij hoge, cilindrische cellen en heet ectoderm. Het binnenste
kiemblad, dat uit kleinere cellen bestaat, het entoderm. Ectoderm en entoderm
vormen samen de kiemschijf. Tussen het ectoderm en de trofoblast ontstaat nu een
holte. Dit is de amnionholte, die enerzijds door ectodermcellen en anderzijds door de
zogenoemde amnioncellen wordt begrensd. Ondertussen groeit de trofoblast, vanaf
nu chorion genoemd, door de vorming van uitstulpingen, chorionvilli (chorionvlokken),
steeds verder het endometrium in. Tussen de chorionvilli bevinden zich veel holtes.
Deze zijn gevuld met vocht, dat door klieren in het endometrium gevormd wordt. In
het endometrium liggen de spiraalarteriën. Dit zijn kleine, spiraalvormige bloedvaten
van de moeder die zuurstofrijk en voedselrijk bloed aanvoeren. Zuurstof en
voedingsstoffen gaan vanuit het moederlijke bloed via trofoblastcellen en het vocht
tussen de chorionvilli naar de chorionholte. De chorionholte is een met vocht gevulde
holte die de amnionholte, kiemschijf en blastulaholte omgeeft. Via de chorionholte
diffunderen zuurstof en voedingsstoffen naar de kiemschijf. Aan de ene kant van de
kiemschijf wordt de aanleg van de hechtsteel zichtbaar; hieruit zal later de
navelstreng ontstaan. Het embryo is nu geheel omsloten door endometriumweefsel.
Eerste trimester (0-12 weken): de periode van embryonale en vroege foetale
ontwikkeling. Tijdens deze periode ontstaan alle belangrijke orgaanstelsels.
Embryonale ontwikkeling (0-8 weken): complexe en noodzakelijke processen. 40%
van de embryo’s overleeft deze periode. Gebruik van geneesmiddelen wordt
afgeraden. Het is een kritieke periode waar organen aangelegd worden. Foliumzuur
drinken om spina bifida te voorkomen
Klievingsdelingen: reeks celdelingen die onmiddellijk na de bevruchting beginnen.
hierbij worden genetische identieke dochtercellen gevormd die steeds kleiner worden
(blastomeren).
Gedurende de klievingsdeling wordt de zygote een pre-embryo. Het is nu een
bolletje cellen, en dit stadium heet de morula. Na 4-5 dagen gaat het embryo de
cavum utri in. Hierin krijgt het voeding, dit krijgen ze door de cellaag van de
blastomeren die zijn gevormd in een blastocyste. Als de blastocyste volledig is
ontwikkeld, maakt hij contact met het endometrium en op dat moment stoppen de
klievingsdelingen en begint de innesteling.
Innesteling (dag 7-10): de blastocyste hecht zich aan de bekleding van de uterus.
Tijdens de innesteling zijn er twee soorten cellen te onderscheiden:
1. de trofoblast: cellen die later de placenta en de vliezen zullen gaan vormen
2. embryoblast: cellen waaruit het kind zich zal ontwikkelen
Benoemen wat de ontwikkelingskenmerken van de foetus zijn in het tweede en
derde trimesters in de zwangerschap
Tweede trimester
Tijdens het tweede trimester groeit de foetus, omgeven door het amnion, sneller dan
de omringende placenta. Als het buitenste oppervlak van het amnion tegen het
binnenste oppervlak van het chorion aan ligt, vergroeien deze lagen. Het verder
ontwikkelen en groei van de organen staat centraal in het tweede trimester. Het
tweede trimester is van 3-6 maanden.
, Derde trimester
Tijdens het derde trimester zijn alle orgaanstelsel aangelegd en de meeste organen
zijn gereed om hun normale functies te vervullen. De groeisnelheid begint af te
nemen, maar de grootste absolute gewichtstoename vindt tijdens dit trimester plaats.
De foetus wordt ongeveer 2,6 kilo zwaarder en weegt bij de geboorte gemiddeld 3,2
kilo. Het derde trimster is van 6-9 maanden.
Tweede trimester (12-24 weken): vindt vooral de ontwikkeling van organen en
orgaanstelsels plaats tot deze bijna zijn volgroeid. De lichaamsverhouding van de
foetus veranderen, en tegen het einde van het tweede trimester is duidelijk een
menselijke vorm te herkennen,
Het derde trimester (24 weken-eind): wordt gekenmerkt door een snelle groei van de
foetus. Vroeg in het derde trimester worden de meeste van de belangrijkste
orgaanstelsels volledig functioneel. Een zuigeling die 1 of 2 maand te vroeg geboren
wordt, heeft een redelijke kans om te overleven.
beschrijven welke prenatale zorg wordt geboden door verloskundigen aan
zwangere vrouwen in Nederland. Inclusief de verschillende vormen van
prenatale screening
Tijdens de zwangerschap wordt onderzoek gedaan naar aangeboren afwijkingen. Het
doel van prenatale screening tijdens de zwangerschap is om (ernstig) aangeboren
afwijkingen vroegtijdig te diagnosticeren. Toekomstige ouders krijgen drie
screeningsonderzoeken aangeboden. De onderzoeken kunnen uitwijzen of er een
verhoogd risico is op een aangeboren afwijking.
De screeningsonderzoeken:
1. Bloedonderzoek. Al in het begin van de zwangerschap kan bloedonderzoek
worden gedaan naar antistoffen, resusfactor en infectieziekten waaronder
syfilis, hepatitis B of hiv. Deze ziekten zijn overdraagbaar op het kind.
Wanneer hiernaar tijdig onderzoek is gedaan, kan dit worden behandeld. Het
bloedonderzoek kost de ouders geen geld, dit wordt door de overheid betaald.
2. Niet-invasieve prenatale test (NIPT). Na bloedafname wordt het DNA in het
laboratorium onderzocht. Iedere zwangere vrouw mag een NIPT of een
combinatietest laten doen. De combinatietest, die uit bloedonderzoek en
nekplooimeting bestaat, was aanvankelijk alleen gericht op het
downsyndroom. De test is echter ook voorspellend voor andere aangeboren
afwijkingen zoals het edwards- en patausyndroom. Bij het vervolgonderzoek
kan men kiezen voor snel en gericht onderzoek, maar ook voor volledig
chromosoomonderzoek. De uitslag van de NIPT is nauwkeuriger dan die van
de combinatietest. Sinds 1 april 2017 mag iedere zwangere vrouw die dat wil
direct een NIPT laten doen. De NIPT is teeenwoordig het standaard aanbod in
plaats van invasieve onderzoeken, om het geen enkel risico met zich
meebrengt.
3. De twintigwekenecho. Dit is het structureel echoscopisch onderzoek
waarmee aangeboren afwijkingen kunnen worden opgemerkt, zoals een open
rug of open schedel, een waterhoofd, hartafwijkingen, een breuk of gat in het
middenrif, een breuk of gat in de buikwand, afwezigheid of afwijking van de
nieren of botten, afwijkingen van armen of benen. Verder wordt gekeken of het
kind goed groeit en of er voldoende vruchtwater is.
Week 1
De student kan:
uitleggen hoe het proces van bevruchting plaatsvindt
De conceptie (bevruchting) komt tot stand wanneer een zaadcel een eicel
binnendringt. Een daarna worden twee haploïde setjes genetisch materiaal
gecombineerd tot een nieuwe unieke diploïde set. Maar voor het zover is, heeft de
zaadcel nog een hele weg af te leggen.
Bij de zaadlozing wordt ongeveer 3 ml sperma hoog in de vagina gedeponeerd.
Hoewel het aantal zaadcellen in 3 ml sperma zo’n 60 tot 600 miljoen bedraagt, is het
volumeaandeel relatief klein. Sperma bestaat grotendeels uit zaadvloeistof, zoals het
kliervocht genoemd wordt. De zaadcellen hebben een levensduur van vier tot zes
dagen en moeten gemeten vanaf de baarmoedermond ongeveer 15 cm afleggen.
Daar doen ze zo’n 12 tot 24 uur over. Ze bewegen zich in de richting van het minst
zure milieu. Daarbij worden ze geholpen door bepaalde afscheidingsproducten van
de baarmoederhals. Met behulp van hun zweepstaart zwemmen de zaadcellen vanuit
de uterusholte naar de eileiders. Slechts enkele honderden zaadcellen bereiken de
eicel, de rest gaat verloren. Na de ovulatie is de eicel maximaal twee dagen
vruchtbaar. Bevruchting vindt dan ook meestal boven in de eileider plaats.
Boven in de eileider ontmoet een zwerm zaadcellen de eicel. De eicel is omgeven
door een doorzichtige laag (zona pellucida), met daaromheen een laag follikelcellen
die de eicel van voedsel (suikers) voorzien. De zwerm zaadcellen dringt door de laag
follikelcellen heen en stort zich op de zona pellucida, die ze met behulp van de
enzymen en hun kopgedeelte proberen op te lossen. Terwijl ze samen te werk gaan
zal maar één zaadcel als eerste weten door te dringen. Vrijwel op het zelfde moment
dat deze binnendringt, verandert de zona pellucida in een ondoordringbare barrière,
zodat er niet nog meer zaadcellen binnenkomen. Vrijwel tegelijkertijd voltooit de eicel
de meiose 2. Eenmaal binnengedrongen verliest de zaadcel zijn staart, middenstuk
en hals. Het kopgedeelte zwelt wat op en de chromosomen worden zichtbaar.
Vervolgens versmelten beide kernen met elkaar en verenigt de set vaderlijke
chromosomen zich met de set moederlijke chromosomen. De eicel is bevrucht. De
bevruchte eicel is nu een eencellig embryo, die zygote genoemd wordt. Een nieuw
leven is begonnen.
Je bent zwanger vanaf de laatste keer dat je hebt gemenstrueerd. Na twee weken
komt er een ovulatie, waarbij de bevruchting plaatsvindt. Nu ben je dus eigenlijk echt
pas zwanger, maar je krijgt de eerste twee weken cadeau. De zygote begint met het
delen, eerst als cellen zonder differentiatie. Daarna als cellen met differentiatie.
Na 6 weken voel je een hartje kloppen.
De hormonen die bij zwangerschap komen kijken zijn Beta-HCG, oestrogeen en
progesteron. Beta-HCG kan zorgen voor de misselijkheid. Dit hormoon daalt tot 0 in
de derde trimester, maar oestrogeen en progesteron blijven stijgen. Uiteindelijk komt
de bevallen en dalen deze twee hormonen ook.
0-2 weken: laatste menstruatie tot ovulatie
2 weken: ovulatie dus conceptie
, Na 12 weken begint het tweede trimester. Dit trimester duurt tot de 24 e week. Het
kindje wordt nu foetus genoemd. In de 14 e week kun je het geslacht zien en in de
18e week kan het kindje bewegen.
Als het kindje in de 22 e week te vroeg wordt geboren, is er nog een kleine
kans op overleving. De 24 e week is de maximum voor abortus.
Na de 24e week begint het derde trimester. In de 35e week wordt de ligging van
het kindje gecontroleerd. Het kindje is a terme in de 37 e-42e week.
Je bent 38 weken zwanger, maar je krijgt 2 weken cadeau.
In je ovarium zitten de eicellen. Na 28 dagen komt ongeveer de eisprong, waardoor
de eicel klaar is voor bevruchting. De eicel komt bij de eisprong buiten de ovarium
(eierstok), in de buikholte van de vrouw. De tuba (eileider) pakt deze eicel op. Bij de
bevruchting komt de zaadcel bij de eicel. Deze gaan samen via de tuba naar de
uterus.
Stap 1: eicel bij ovulatie
Stap 2: bevruchting en activering oocyt (vrouwelijke gameet)
Stap 3: vorming pronucleus (voorkern) begint doordat de spermacel in het
cytoplasma wordt opgenomen
Stap 4: vorming spoelfiguur en voorbereiding op klievingsdeling
Stap 5: amfimixis (voortplanting) vindt plaats en de klievingsdeling begint
Stap 6: cytokinese begint.
HCG: humaan choriongonadotrofine. Hormoon wat je lichaam aanmaakt wanneer je
zwanger bent.
benoemen hoe in het eerste trimester de vroegste delingen, innesteling en
placentatie plaatsvinden
Vroegste delingen: Ongeveer 24 uur na de bevruchting ondergaat de zygote de
eerste mitose. Hierbij ontstaan twee cellen, die elk half zo groot zijn als de moedercel.
De dochtercellen blijven zo klein doordat er na de kerndeling geen cytoplasmagroei
plaatsvindt. Mitose zonder plasmagroei wordt klievingsdeling genoemd. Na
ongeveer 40 uur delen de twee cellen weer en ontstaan er vier, elk weer half zo
kleine cellen. Na nog twee delingen is er een massief bolletje van 16 cellen ontstaan.
Dit embryonale stadium wordt aangeduid met morula. Het embryo is nog steeds
omgeven door de zona pellucida en is ondertussen vanuit de eileider in de buurt van
de uterus aangeland.
Omstreeks de tijd dat de morula het lumen van de uterus bereikt, begint de zona
pellucida dunner te worden. Hierdoor dringt er van buitenaf vocht tussen de cellen
naar binnen. De intercellulaire ruimtes van de morula gaan vervolgens in elkaar over
en er ontstaat een centrale holte. Het vier tot vijf dagen oude embryo is nu een met
vocht gevuld blaasje, de zogeheten blastocyste (kiemblaasje). De centrale holte
wordt blastulaholte genoemd. De zona pellucida is verdwenen en aan één kant van
de blastocyste is een groepje cellen geconcentreerd. De cellen aan de binnenkant
van dit groepje zijn de eigenlijke kiemcellen; hieruit ontstaat de embryoblast, de
voorlopen van het embryo. De rest van de cellen van de blastocyste worden
trofoblastcellen genoemd. Het deel van de trofoblastcellen dat aan de embryoblast
grenst, heet de trofoblast. Hieruit ontwikkelt zich later de placenta.
Innesteling: het embryo is nu zo ver dat nidatie (innesteling) in het endometrium kan
plaatsvinden. Dat gebeurt ongeveer zes dagen na de bevruchting. De trofoblast
, maakt contact met het endometrium en na nog enkele dagen wordt de blastocyste er
volledig in opgenomen. Ondertussen vinden voortdurend celdelingen plaats en wordt
het embryo groter. Op ongeveer de achtste dag, wanneer de blastocyste al
gedeeltelijk in het endometrium is ingezonken, beginnen embryoblast en trofoblast
zich ieder op een specifieke manier te ontwikkelen. De cellen van de embryoblast
differentiëren zich in twee lagen die kiembladen worden genoemd. Het buitenste
kiemblad bestaat uit vrij hoge, cilindrische cellen en heet ectoderm. Het binnenste
kiemblad, dat uit kleinere cellen bestaat, het entoderm. Ectoderm en entoderm
vormen samen de kiemschijf. Tussen het ectoderm en de trofoblast ontstaat nu een
holte. Dit is de amnionholte, die enerzijds door ectodermcellen en anderzijds door de
zogenoemde amnioncellen wordt begrensd. Ondertussen groeit de trofoblast, vanaf
nu chorion genoemd, door de vorming van uitstulpingen, chorionvilli (chorionvlokken),
steeds verder het endometrium in. Tussen de chorionvilli bevinden zich veel holtes.
Deze zijn gevuld met vocht, dat door klieren in het endometrium gevormd wordt. In
het endometrium liggen de spiraalarteriën. Dit zijn kleine, spiraalvormige bloedvaten
van de moeder die zuurstofrijk en voedselrijk bloed aanvoeren. Zuurstof en
voedingsstoffen gaan vanuit het moederlijke bloed via trofoblastcellen en het vocht
tussen de chorionvilli naar de chorionholte. De chorionholte is een met vocht gevulde
holte die de amnionholte, kiemschijf en blastulaholte omgeeft. Via de chorionholte
diffunderen zuurstof en voedingsstoffen naar de kiemschijf. Aan de ene kant van de
kiemschijf wordt de aanleg van de hechtsteel zichtbaar; hieruit zal later de
navelstreng ontstaan. Het embryo is nu geheel omsloten door endometriumweefsel.
Eerste trimester (0-12 weken): de periode van embryonale en vroege foetale
ontwikkeling. Tijdens deze periode ontstaan alle belangrijke orgaanstelsels.
Embryonale ontwikkeling (0-8 weken): complexe en noodzakelijke processen. 40%
van de embryo’s overleeft deze periode. Gebruik van geneesmiddelen wordt
afgeraden. Het is een kritieke periode waar organen aangelegd worden. Foliumzuur
drinken om spina bifida te voorkomen
Klievingsdelingen: reeks celdelingen die onmiddellijk na de bevruchting beginnen.
hierbij worden genetische identieke dochtercellen gevormd die steeds kleiner worden
(blastomeren).
Gedurende de klievingsdeling wordt de zygote een pre-embryo. Het is nu een
bolletje cellen, en dit stadium heet de morula. Na 4-5 dagen gaat het embryo de
cavum utri in. Hierin krijgt het voeding, dit krijgen ze door de cellaag van de
blastomeren die zijn gevormd in een blastocyste. Als de blastocyste volledig is
ontwikkeld, maakt hij contact met het endometrium en op dat moment stoppen de
klievingsdelingen en begint de innesteling.
Innesteling (dag 7-10): de blastocyste hecht zich aan de bekleding van de uterus.
Tijdens de innesteling zijn er twee soorten cellen te onderscheiden:
1. de trofoblast: cellen die later de placenta en de vliezen zullen gaan vormen
2. embryoblast: cellen waaruit het kind zich zal ontwikkelen
Benoemen wat de ontwikkelingskenmerken van de foetus zijn in het tweede en
derde trimesters in de zwangerschap
Tweede trimester
Tijdens het tweede trimester groeit de foetus, omgeven door het amnion, sneller dan
de omringende placenta. Als het buitenste oppervlak van het amnion tegen het
binnenste oppervlak van het chorion aan ligt, vergroeien deze lagen. Het verder
ontwikkelen en groei van de organen staat centraal in het tweede trimester. Het
tweede trimester is van 3-6 maanden.
, Derde trimester
Tijdens het derde trimester zijn alle orgaanstelsel aangelegd en de meeste organen
zijn gereed om hun normale functies te vervullen. De groeisnelheid begint af te
nemen, maar de grootste absolute gewichtstoename vindt tijdens dit trimester plaats.
De foetus wordt ongeveer 2,6 kilo zwaarder en weegt bij de geboorte gemiddeld 3,2
kilo. Het derde trimster is van 6-9 maanden.
Tweede trimester (12-24 weken): vindt vooral de ontwikkeling van organen en
orgaanstelsels plaats tot deze bijna zijn volgroeid. De lichaamsverhouding van de
foetus veranderen, en tegen het einde van het tweede trimester is duidelijk een
menselijke vorm te herkennen,
Het derde trimester (24 weken-eind): wordt gekenmerkt door een snelle groei van de
foetus. Vroeg in het derde trimester worden de meeste van de belangrijkste
orgaanstelsels volledig functioneel. Een zuigeling die 1 of 2 maand te vroeg geboren
wordt, heeft een redelijke kans om te overleven.
beschrijven welke prenatale zorg wordt geboden door verloskundigen aan
zwangere vrouwen in Nederland. Inclusief de verschillende vormen van
prenatale screening
Tijdens de zwangerschap wordt onderzoek gedaan naar aangeboren afwijkingen. Het
doel van prenatale screening tijdens de zwangerschap is om (ernstig) aangeboren
afwijkingen vroegtijdig te diagnosticeren. Toekomstige ouders krijgen drie
screeningsonderzoeken aangeboden. De onderzoeken kunnen uitwijzen of er een
verhoogd risico is op een aangeboren afwijking.
De screeningsonderzoeken:
1. Bloedonderzoek. Al in het begin van de zwangerschap kan bloedonderzoek
worden gedaan naar antistoffen, resusfactor en infectieziekten waaronder
syfilis, hepatitis B of hiv. Deze ziekten zijn overdraagbaar op het kind.
Wanneer hiernaar tijdig onderzoek is gedaan, kan dit worden behandeld. Het
bloedonderzoek kost de ouders geen geld, dit wordt door de overheid betaald.
2. Niet-invasieve prenatale test (NIPT). Na bloedafname wordt het DNA in het
laboratorium onderzocht. Iedere zwangere vrouw mag een NIPT of een
combinatietest laten doen. De combinatietest, die uit bloedonderzoek en
nekplooimeting bestaat, was aanvankelijk alleen gericht op het
downsyndroom. De test is echter ook voorspellend voor andere aangeboren
afwijkingen zoals het edwards- en patausyndroom. Bij het vervolgonderzoek
kan men kiezen voor snel en gericht onderzoek, maar ook voor volledig
chromosoomonderzoek. De uitslag van de NIPT is nauwkeuriger dan die van
de combinatietest. Sinds 1 april 2017 mag iedere zwangere vrouw die dat wil
direct een NIPT laten doen. De NIPT is teeenwoordig het standaard aanbod in
plaats van invasieve onderzoeken, om het geen enkel risico met zich
meebrengt.
3. De twintigwekenecho. Dit is het structureel echoscopisch onderzoek
waarmee aangeboren afwijkingen kunnen worden opgemerkt, zoals een open
rug of open schedel, een waterhoofd, hartafwijkingen, een breuk of gat in het
middenrif, een breuk of gat in de buikwand, afwezigheid of afwijking van de
nieren of botten, afwijkingen van armen of benen. Verder wordt gekeken of het
kind goed groeit en of er voldoende vruchtwater is.