Wijsbegeerte:
Inhoud:
● Oudheid
● Middeleeuwse filosofie
● Moderniteit
● Einde moderniteit
● Wetenschapsfilosofie
● Antropologie
● Hermeneutiek
Vooraf:
● Filosofie vertrekt vanuit verwondering
● Alles kan het voorwerp van verordening zijn
● ‘Waarom’ en ‘daarom’ versus de blik van een kind
Plato’s grot:
● Dagelijkse leefwereld wordt vergeleken met de grot
● Enkele mensen zitten vastgeketend tegen een muur
● Op vlakke wand die ze zien, vormen schaduwen
● Ze beschouwen die als enige ware werkelijkheid
● Één van grotbewoners wordt losgemaakt
● Wordt gedwongen om werkelijkheid te zien
● Hij probeert de rest enthousiasme op te wekken
= bevrijde grotbewoner - metafoor filosoof: hoogste mate op wereld betrokken en
gedachtegoed blijft door massa onbegrepen uit angst voor de gevolgen!
—> in filosofie is de verwondering het beginpunt en leidraad - in andere disciplines minder
belang.
Filosofie en ideologie:
● Filosofie is een wetenschap
—> iets beweren over werkelijkheid
—> technisch vocabularium
—> goede argumentatie steunt op bewering
● Verwondering overwinnen zonder te neutraliseren - blijft in het spel
—> open dat inzicht altijd opnieuw kan aangevochten worden
—> ruimte voor nieuwe kritiek en vragen
● Filosofie verschilt sterk van ideologie
—> ideologie is geheel van definitieve zekerheden
—> houdt vast aan status - is conservatief
Historiciteit van filosofie:
● Filosofie = afhankelijk van haar spatio - temporele context:
● Vragen en antwoorden veranderen constant
BV - Absurd om nog debat over slavernij te beginnen - consensus is bereikt, maar wel nog
op andere manieren (alle vormen?)
● Wezenlijk historisch - vragen en antwoorden als resultaat van bestaan context
(context beïnvloedt interpretatie van ervaring)
● Interpretatie = historisch bepaald
, ● Geschiedenis niet enkel reconstrueren gehistoriseerd object - ook historiciteit van
subject
DEEL 1 - LOTGEVALLEN FILOSOFISCHE RATIONALITEIT:
● Oudheid
● Middeleeuwen
● Moderniteit
● Einde van moderniteit
HOOFDSTUK 1 - DE OUDHEID
Oudheid:
● Van mythos naar logos
● Natuurfilosofen (Heraclitus en Parmenides)
● Ethiek (sofisten en Socrates)
● Systeembouwers (Plato en Aristoteles)
● Late oudheid (stoa, epicurisme, neoplatonisme)
Van mythos naar logos (1 - oudheid) - Het Griekse Wonder:
● De mythen als verklarend principe
● Mondeling doorgegeven
● Mythen beantwoorden op fundamentele vragen
● Door gebeurtenissen met goden en halfgoden
● Natuurkrachten, hemellichamen (etc) voorgesteld door antropomorfe goden
● Mythische mens leeft in universum waar werkelijkheid wordt voorgeschreven door
goddelijke wilsbeschikkingen
● De verklaringsmethode = niet - kritisch, normatief, legitimerend
—> niet - kritisch = geldigheid wordt niet in twijfel getrokken
—> normatief = waarom ze zo zien en waarom ze zo moeten zijn
—> legitimerend = bestaande wordt bevestigd en gelegitimeerd
In 6de eeuw: cultuurschok door contact vreemde volkeren - mondelinge cultuur gaat over
naar schriftelijke cultuur en plots kritiek op de mythe.
= de rede (logos - ratio): uit - leg, wordt als nieuw verklaringsprincipe ontdekt in Grieks
cultuurgebonden (ontstaan Westerse wijsbegeerte).
● Contact vreemde volkeren door kolonisatie en handel
● Drang naar codificatie, standaardisering (naar schrijfcultuur)
Mythos —> mytho - logie —> logos
Gevolgen invoer logos:
● Desacralisering (antropomorfe goden verhuizen naar Olympos - bovennatuurlijke
plaats)
● Theoria (weten omwille van het weten - zoeken naar verklaringen adhv onderzoek)
De natuurfilosofen (2 - oudheid):
, ● Filosofie ontstaat als natuurfilosofie
● De eerste filosofen = natuurfilosofen
● Na desacralisering - nood om echte natuurverklaringen te zoeken
● De natuur (phusis) gezien als organisme dat zichzelf in stand houdt
(gedesacraliseerde natuur)
● Natuur moet worden verklaard met onderdelen van natuur
● Orde op natuur op rationele manier te verklaren door kosmos
● Kosmologie - kosmos (sieraad) is rationeel geordende logos
● Kosmos - sieraad - opsmuk = kosmo - logie
● Verklaringsmodel natuurfilosofen = materialistisch - gaan op zoek naar oerstof
waaruit werkelijkheid is ontstaan
HERACLITUS (NATUURFILOSOOF - 6DE EEUW vC):
● ‘Alles vloeit - niets is blijvend’
● Filosoof van het worden
● De wereld is onderhevig aan een permanente flux
● Door voortdurende verandering kan wereld als kosmos bestaan
● ‘Oorlog is de vader van alle dingen’
● Harmonie van kosmos niet in neutraliseren tegenstellingen
● Harmonie van kosmos in spanning tussen tegengestelden
● Conflict is dus constitutief
= kosmos - resultaat steeds verschuilend evenwicht bewegende krachten.
PARMENIDES (NATUURFILOSOOF - 6DE EEUW vC):
● Filosoof van het zijn
● ‘Dat het is, en dat het onmogelijk is dat het niet is’ (1)
● ‘Het zijnde is, het niet - zijnde is niet’ (2)
● God gaf hem 2 wegen om tussen te kiezen
● Beide wegen zijn onverzoenbaar (God)
● Stervelingen denken dat beide wegen tegelijk open liggen (God)
● Hij kiest eerste weg
● Weg van het zijn en de logos
● Wanneer we spreken over of denken aan iets - impliceert dat het voorwerp op die
manier moet bestaan en dus tot zijnde behoort
● Zijnde als eeuwig en onvergankelijk
● Zijnde als ondeelbaar
● Zijnde als onbeweeglijk en begrensd
● Zijnde als volmaakt
● Zijnde als bolvormig
Eeuwig en —> Kan niet ontstaan - dit zou betekenen dat het uit iets anders
onvergankelijk moet ontstaan - en het dus al bestaat.
—> Kan niet vergaan, want kan zichzelf niet opheffen of veranderen
- dan zou het in bepaald opzicht niet zijn.
Ondeelbaar —> Geen gradaties in het zijn.
—> In de hoedanigheid als zijnde is alles identiek.
, Onbeweeglijk en Absoluut gescheiden van het niet - zijnde.
begrensd
Volmaakt —> Niet het resultaat van een wordingsproces.
—> Kan niet verder evolueren tot iets.
Bolvormig —> Overal identiek
Parmenides past in grote mate abstractie toe maar zijnde blijft
materialistisch - Aristoteles geeft aan dat zijn analyse niet
Kritiek op Parmenides behoort tot fysica maar tot metafysica.
van Aristoteles —> fysica = studie van veranderlijke werkelijkheid
—> metafysica = studie onveranderlijke principes waaraan
veranderlijke werkelijkheid beantwoordt
Het ontstaan van ethiek (3 - oudheid):
● Desacralisering en kritiek op mythe doen traditioneel samenlevingsverband wankelen
● Ontstaan spanningen tussen natuur (phusis) en cultuur (nomos):
● Athene wordt een democratie (6de eeuw vC)
● Bloedwraak wordt verboden (7de eeuw vC) = codificatie strafrecht
● Atheense familieclans (phulai) worden vervangen door geografische districten
(dèmoi).
● Veranderingen maatschappij leidden tot ethisch vacuüm
De sofisten (3 - oudheid):
● Ontstaan in ethisch vacuüm
● Rondtrekkende leraren die vorming kennis aanreiken
● Om eigen handelen te legitimeren
● Gelijk krijgen is belangrijker dan gelijk hebben
● Onderwijzen retoriek en kunst van disputeren
● Herleiden logos tot puur machtsmiddel in vorm van monoloog
● Logos —> mono - loog
Opportunisme versus gefundeerd relativisme:
● Sofisten worden gezien als opportunisten
● Uitzonderingen (Protagoras) gezien als gefundeerd relativisten
Sofisme leidt tot kloof tussen kennis en wijsheid - Socrates verzet zich!
SOCRATES (ETHISCH INTELLECTUALISME - 5DE EEUW vC)
● ‘Deugd is gelijk aan inzicht’
● Spreekbuis van Plato
● Moreel handelen moet gebaseerd zijn op inzicht
● Logos mag geen machtsmiddel zijn maar plaats waar inzicht, waarheid en deugd tot
stand komen
● Laat zich slechts overtuigen obv inzicht in de waarheid
Inhoud:
● Oudheid
● Middeleeuwse filosofie
● Moderniteit
● Einde moderniteit
● Wetenschapsfilosofie
● Antropologie
● Hermeneutiek
Vooraf:
● Filosofie vertrekt vanuit verwondering
● Alles kan het voorwerp van verordening zijn
● ‘Waarom’ en ‘daarom’ versus de blik van een kind
Plato’s grot:
● Dagelijkse leefwereld wordt vergeleken met de grot
● Enkele mensen zitten vastgeketend tegen een muur
● Op vlakke wand die ze zien, vormen schaduwen
● Ze beschouwen die als enige ware werkelijkheid
● Één van grotbewoners wordt losgemaakt
● Wordt gedwongen om werkelijkheid te zien
● Hij probeert de rest enthousiasme op te wekken
= bevrijde grotbewoner - metafoor filosoof: hoogste mate op wereld betrokken en
gedachtegoed blijft door massa onbegrepen uit angst voor de gevolgen!
—> in filosofie is de verwondering het beginpunt en leidraad - in andere disciplines minder
belang.
Filosofie en ideologie:
● Filosofie is een wetenschap
—> iets beweren over werkelijkheid
—> technisch vocabularium
—> goede argumentatie steunt op bewering
● Verwondering overwinnen zonder te neutraliseren - blijft in het spel
—> open dat inzicht altijd opnieuw kan aangevochten worden
—> ruimte voor nieuwe kritiek en vragen
● Filosofie verschilt sterk van ideologie
—> ideologie is geheel van definitieve zekerheden
—> houdt vast aan status - is conservatief
Historiciteit van filosofie:
● Filosofie = afhankelijk van haar spatio - temporele context:
● Vragen en antwoorden veranderen constant
BV - Absurd om nog debat over slavernij te beginnen - consensus is bereikt, maar wel nog
op andere manieren (alle vormen?)
● Wezenlijk historisch - vragen en antwoorden als resultaat van bestaan context
(context beïnvloedt interpretatie van ervaring)
● Interpretatie = historisch bepaald
, ● Geschiedenis niet enkel reconstrueren gehistoriseerd object - ook historiciteit van
subject
DEEL 1 - LOTGEVALLEN FILOSOFISCHE RATIONALITEIT:
● Oudheid
● Middeleeuwen
● Moderniteit
● Einde van moderniteit
HOOFDSTUK 1 - DE OUDHEID
Oudheid:
● Van mythos naar logos
● Natuurfilosofen (Heraclitus en Parmenides)
● Ethiek (sofisten en Socrates)
● Systeembouwers (Plato en Aristoteles)
● Late oudheid (stoa, epicurisme, neoplatonisme)
Van mythos naar logos (1 - oudheid) - Het Griekse Wonder:
● De mythen als verklarend principe
● Mondeling doorgegeven
● Mythen beantwoorden op fundamentele vragen
● Door gebeurtenissen met goden en halfgoden
● Natuurkrachten, hemellichamen (etc) voorgesteld door antropomorfe goden
● Mythische mens leeft in universum waar werkelijkheid wordt voorgeschreven door
goddelijke wilsbeschikkingen
● De verklaringsmethode = niet - kritisch, normatief, legitimerend
—> niet - kritisch = geldigheid wordt niet in twijfel getrokken
—> normatief = waarom ze zo zien en waarom ze zo moeten zijn
—> legitimerend = bestaande wordt bevestigd en gelegitimeerd
In 6de eeuw: cultuurschok door contact vreemde volkeren - mondelinge cultuur gaat over
naar schriftelijke cultuur en plots kritiek op de mythe.
= de rede (logos - ratio): uit - leg, wordt als nieuw verklaringsprincipe ontdekt in Grieks
cultuurgebonden (ontstaan Westerse wijsbegeerte).
● Contact vreemde volkeren door kolonisatie en handel
● Drang naar codificatie, standaardisering (naar schrijfcultuur)
Mythos —> mytho - logie —> logos
Gevolgen invoer logos:
● Desacralisering (antropomorfe goden verhuizen naar Olympos - bovennatuurlijke
plaats)
● Theoria (weten omwille van het weten - zoeken naar verklaringen adhv onderzoek)
De natuurfilosofen (2 - oudheid):
, ● Filosofie ontstaat als natuurfilosofie
● De eerste filosofen = natuurfilosofen
● Na desacralisering - nood om echte natuurverklaringen te zoeken
● De natuur (phusis) gezien als organisme dat zichzelf in stand houdt
(gedesacraliseerde natuur)
● Natuur moet worden verklaard met onderdelen van natuur
● Orde op natuur op rationele manier te verklaren door kosmos
● Kosmologie - kosmos (sieraad) is rationeel geordende logos
● Kosmos - sieraad - opsmuk = kosmo - logie
● Verklaringsmodel natuurfilosofen = materialistisch - gaan op zoek naar oerstof
waaruit werkelijkheid is ontstaan
HERACLITUS (NATUURFILOSOOF - 6DE EEUW vC):
● ‘Alles vloeit - niets is blijvend’
● Filosoof van het worden
● De wereld is onderhevig aan een permanente flux
● Door voortdurende verandering kan wereld als kosmos bestaan
● ‘Oorlog is de vader van alle dingen’
● Harmonie van kosmos niet in neutraliseren tegenstellingen
● Harmonie van kosmos in spanning tussen tegengestelden
● Conflict is dus constitutief
= kosmos - resultaat steeds verschuilend evenwicht bewegende krachten.
PARMENIDES (NATUURFILOSOOF - 6DE EEUW vC):
● Filosoof van het zijn
● ‘Dat het is, en dat het onmogelijk is dat het niet is’ (1)
● ‘Het zijnde is, het niet - zijnde is niet’ (2)
● God gaf hem 2 wegen om tussen te kiezen
● Beide wegen zijn onverzoenbaar (God)
● Stervelingen denken dat beide wegen tegelijk open liggen (God)
● Hij kiest eerste weg
● Weg van het zijn en de logos
● Wanneer we spreken over of denken aan iets - impliceert dat het voorwerp op die
manier moet bestaan en dus tot zijnde behoort
● Zijnde als eeuwig en onvergankelijk
● Zijnde als ondeelbaar
● Zijnde als onbeweeglijk en begrensd
● Zijnde als volmaakt
● Zijnde als bolvormig
Eeuwig en —> Kan niet ontstaan - dit zou betekenen dat het uit iets anders
onvergankelijk moet ontstaan - en het dus al bestaat.
—> Kan niet vergaan, want kan zichzelf niet opheffen of veranderen
- dan zou het in bepaald opzicht niet zijn.
Ondeelbaar —> Geen gradaties in het zijn.
—> In de hoedanigheid als zijnde is alles identiek.
, Onbeweeglijk en Absoluut gescheiden van het niet - zijnde.
begrensd
Volmaakt —> Niet het resultaat van een wordingsproces.
—> Kan niet verder evolueren tot iets.
Bolvormig —> Overal identiek
Parmenides past in grote mate abstractie toe maar zijnde blijft
materialistisch - Aristoteles geeft aan dat zijn analyse niet
Kritiek op Parmenides behoort tot fysica maar tot metafysica.
van Aristoteles —> fysica = studie van veranderlijke werkelijkheid
—> metafysica = studie onveranderlijke principes waaraan
veranderlijke werkelijkheid beantwoordt
Het ontstaan van ethiek (3 - oudheid):
● Desacralisering en kritiek op mythe doen traditioneel samenlevingsverband wankelen
● Ontstaan spanningen tussen natuur (phusis) en cultuur (nomos):
● Athene wordt een democratie (6de eeuw vC)
● Bloedwraak wordt verboden (7de eeuw vC) = codificatie strafrecht
● Atheense familieclans (phulai) worden vervangen door geografische districten
(dèmoi).
● Veranderingen maatschappij leidden tot ethisch vacuüm
De sofisten (3 - oudheid):
● Ontstaan in ethisch vacuüm
● Rondtrekkende leraren die vorming kennis aanreiken
● Om eigen handelen te legitimeren
● Gelijk krijgen is belangrijker dan gelijk hebben
● Onderwijzen retoriek en kunst van disputeren
● Herleiden logos tot puur machtsmiddel in vorm van monoloog
● Logos —> mono - loog
Opportunisme versus gefundeerd relativisme:
● Sofisten worden gezien als opportunisten
● Uitzonderingen (Protagoras) gezien als gefundeerd relativisten
Sofisme leidt tot kloof tussen kennis en wijsheid - Socrates verzet zich!
SOCRATES (ETHISCH INTELLECTUALISME - 5DE EEUW vC)
● ‘Deugd is gelijk aan inzicht’
● Spreekbuis van Plato
● Moreel handelen moet gebaseerd zijn op inzicht
● Logos mag geen machtsmiddel zijn maar plaats waar inzicht, waarheid en deugd tot
stand komen
● Laat zich slechts overtuigen obv inzicht in de waarheid