Bedrijfseconomie hoofdstuk 4, cost accounting
Constante en variabele kosten.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen constante (vaste) en variabele kosten.
Wanneer de productieomvang stijgt, nemen de kosten toe.
Constante kosten de kosten die een structureel karakter hebben en die binnen bepaalde grenzen
niet reageren op veranderingen in de bedrijfsdrukte.
- Huur, afschrijvingen, rentekosten en verzekeringskosten.
Variabele kosten zijn afhankelijk van de bedrijfsdrukte: bij toename van de bedrijfsdrukte zullen de
variabele kosten stijgen, bij afname van de drukte zullen ze dalen.
- Extra grondstofkosten of arbeid.
Er kan veel variabiliteit in de kosten zijn. Dit komt naar voren in het onderscheid tussen:
- Proportioneel variabele kosten
- Degressief variabele kosten
- Progressief variabele kosten
- Trapsgewijs variabele kosten
Proportioneel variabele kosten zijn kosten die rechtevenredig variëren met de omvang van de
productie.
- Per product blijven deze variabele kosten gelijk.
Degressief variabele kosten de kosten nemen in verhouding minder sterk toe dan de
productiehoeveelheid.
- Bij een grotere afname van grondstoffen wordt korting gegeven, de grondstofprijs en de
kosten dalen.
Progressief variabele kosten tegengesteld aan degressief variabele kosten: de kosten nemen
verhoudingsgewijs juist meer toen.
- Dit is het geval bij zeer hoge bedrijfsdrukte, door overwerk ontstaan relatief hoge
arbeidskosten.
Trapsgewijs variabele kosten de variabele kosten veranderen met sprongen omdat middelen
beperkt of niet deelbaar zijn. De middelen zijn niet in de gewenste hoeveelheid beschikbaar.
Homogene en heterogene productie.
Homogene productie wanneer een onderneming één product maakt.
- Alle gemaakte kosten worden toegerekend aan dat ene product.
- Er is een rechtstreeks verband tussen de kosten en het product.
- De kosten kunnen per productieperiode worden opgesteld, omdat er slechts één product
wordt gemaakt.
Methode om de kostprijs bij homogene productie te berekenen = deelcalculatie.
- Er wordt per productieperiode gekeken hoeveel de totale kosten zijn en hoe groot de
productie is geweest.
- Kosten / aantal producten = kostprijs per product.
Heterogene productie wanneer een onderneming meerdere producten produceert, omdat het
risicovol is om van één product afhankelijk te zijn.
Constante en variabele kosten.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen constante (vaste) en variabele kosten.
Wanneer de productieomvang stijgt, nemen de kosten toe.
Constante kosten de kosten die een structureel karakter hebben en die binnen bepaalde grenzen
niet reageren op veranderingen in de bedrijfsdrukte.
- Huur, afschrijvingen, rentekosten en verzekeringskosten.
Variabele kosten zijn afhankelijk van de bedrijfsdrukte: bij toename van de bedrijfsdrukte zullen de
variabele kosten stijgen, bij afname van de drukte zullen ze dalen.
- Extra grondstofkosten of arbeid.
Er kan veel variabiliteit in de kosten zijn. Dit komt naar voren in het onderscheid tussen:
- Proportioneel variabele kosten
- Degressief variabele kosten
- Progressief variabele kosten
- Trapsgewijs variabele kosten
Proportioneel variabele kosten zijn kosten die rechtevenredig variëren met de omvang van de
productie.
- Per product blijven deze variabele kosten gelijk.
Degressief variabele kosten de kosten nemen in verhouding minder sterk toe dan de
productiehoeveelheid.
- Bij een grotere afname van grondstoffen wordt korting gegeven, de grondstofprijs en de
kosten dalen.
Progressief variabele kosten tegengesteld aan degressief variabele kosten: de kosten nemen
verhoudingsgewijs juist meer toen.
- Dit is het geval bij zeer hoge bedrijfsdrukte, door overwerk ontstaan relatief hoge
arbeidskosten.
Trapsgewijs variabele kosten de variabele kosten veranderen met sprongen omdat middelen
beperkt of niet deelbaar zijn. De middelen zijn niet in de gewenste hoeveelheid beschikbaar.
Homogene en heterogene productie.
Homogene productie wanneer een onderneming één product maakt.
- Alle gemaakte kosten worden toegerekend aan dat ene product.
- Er is een rechtstreeks verband tussen de kosten en het product.
- De kosten kunnen per productieperiode worden opgesteld, omdat er slechts één product
wordt gemaakt.
Methode om de kostprijs bij homogene productie te berekenen = deelcalculatie.
- Er wordt per productieperiode gekeken hoeveel de totale kosten zijn en hoe groot de
productie is geweest.
- Kosten / aantal producten = kostprijs per product.
Heterogene productie wanneer een onderneming meerdere producten produceert, omdat het
risicovol is om van één product afhankelijk te zijn.