20.1 Nieren
De nieren (renes) hebben de taak afvalstoffen uit het bloed te verwijderen, de juiste samenstelling
van het bloed te controleren en zo nodig aan te passen. Hierbij is sprake van vier componenten die in
meer of mindere mate uitgescheiden worden. Deze componenten zijn:
-water: meer of minder wateruitscheiding beïnvloedt het bloedvolume en daardoor de bloeddruk
-zouten: meer of minder zoutenuitscheiding heeft invloed op de waterhuishouding en daardoor ook
op het bloedvolume en de bloeddruk
-zure en basische stoffen: uitscheiding ervan heeft invloed op de zuurgraad van het bloed
-afvalstoffen en overtollige stoffen afkomstige van de stofwisseling
20.1.1 Ligging van de nieren
De nieren zijn twee boonvormige organen, elk zo groot als een vuist. Ze liggen hoog in de buikholte,
tegen de achterste buikwand aan en achter het buikvlies. Ze liggen ter weerszijden van de
wervelkolom, met de holle kant naar elkaar toegekeerd.
De nieren zijn buikorganen maar worden door hun hoge ligging grotendeels beschermd door de
borstkas. De linkernier ligt tegen het middenrif aan, de rechternier ligt iets lager.
Het centrum van de holle zijde is het nierpoort (nierhilus). Dat is de plaats waar bloedvaten,
zenuwtakken en lymfevaten de nier in en uitgaan en waar de urineleider begint. Bovenop elke nier
ligt een bijnier (glandula suprarenalis). De bijnieren zijn hormoonklieren. Bijnier en nier zijn omgeven
door steunvet (perirenaal vet). Rondom het steunvet ligt een stevige bindweefselmantel, de fascia
renalis. Het steunvet en de bindweefselmantel houden de nieren op hun plaats en beschermen de
nieren tegen schokken en stoten van buitenaf.
Ligging van de nieren en urinewegen:
1 Onderste holle ader
2 Buikaorta
3 Nierpoort
4 Middenrif
5 Bijnier
6 Nierslagader
7 Linkernier
8 Perirenaal vet
9 Bindweefselmantel
10 Urineleider
11 Eileider
12 Baarmoeder
13 Eierstok
14 Urineblaas
15 Plasbuis
21.1.2 Bouw van de nier
De buitenkant van de nier heeft een glad oppervlak. Van binnen ziet de nier er kwabbig uit. De nier is
opgebouwd uit vier duidelijk te onderscheiden onderdelen. Van buiten naar binnen zijn dat:
-nierkapsel - nierschors - niermerg - nierbekken
, Anatomie – H20 Nieren en urinewegen
Het nierkapsel is een dun, stevig bindweefselkapsel.
De nierschors (cortex renalis) is het gespikkelde weefsel dat direct onder het nierkapsel ligt. Op
sommige plaatsen loopt de nierschors in smalle banen naar het centrum van de nier toe.
Tussen en binnen de nierschors ligt het niermerg (medulla renalis). De merggebieden hebben de
vorm van stompe kegels en worden mergpiramiden genoemd. Per nier zijn er zes tot achttien
mergpiramiden. Ze hebben een gestreept uiterlijk. De strepen doen denken aan een stralenkans en
heten dan ook mergstralen. De brede basis van elk mergpiramide ligt steeds min of meer evenwijdig
aan het nierkapsel. De top van de mergpiramide wordt de nierpapil genoemd. Deze is naar het
centrum van de nier gericht. Bij zo’n nierpapil monden drie tot zes mergpiramiden uit in één holte.
Dat is de nierkelk (calix).
De nierkelken monden op hun beurt uit in een grote centrale holte in de nier, het nierbekken (pyelum
of pelvis). Het nierbekken vernauwt naar mediaal en gaat ter hoogte van de nierpoort over in de
urineleider (ureter). Nierkelken, nierbekken en urineleider maken deel uit van de urinewegen.
Inwendige bouw van de nier:
1 Nierkapsel
2 Nierpapil
3 Nierschors
4 Niermerg
5 Bijnier
6 Steunvet
7 Nierbekken
8 Nierslagader
9 Nierader
10 Nierkelk
11 Urineleider
20.2 Functionele niereenheden
De filtering van het bloed begint in de nierschors, in microscopisch kleine structuren die je
functionele niereenheden noemt. Elke nier heeft ruim 1 miljoen functionele niereenheden.
Delen van de functionele niereenheid (nefron) zijn:
-kapsel van Bowman
-glomerulus
-proximale tubulus
-lis van Henle
-distale tubulus
-verzamelbuis