Summary private! Achieved with a 7 good reflection!

Ê


Een rechtssubject of (juridisch) persoon is drager van rechten en plichten en kan hij op grond
daarvan een vermogen hebben ; hij is rechtsbevoegd.
Vermogen: het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten/de bezittingen en
schulden van iemand.

Goederen kunnen stoffelijk zijn ±materieel/tastbaar- of niet.
Zijn goederen stoffelijk, dan spreekt de wet van zaken.
Zijn de goederen niet-stoffelijk, dan spreekt de wet van vermogensrechten (een recht op een
huis of auto of op de koopsom)
Registergoederenë moeten in een openbaar register worden ingeschreven, andere niet.

Het BW - met name het vermogensrecht- heeft een getrapte opbouw = dat eerst de algemene
regels over een bepaald onderwerp aan de orde komen en vervolgens de meer bijzondere
regels.
Schakelbepalingen ë verklaren een aantal rechtsregels van het BW ook buiten het
vermogensrecht van toepassing.

Ê
 

Vermogen wordt gevormd door activa en passiva.
Goederen zijn:
a.‘ Œlle zaken (stoffelijke voorwerpen) zoals een huis, auto of computer
b.‘ Œlle (subjectieve) vermogensrechten zoals het recht op betaling van de koopsom

Zaken = voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke voorwerpen, zoals een huis, boot, pen.
Zaken zijn onroerend of roerend.
Onroerend: grond en hetgeen erop is gebouwd of erin is geplant.
Roerend: elke zaak die niet onroerend is

Tot een zaak behoort
-‘ Œl datgene dat volgens de verkeersopvatting een onderdeel van een zaak uitmaakt
-‘ Datgene dat zo hecht met de (hoofd)zaak is verbonden, dat het zonder beschadiging
niet verwijderd kan worden.

Onderdelen va neen bepaalde zaak = bestandsdelen
De zaak zelf = hoofdzaak

Eenheidsbeginsel:Het beginsel dat een zaak goederenrechtelijk 1 geheel vormt met haar
bestanddelen.
Natrekking: verschijnsel dat 1 bepaalde zaak 1 geheel gaat vormen met een andere zaak

À
 
 
-‘ Overdraagbaar
-‘ Ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen
-‘ Verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel




c

, ½ 

  




Registergoederen: goederen waarvoor inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers
noodzakelijk is. Voordeel: eenieder kan te weten komen wie bijv. de eigenaar is.
Regisergoederen:
-‘ Œlle onroerende zaken
-‘ Sommige roerende zaken, zoals bepaalde schepen en luchtvaartuigen
-‘ Sommige vermogensrechten, zoals het erfpachtrecht (= een gebruiksrecht van grond
en hetgeen daarop gebouwd of erin geplant is. Het erfpachtrecht is een registergoed,
omdat het gevestigd is op de grond (de grond is een onroerende zaak en dus
registergoed)
Œlle andere goederen zijn automatisch niet-registergoederen (pc,auto¶s e.d.)

£
    
 
 
Œ.‘ Œbsolute en relatieve rechten
B.‘ Zakelijke en persoonlijke rechten

Π   
 
 
Œbsoluut: rechten die een rechtssubject kan uitoefenen tegenover iedereen
Œbsolute rechten: kunnen in de eerste plaats rusten op goederen. Œbsolute rechten die op
zaken rusten = zakelijke rechten
Œbsolute niet-zakelijke rechten: rusten op de zogenoemde voortbrengselen van de geest
(auteursrecht)

Œbsolute rechten 3 kenmerken
1.‘ Exclusiviteit
2.‘ Zaaksgevolg of µdroit de suite¶
3.‘ Gesloten systeem

1.‘ Exclusiviteit ë Betekent dat de eigenaar van een huis niet hoeft toe te staan dat een
ander gebruikt maakt van zijn eigendom.
2.‘ Zaaksgevolg of µdoirt de suite¶ ë Betekent dat het eigendomsrecht de zaak volgt, waar
deze zich ook bevindt
3.‘ Gesloten systeemë Betekent dat er niet meer zakelijke rechten zijn dan de wet zijn
opgesomd.

Relatieve rechten kan een rechtssubject slechts tegenover 1 persoon uitoefenen (ook wel
persoonlijke rechten, bijvoorbeeld het recht van betaling van de koopsom. Worden
vorderingsrechten genoemd.

    
   
 
Zakelijk recht: absoluut recht op een zaak, bijvoorbeeld eigendomsrecht van een schip.
Persoonlijk recht: recht dat iemand kan handhaven tegenover 1 bepaalde persoon

 
 
 
Œbsoluut vermogensrecht. Geven slechts een gedeelte recht op een zaak, genot of zekerheid.
Beperkte rechten die het genot van een goed geven = genotsrechten
Zekerheidsrechten: rechten die dienen tot zekerheid voor de voldoening van een bepaalde
vordering, meestal uit gelden, bijvoorbeeld pand.
Beperkt recht: recht dat is afgeleid uit een meeromvattend recht (eigendomsrecht).

^