Kennistoets samenvatting leerstof
Verpleegtechnische vaardigheden
Jeugdgezondheidszorg
- JGZ: Jeugdgezondheidszorg (vanaf zwangerschap tot 19 jaar).
- Bij het baden van een baby:
1. Kamer 20-22 graden en de ramen dicht.
2. Watertemperatuur tussen 37-38 graden.
- De lengtemeting wordt gedocumenteerd in het Digitaal dossier (JGZ).
- Microtoise of stadiometer: nodig voor het meten van een staand kind.
- BMI=gewicht (kg)/lengte (m) x lengte (m).
Medicatie volgens inhalatie methode
- Verschil dosisaerosolen en poederinhalatoren:
Bij poederinhalatoren hangt de longdepositie vooral af van de kracht en snelheid van de
inademing, bij dosisaerosolen vooral van de hand-longcoördinatie.
- Waarom een voorkamer?
Het medicijn komt beter op de plek van bestemming: de longen.
- Waarom een vernevelaar?
Bij verneveling komt het medicijn goed in de luchtwegen terecht en is het niet afhankelijk
van de medewerking of kracht van de patiënt, het kan dus ook gebruikt worden bij hevige
benauwdheid. De dosering van het medicijn is vaak vele malen hoger dan bij een dosis-
aërosol of poederinhalator.
Intraveneuze medicatie
- Subcutaan injecteren: onderhuids weefsel injecteren.
- Intraveneuze toediening: direct via de bloedbaan (denk aan een infuus).
- Spinaal: ruggenprik.
- Epiduraal: slangetje in de rug van een patiënt die na de operatie de patiënt van pijnmedicatie
kan voorzien.
Stomazorg
- Ileostoma: stoma aan dunne darm aangesloten.
- Colostoma: stoma aan dikke darm aangesloten.
- Urostoma: kunstmatige uitgang blaas (na bijvoorbeeld blaastumor etc)
- Bij het 1-delig systeem vormen het stomazakje en de kleeflaag één geheel. Bij het 2-delig
systeem zijn plak en zakje gescheiden van elkaar.
1
, Anatomie en fysiologie
Oögenese (eicelontwikkeling) en spermatognese
- Diploïd: 23 paar chromosomen wat samen 46 vormt (na bevruchting).
- Haploïd: 23 chromosomen (geslachtscellen).
- Gameten: geslachtscellen
- Meiose: de 23 chromosoomparen worden gesplitst zodat ze met de andere 23 chromosomen
na de bevruchting 46 chromosomen vormen. Het bestaat uit twee fases:
1. Hierin vind de splitsing plaats van de chromosomen paren.
2. Chromatiden vormen paren en verdubbelen zich van moedercellen naar dochtercellen.
- Ovaria: eierstokken
- Een vrouw heeft vanaf de geboorte ongeveer 2 miljoen eitjes. Vanaf de puberteit wordt er
gemiddeld 1 keer in de 4 weken een primaire oöcyt hormonaal geactiveerd om de meiose I
te voltooien. Na deze deling ontstaan er 2 haploïde cellen Secundaire oöcyt (na de
eisprong, wel in het lichaam) en poollichaampje (ontstaat bij meiose en dit bevat het
genetisch afval).
- Spermatognia: stamcellen in de wand van de zaadbuisjes tijdens de 4 e week van de embryo
(zijn diploïd).
- Gonatrope hormonen: hormonen die invloed hebben op de gonatropen (geslachtsorganen).
- Gonaden: geslachtsklieren
- Endometrium: baarmoederslijmvlies.
- De menstruatiecyclus bestaat uit 3 fases:
1. Menstruatiefase (bloedingsfase): duurt ongeveer 5 dagen. Deze fase treedt op wanneer er
geen bevruchting plaats heeft gevonden. Het corpus luteum (gele lichaam) is bezig te
vergaan en produceert geen oestrogeen en progesteron meer. Daling van de
progesteronconcentratie in het bloed leidt tot afstoten van het baarmoederslijmvlies.
2. Proliferatiefase (opbouwfase): bestrijkt de 5e tot de 15e dag van de cyclus. De dikte van
het endometrium neemt ten gevolge van een groot aantal celdelingen geleidelijk toe. Ook
het klierweefsel toont delingsactiviteit: de klierbuizen groeien met het slijmvlies mee en het
klierepitheel breidt zich over het hele oppervlak van het endometrium uit. De proliferatiefase
staat onder invloed van oestrogeen uit de follikelcellen van het ovarium. Daarom wordt deze
fase ook wel de oestrogeen fase genoemd. De proliferatiefase eindigt na de ovulatie.
3. Secretiefase (afscheidingsfase): duurt van 15e tot 28e dag van de cyclus. Het corpus
luteum in het ovarium zet de oestrogeenproductie voort en gaat een 2e hormoon,
progesteron, produceren. De toenemende hoeveelheid progesteron stimuleert het
klierweefsel van het endometrium om een slijmerig vocht af te scheiden. In de secretiefase
wordt het endometrium in optimale conditie gebracht voor de eventuele innesteling.
2
Verpleegtechnische vaardigheden
Jeugdgezondheidszorg
- JGZ: Jeugdgezondheidszorg (vanaf zwangerschap tot 19 jaar).
- Bij het baden van een baby:
1. Kamer 20-22 graden en de ramen dicht.
2. Watertemperatuur tussen 37-38 graden.
- De lengtemeting wordt gedocumenteerd in het Digitaal dossier (JGZ).
- Microtoise of stadiometer: nodig voor het meten van een staand kind.
- BMI=gewicht (kg)/lengte (m) x lengte (m).
Medicatie volgens inhalatie methode
- Verschil dosisaerosolen en poederinhalatoren:
Bij poederinhalatoren hangt de longdepositie vooral af van de kracht en snelheid van de
inademing, bij dosisaerosolen vooral van de hand-longcoördinatie.
- Waarom een voorkamer?
Het medicijn komt beter op de plek van bestemming: de longen.
- Waarom een vernevelaar?
Bij verneveling komt het medicijn goed in de luchtwegen terecht en is het niet afhankelijk
van de medewerking of kracht van de patiënt, het kan dus ook gebruikt worden bij hevige
benauwdheid. De dosering van het medicijn is vaak vele malen hoger dan bij een dosis-
aërosol of poederinhalator.
Intraveneuze medicatie
- Subcutaan injecteren: onderhuids weefsel injecteren.
- Intraveneuze toediening: direct via de bloedbaan (denk aan een infuus).
- Spinaal: ruggenprik.
- Epiduraal: slangetje in de rug van een patiënt die na de operatie de patiënt van pijnmedicatie
kan voorzien.
Stomazorg
- Ileostoma: stoma aan dunne darm aangesloten.
- Colostoma: stoma aan dikke darm aangesloten.
- Urostoma: kunstmatige uitgang blaas (na bijvoorbeeld blaastumor etc)
- Bij het 1-delig systeem vormen het stomazakje en de kleeflaag één geheel. Bij het 2-delig
systeem zijn plak en zakje gescheiden van elkaar.
1
, Anatomie en fysiologie
Oögenese (eicelontwikkeling) en spermatognese
- Diploïd: 23 paar chromosomen wat samen 46 vormt (na bevruchting).
- Haploïd: 23 chromosomen (geslachtscellen).
- Gameten: geslachtscellen
- Meiose: de 23 chromosoomparen worden gesplitst zodat ze met de andere 23 chromosomen
na de bevruchting 46 chromosomen vormen. Het bestaat uit twee fases:
1. Hierin vind de splitsing plaats van de chromosomen paren.
2. Chromatiden vormen paren en verdubbelen zich van moedercellen naar dochtercellen.
- Ovaria: eierstokken
- Een vrouw heeft vanaf de geboorte ongeveer 2 miljoen eitjes. Vanaf de puberteit wordt er
gemiddeld 1 keer in de 4 weken een primaire oöcyt hormonaal geactiveerd om de meiose I
te voltooien. Na deze deling ontstaan er 2 haploïde cellen Secundaire oöcyt (na de
eisprong, wel in het lichaam) en poollichaampje (ontstaat bij meiose en dit bevat het
genetisch afval).
- Spermatognia: stamcellen in de wand van de zaadbuisjes tijdens de 4 e week van de embryo
(zijn diploïd).
- Gonatrope hormonen: hormonen die invloed hebben op de gonatropen (geslachtsorganen).
- Gonaden: geslachtsklieren
- Endometrium: baarmoederslijmvlies.
- De menstruatiecyclus bestaat uit 3 fases:
1. Menstruatiefase (bloedingsfase): duurt ongeveer 5 dagen. Deze fase treedt op wanneer er
geen bevruchting plaats heeft gevonden. Het corpus luteum (gele lichaam) is bezig te
vergaan en produceert geen oestrogeen en progesteron meer. Daling van de
progesteronconcentratie in het bloed leidt tot afstoten van het baarmoederslijmvlies.
2. Proliferatiefase (opbouwfase): bestrijkt de 5e tot de 15e dag van de cyclus. De dikte van
het endometrium neemt ten gevolge van een groot aantal celdelingen geleidelijk toe. Ook
het klierweefsel toont delingsactiviteit: de klierbuizen groeien met het slijmvlies mee en het
klierepitheel breidt zich over het hele oppervlak van het endometrium uit. De proliferatiefase
staat onder invloed van oestrogeen uit de follikelcellen van het ovarium. Daarom wordt deze
fase ook wel de oestrogeen fase genoemd. De proliferatiefase eindigt na de ovulatie.
3. Secretiefase (afscheidingsfase): duurt van 15e tot 28e dag van de cyclus. Het corpus
luteum in het ovarium zet de oestrogeenproductie voort en gaat een 2e hormoon,
progesteron, produceren. De toenemende hoeveelheid progesteron stimuleert het
klierweefsel van het endometrium om een slijmerig vocht af te scheiden. In de secretiefase
wordt het endometrium in optimale conditie gebracht voor de eventuele innesteling.
2
