Samenvatting leerboek HRM (1)
Hoofdstuk 1:
Human resource management gaat over alles wat een organisatie doet zodat
medewerkers productief zijn, ze zorgen dat de arbeidsrelatie in evenwicht is en
voldoet aan maatschappelijke normen en verwachtingen
Er zijn 3 niveaus van HRM:
1. Operationeel= het aansturen en begeleiden van werknemers (beloning,
opleiden), vaak door de directe leidinggevers. Ook wel uitvoerend HRM.
2.strategisch = waar willen we naartoe? Niet perse gericht op veranderingen maar
op voortbestaan van de organisatie. Gaat over de toekomst. Ook wel richting geven
aan organisaties.
3. organisatorisch/tactisch= hoe richt je de organisatie in en hoe ga je naar je
doel?
Organisational process advantages= de organisatie zo inrichten en het werk zo
organiseren dat een bedrijf vergeleken met de concurrent beter, goedkoper en
sneller kan leveren.
Maatschappelijke of institutionele regulering
Vakbonden zijn organisaties die namens de werknemers overleg voeren met
werkgevers over de arbeidsrelaties. – ze overleggen over werktjiden, salaris,
pensioen etc. dit wordt vastgesteld in een collectieve arbeidsovereenkomst (staan
arbeidsvoorwaarde in).
Schoenmaker heeft een indeling hoe werk en organisatie samenhangen:
1. Massaproductiewerk= werk is eenvoudig gestandaardiseerd, kan in
functieomschrijving. Efficiënt is erg belangrijk.
2. Modern productiewerk= de klant is belangrijk, ze bepalen dus moet de
productie flexibiel zijn.
3. Massadienstverlening= standaarddienst voor veel mensen, zoals
mcdonalds.
4. Kennisintensieve dienstverlening= werk voor hoogopgeleide
professionals die zelfstandig kunnen werken.
Organisaties verschillen ook in structuur en cultuur. Mintzberg onderscheidt 5
afstemmingsmechanismen (structuurverschillen):
1. Onderlinge afstemming= hoe gaan we te werk
2. Directe supervisie= de een geeft aan wat de ander moet doen
3. Standaardisatie van werkprocessen= hoe mens te werk moet gaan
4. Standaardisatie van bekwaamheden= door middel van vooropleidingseisen
verzekert men zich er van dat iedereen weet wat hij moet doen
5. Standaardisatie van output= men schrijft voor wat de uitkomst (output) moet
zijn zonder aan te geven hoe dat resultaat bereikt moet worden.
er zijn 4 soorten medewerkers:
Hoofdstuk 1:
Human resource management gaat over alles wat een organisatie doet zodat
medewerkers productief zijn, ze zorgen dat de arbeidsrelatie in evenwicht is en
voldoet aan maatschappelijke normen en verwachtingen
Er zijn 3 niveaus van HRM:
1. Operationeel= het aansturen en begeleiden van werknemers (beloning,
opleiden), vaak door de directe leidinggevers. Ook wel uitvoerend HRM.
2.strategisch = waar willen we naartoe? Niet perse gericht op veranderingen maar
op voortbestaan van de organisatie. Gaat over de toekomst. Ook wel richting geven
aan organisaties.
3. organisatorisch/tactisch= hoe richt je de organisatie in en hoe ga je naar je
doel?
Organisational process advantages= de organisatie zo inrichten en het werk zo
organiseren dat een bedrijf vergeleken met de concurrent beter, goedkoper en
sneller kan leveren.
Maatschappelijke of institutionele regulering
Vakbonden zijn organisaties die namens de werknemers overleg voeren met
werkgevers over de arbeidsrelaties. – ze overleggen over werktjiden, salaris,
pensioen etc. dit wordt vastgesteld in een collectieve arbeidsovereenkomst (staan
arbeidsvoorwaarde in).
Schoenmaker heeft een indeling hoe werk en organisatie samenhangen:
1. Massaproductiewerk= werk is eenvoudig gestandaardiseerd, kan in
functieomschrijving. Efficiënt is erg belangrijk.
2. Modern productiewerk= de klant is belangrijk, ze bepalen dus moet de
productie flexibiel zijn.
3. Massadienstverlening= standaarddienst voor veel mensen, zoals
mcdonalds.
4. Kennisintensieve dienstverlening= werk voor hoogopgeleide
professionals die zelfstandig kunnen werken.
Organisaties verschillen ook in structuur en cultuur. Mintzberg onderscheidt 5
afstemmingsmechanismen (structuurverschillen):
1. Onderlinge afstemming= hoe gaan we te werk
2. Directe supervisie= de een geeft aan wat de ander moet doen
3. Standaardisatie van werkprocessen= hoe mens te werk moet gaan
4. Standaardisatie van bekwaamheden= door middel van vooropleidingseisen
verzekert men zich er van dat iedereen weet wat hij moet doen
5. Standaardisatie van output= men schrijft voor wat de uitkomst (output) moet
zijn zonder aan te geven hoe dat resultaat bereikt moet worden.
er zijn 4 soorten medewerkers: