Wat zijn de 4 strategieen van probleemoplossing (OAC 4 thema 3 week 1).
1. Hypothetico-deductieve benadering;
2. Patroonherkenning;
3. Algoritme of beslisboom;
4. Verzamelmethode;
Wat zijn verschillende herstel belemmerende factoren
1. Leeftijd
2. Aard van getroffen weefsel
3. Algemene gezondheid/ nevendiagnosen
a. Medicijngebruik
b. Operaties/ traumas
c. Congenitaal
4. Recidieven
5. Stress, als persoonlijke factor
6. Stress als exogene/ omgevingsfactor
a. Familie/ relaties/ woonomgeving/ finacieel
b. Werk/ sport/ school/ studie
7. Gedragsmatige factoren (gele vlaggen) incl. schadelijke gewoonten/ verslavingen
Elke gele vlag is een herstel belemmerende factor
Beschrijf het model van cott
Beginnen van buitenaf, kijken naar problematische handeling en steeds dieper wat de onderliggende
oorzaak is
- Moleculair
- Subcellulair
- Cellulail
- Weefsel
- Orgaan
- Lichaamsdeel
- Lichaam
- Mens in omgeving
- Mens in samenleving
Beschrijft de bewegings-readaptatie die de kennis van pathologie inlijft en rekening houdt met de
fysieke, sociale en psychologische factoren. Het omslaat 3 vragen
1. Wat wil de patient kunnen/ preferred movement capibility
2. Wat kan de patient nu/ current movement capibility
3. Kan dit bij elkaar komen, is dit fysiek en mentaal mogelijk / maximaal bereikbaar
bewegingspotentiaal
Wat zijn de verschillende modellen voor gedragsverandering
Inzicht in het proces van gedragsverandering
- Health counceling model
- Gedragsverandering via zelfregulatie
Inzicht in de mogelijkheid om gedragsveranding te begeleiden
- ASE-model
- Doen en blijven doen
Beschrijf het health counceling model
,Doel; begeleiden van een deelnemer me tals doel hem te motiveren en gestelde doelen
daadwerkelijk uit te voeren en volte houden
Methode;
- voorbereidingsfase
1. Bewustwording
2. Afweging/ motivatie
3. Besluitvorming
- Uitvoeringsfase
4. Gedragsverandering
- Nazorgfase
5. Gedragsbehoud
6. Preventie terugval
Beschrijf gedragsverandering via zelfregulatie
Doel; doormiddel van nieuwe zelfregulatie nieuw/ gewenst gedrag aanleren
Methode;
- Zelfregulatie; deelnemer heeft intentie tot gedragsverandering en een beeld hoe dit nieuwe
gedrag eruit dient te zien bestaand uit; gedragsintentie en voorgenomen gedrag
- Zelfcontrole; deelnemer controleer zelf of hij het nieuwe gedrag toepast
Beschrijf het ASE-model
Doel; verklaren van gedrag door 3 hoofddeterminanten
- Attitude
o Opvattingen gebaseerd op kennis, ervaring en voorbeelden van anderen
- Sociale invloed
o Invloed of sociale norm die andere uitoefenen om bepaalde gedragingen wel of niet
te vertonen
- Eigen efffectiviteit
o Eigen ischatting of hij zekere gedragingen wel of niet kan uitvoeren. Zelfbeeld,
positieve en negatieve ervaringen, faalangst
Beschrijf doen en blijven doen
Doel; voorlichting en compliancebevordering
1. Openstaan
2. Begrijpen
3. Willen
4. Kunnen
5. Doen
6. Blijven doen
Beschrijf de risicofactoren en het beloop van SAPS
Risicofactoren
- Bovenhandse sporten
- Bovenhandse werkzaamheden
- >40 jr.
Beloop
- Herstel bevorderend; actieve leefstijl en jongere leeftijd <40 jr.
- Herstel belemmerend; langdurige klachten, ernstige pijn, geleidelijk ontstaan, nekpijn,
functiestoornis CTO, ongunstige arbeidsomstandigheden
- Beloop
o Gemiddeld 11 behandelingen
o 30% na 6 weken hersteld
, o 50% na 6 maanden
o 60% na 1 jaar
Beschrijf de pathologie SAPS
80% van alle schouderklachten is SAPS/ impingement
Impingement is een inklemming van weke delen
1. Primair, osteofyten, acromion, vooral bij oudere patienten (40+)
2. Secundair
a. Dysfunctie rotator cuff
i. Verstoorde caudale migratie
ii. (patieel) ruptuur
iii. Ontsteking
b. Instabiliteit
i. Traumatische
ii. A-traumatische
iii. Neurologische- en spierdysfunctie
c. Scapulaire dyskinesie
i. Kibler 1 tipping
ii. Kibler 2 winging
iii. Kibler 3 shrugging
iv. Kibler 4 rotary winging symmetrisch
d. SLAP-leasie (superoir labrum anteriot tot posterior leasie)
i. (partieel) ruptuur labrum
e. Biceps caput longum ruptuur
f. GIRD (glenohumeraal internal rotation deficit)
i. Mini-traumata van het posterieure kapsel waardoor littekenweefsel ontstaat
3. Extern (80%) in subacromiale ruimte
4. Intern (20%) intra-articulair
wat zijn de symptomen en tekenen bij verschillende schouder pathologieen
- Rotator cuff rupturen
o Nachtelijke pijnen
o Krachtsverlies
o Bewegingsverlies
- Frozen shoulder
o Bewegingsverlies in tijd (vooral exo)
o Tussen 40-65 jr.
o Langzaam beloo
- Instabiliteit
o Apprehension
o Verschuiven/ klikken
- Cervicale spondylose
o >50 jr
o Acuut of chronisch
o Stijfheid en/of pijn in de nek
- Reumatoide artritis
o RA in de familie
o Afwijkend beloop
o Flares
- Artrose
o Passief pijn