De Cel
Chapter 2: Chemical Components of Cells
Er zijn twee soorten chemische intermoleculaire binding door overdracht (ionische binding)
of delen (covalente binding) van elektronen in incomplete schil. Er zijn twee soorten
covalente bindingen:
1. Non-polaire covalente binding: elektronen worden gelijk door de atomen gedeeld
2. Polaire covalente bindingen: elektronen worden niet gelijk gedeeld, waardoor
gedeeltelijke ladingen ontstaan
Aan de elektronegativiteit kun je zien wat voor soort binding het is:
- < of = 0.5 : apolair covalent
- < 0.5 – 1.6 > : polair covalent
- > of = 1.6 : ion binding
Andere zwakke inter-/intra-moleculaire bindingen zijn waterstofbruggen, elektrostatische
bindingen en van der Waals interacties.
- van der Waals krachten zijn een non-covalente en niet-elektrostatische interactie,
maar significant doordat er heel veel binnen een molecuul zijn
Waterstofbruggen zijn vaak temperatuurgevoelige en short-lived interacties.
Suikers zijn zowel energiebronnen als subunits van polysacchariden. Bij ketoses bevindt de
dubbelgebonden O zich in het midden van de keten, bij de aldoses aan het eind van de
keten. Veel monosachariden verschillen alleen van elkaar qua ruimtelijke structuur, het zijn
isomeren.
Drie veelvoorkomende disachariden zijn:
1. Maltose (glucose + glucose)
2. Lactose (glucose + galactose)
3. Sucrose (glucose + fructose)
Bond strength: hoeveelheid energie die nodig
is om de binding te verbreken (kJ / mol)
- 1 kcal = 4.2 kJ
- 1 kcal = de energie die nodig is om 1 L water 1 graad op te warmen
Van sacchariden kunnen ook ketens gemaakt worden: korte ketens heten
oligosacchariden en lange ketens heten polysacchariden. Verschillende polysacchariden:
- Zetmeel
o Amylose: onvertakte helix (alleen maar alfa-1,4 bindingen)
, o Amylopectine: vertakte helix (af en toe ook alfa-1,6 bindingen)
- Glycogeen: zeer vertakte helix (veel alfa-1,6 bindingen)
- Cellulose: gebruikt voor ondersteuning in celwanden van planten, rooster
verbonden door waterstofbruggen
Cellen bevatten vier families van organische moleculen:
1. Suikers → polysacchariden,
glycogeen en zetmeel
2. Vetzuren → vetten en
membraanlipiden
3. Aminozuren → eiwitten
4. Nucleotiden → nucleïnezuren
Serine, threonine en tyrosine kunnen
worden gefosforyleerd.
Verschillende eigenschappen van
aminozuren:
- Zure aminozuren: negatief of
neutrale lading (-COOH)
- Basische aminozuren: positieve of neutrale lading (-NH3/-NH2/-NH)
- Ongeladen polaire aminozuren:
(-CONH2/-OH)
- Niet-polaire aminozuren: (-CH3(-
SH))
Nucleotiden zijn de bouwstenen van DNA en RNA. De base is gelinkt aan een pentose, dit
heet een nucleoside, wanneer hier ook een fosfaat aan wordt gezet is het een nucleotide.
Nucleotiden hebben ook nog andere functies:
- Ze dragen chemische energie met zich mee in hun makkelijk te hydrolyseren
phosphoanhydride bindingen
- Ze combineren met andere groepen om zo co-enzymen te vormen
- Ze worden gebruikt als kleine intracellulaire signaalmoleculen
Kant met de fosfaatgroep is 5’, kant met de suikergroep is 3’.
Macromoleculen worden opgebouwd uit kleinere sub units door middel van condensatie
reacties. Wanneer de moleculen weer worden afgebroken gebeurt dit door middel van
hydrolysatie.
Tussen C-G zitten 3 bindingen, tussen A-T 2 bindingen.
Chapter 3: Energy, Catalysis and Biosynthesis
Chapter 2: Chemical Components of Cells
Er zijn twee soorten chemische intermoleculaire binding door overdracht (ionische binding)
of delen (covalente binding) van elektronen in incomplete schil. Er zijn twee soorten
covalente bindingen:
1. Non-polaire covalente binding: elektronen worden gelijk door de atomen gedeeld
2. Polaire covalente bindingen: elektronen worden niet gelijk gedeeld, waardoor
gedeeltelijke ladingen ontstaan
Aan de elektronegativiteit kun je zien wat voor soort binding het is:
- < of = 0.5 : apolair covalent
- < 0.5 – 1.6 > : polair covalent
- > of = 1.6 : ion binding
Andere zwakke inter-/intra-moleculaire bindingen zijn waterstofbruggen, elektrostatische
bindingen en van der Waals interacties.
- van der Waals krachten zijn een non-covalente en niet-elektrostatische interactie,
maar significant doordat er heel veel binnen een molecuul zijn
Waterstofbruggen zijn vaak temperatuurgevoelige en short-lived interacties.
Suikers zijn zowel energiebronnen als subunits van polysacchariden. Bij ketoses bevindt de
dubbelgebonden O zich in het midden van de keten, bij de aldoses aan het eind van de
keten. Veel monosachariden verschillen alleen van elkaar qua ruimtelijke structuur, het zijn
isomeren.
Drie veelvoorkomende disachariden zijn:
1. Maltose (glucose + glucose)
2. Lactose (glucose + galactose)
3. Sucrose (glucose + fructose)
Bond strength: hoeveelheid energie die nodig
is om de binding te verbreken (kJ / mol)
- 1 kcal = 4.2 kJ
- 1 kcal = de energie die nodig is om 1 L water 1 graad op te warmen
Van sacchariden kunnen ook ketens gemaakt worden: korte ketens heten
oligosacchariden en lange ketens heten polysacchariden. Verschillende polysacchariden:
- Zetmeel
o Amylose: onvertakte helix (alleen maar alfa-1,4 bindingen)
, o Amylopectine: vertakte helix (af en toe ook alfa-1,6 bindingen)
- Glycogeen: zeer vertakte helix (veel alfa-1,6 bindingen)
- Cellulose: gebruikt voor ondersteuning in celwanden van planten, rooster
verbonden door waterstofbruggen
Cellen bevatten vier families van organische moleculen:
1. Suikers → polysacchariden,
glycogeen en zetmeel
2. Vetzuren → vetten en
membraanlipiden
3. Aminozuren → eiwitten
4. Nucleotiden → nucleïnezuren
Serine, threonine en tyrosine kunnen
worden gefosforyleerd.
Verschillende eigenschappen van
aminozuren:
- Zure aminozuren: negatief of
neutrale lading (-COOH)
- Basische aminozuren: positieve of neutrale lading (-NH3/-NH2/-NH)
- Ongeladen polaire aminozuren:
(-CONH2/-OH)
- Niet-polaire aminozuren: (-CH3(-
SH))
Nucleotiden zijn de bouwstenen van DNA en RNA. De base is gelinkt aan een pentose, dit
heet een nucleoside, wanneer hier ook een fosfaat aan wordt gezet is het een nucleotide.
Nucleotiden hebben ook nog andere functies:
- Ze dragen chemische energie met zich mee in hun makkelijk te hydrolyseren
phosphoanhydride bindingen
- Ze combineren met andere groepen om zo co-enzymen te vormen
- Ze worden gebruikt als kleine intracellulaire signaalmoleculen
Kant met de fosfaatgroep is 5’, kant met de suikergroep is 3’.
Macromoleculen worden opgebouwd uit kleinere sub units door middel van condensatie
reacties. Wanneer de moleculen weer worden afgebroken gebeurt dit door middel van
hydrolysatie.
Tussen C-G zitten 3 bindingen, tussen A-T 2 bindingen.
Chapter 3: Energy, Catalysis and Biosynthesis