Paragraaf 8.3: Van woorden naar conversaties.
De verwerkingssnelheid van een woord kan beïnvloed worden door verschillende factoren:
Frequentie-effect: woorden die frequent voorkomen in een taal worden sneller herkend en
gesproken dan woorden die minder vaak voorkomen.
Het effect vd verwervingsleeftijd: hoe vroeger we een woord geleerd hebben, hoe sneller we
het herkennen. ! Ook laag frequente woorden die we vroeg geleerd hebben worden snel
herkend.
Is het woord vooraf al geactiveerd door de context? Bijv. bij ‘postbode’ en schrijven’ kan
‘brief’ geactiveerd worden. Woorden kunnen de activatie van betekenisverwante woorden
verhogen. Semantische priming. Door priming kan een woord sneller herkend worden. Dit
is te testen dmv een woordassociatietest.
Semantische priming sneller en juister herkennen van woorden. Over deze priming zijn
verschillende ontdekkingen gedaan:
Onbewuste perceptie. De prime hoeft niet bewust te worden waargenomen, om een
primingeffect te vertonen. Grote delen van het woordherkenningsproces gaan onbewust.
Het is mogelijk een doelwoord te primen, terwijl het niet verwant is aan de prime. Bijv. ‘rust’
en ‘oorlog’. Oorlog is geassocieerd met vrede dat dan weer geassocieerd is met rust.
Gemedieerde priming.
Morfeem = kleinste onderdeel van een woord met een betekenis of grammaticale waarde. Bijv. ‘kat’ is
1 morfeem, maar ‘katten’ zijn er 2: kat + meervoud. Er zijn 3 categorieën van morfologisch complexe
woorden:
1. Verbuigingen en vervoegingen. Bijv. meervoud van een zelfstandig naamwoord (krant+en).
2. Afgeleide vormen. Van bijna elk werkwoord is een zelfstandig naamwoord te maken door
er –er aan toe te voegen.
3. Samenstellingen.
Onderzoekers gaan ervanuit dat de morfologisch complexe woorden op 2 manieren herkend kunnen
worden :
I. Een proces van opsplitsing in morfemen. Nodig om woorden te herkennen bijv. ‘gesmst’.
II. Ze zijn in z’n geheel opgeslagen in het lexicon. Nodig om uitzonderingen te kunnen
begrijpen als ‘meer’.
Syntaxis = enerzijds een classificatieschema voor woorden (zelfstandig naamwoord, werkwoord,
bijvoeglijk naamwoord enz.) en anderzijds een systeem van regels dat bepaald hoe verschillende
woordsoorten samengevoegd kunnen worden (bijv. lidwoord voor een zelfstandig naamwoord).
Belangrijk om zinnen te vormen, maar ook te begrijpen.
Lezers wachten niet met het beginnen aan de zinsbouw tot de hele zin gelezen is. Vanaf het 1ste
woord. Dmv een boomdiagram. Het opstellen van de boomdiagram vereist interactie tussen
binnenkomende informatie, bottum-up, en algemene achtergrondkennis, top down.
Bottom up: vooral functiewoorden als lidwoorden en voorzetsels zijn belangrijk.
Top-down: deze kennis is vooral dat bijna alle Nederlandse zinnen bestaan uit een onderwerp en een
werkwoord.
Communicatie met anderen heeft pas zin als beide zowel de algemene betekenis vd woorden als de
sociale context waarin de woorden worden uitgesproken begrijpen. Pragmatiek van een taal.