Probleem 1
Literatuur: H4, H5
Arresten: Groen/Schoevers, Beurspromovendi, Huize Bethesda, Van der Male/ Den Hoedt, ABN AMRO/Malhi
1. Wat is een arbeidsovereenkomst?
Arbeidsovereenkomst art. 7:610 BW: bevat 4 elementen:
1. de verplichting tot het verrichten van arbeid;
2. de verplichting loon te betalen;
3. gedurende een zekere tijd; en
4. in dienst van de andere partij
Ad.1 – de verplichting tot het verrichten van arbeid
Volgens de HR is er sprake van arbeid als een bijdrage wordt geleverd aan het primaire doel van de
onderneming, er moet dus een arbeidsprestatie plaatsvinden. Aard en omvang is niet van belang.
Een stagiaire verricht geen werkzaamheden in het kader van een arbeidsovereenkomst, simpelweg omdat
primair gericht is op het uitbreiden van eigen kennis en ervaring.
Stage moet wel onderscheiden worden van een leerovereenkomst, welke samen kan gaan met een
arbeidsovereenkomst. De HR is van mening dat de leerovereenkomst niet stilzwijgend in een
arbeidsovereenkomst verandert als er meer productieve arbeid wordt geleverd, omdat de aard van de
leerovereenkomst hierop gericht is.
HR 14 april 2006, JAR 2006/119 (Beurspromovendi)
Vraag ter discussie is: of de zogenoemde beurspromovendi – academici die zich op basis van een begeleidingsovereenkomst
gedurende vier tot zes jaar bezighouden met het doen van wetenschappelijk onderzoek, uitmondend in een dissertatie – ‘arbeid’ in
de zin van art. 7:610 BW verrichten.
HR bevestigend beantwoord en dus dat arbeid werd verricht.
Relevante omstandigheden waren dat promoties bijdragen aan het primaire doel van de universiteit (onder andere het verrichten
van wetenschappelijk onderzoek), dat de universiteit een financieel belang heeft bij het realiseren van promoties, dat haar status
daardoor mede wordt bepaald en dat zij daarbij een economisch belang heeft (intellectuele-eigendomsrechten).
Arbeid moet verder persoonlijk worden verricht, want de overeenkomst is naar haar aard intuitu personae
aangegaan. Deze eis volgt niet uit art. 7:610 BW, maar art. 7:659 lid 1 BW. De werknemer kan zich
alleen laten vervangen door een ander als de werkgever daarmee instemt. Dit leidt tot twee implicaties.
Ten eerste dat de rechtspersoon geen werknemer kan zijn en ten tweede dat als een ‘werknemer’ zich
zonder toestemming van de werkgever door een ander mag laten vervangen, het contract niet langer als
een arbeidsovereenkomst wordt aangemerkt.
Arbeid moet een verplicht karakter hebben, want de bepaling spreekt van een ‘verbinding’ tot het
verrichten van arbeid. Het verrichten van werk naar eigen wens valt niet onder de reikwijdte van art.
7:610 BW. De verplichting tot het verrichten van arbeid kan men afleiden aan eventuele
1
Literatuur: H4, H5
Arresten: Groen/Schoevers, Beurspromovendi, Huize Bethesda, Van der Male/ Den Hoedt, ABN AMRO/Malhi
1. Wat is een arbeidsovereenkomst?
Arbeidsovereenkomst art. 7:610 BW: bevat 4 elementen:
1. de verplichting tot het verrichten van arbeid;
2. de verplichting loon te betalen;
3. gedurende een zekere tijd; en
4. in dienst van de andere partij
Ad.1 – de verplichting tot het verrichten van arbeid
Volgens de HR is er sprake van arbeid als een bijdrage wordt geleverd aan het primaire doel van de
onderneming, er moet dus een arbeidsprestatie plaatsvinden. Aard en omvang is niet van belang.
Een stagiaire verricht geen werkzaamheden in het kader van een arbeidsovereenkomst, simpelweg omdat
primair gericht is op het uitbreiden van eigen kennis en ervaring.
Stage moet wel onderscheiden worden van een leerovereenkomst, welke samen kan gaan met een
arbeidsovereenkomst. De HR is van mening dat de leerovereenkomst niet stilzwijgend in een
arbeidsovereenkomst verandert als er meer productieve arbeid wordt geleverd, omdat de aard van de
leerovereenkomst hierop gericht is.
HR 14 april 2006, JAR 2006/119 (Beurspromovendi)
Vraag ter discussie is: of de zogenoemde beurspromovendi – academici die zich op basis van een begeleidingsovereenkomst
gedurende vier tot zes jaar bezighouden met het doen van wetenschappelijk onderzoek, uitmondend in een dissertatie – ‘arbeid’ in
de zin van art. 7:610 BW verrichten.
HR bevestigend beantwoord en dus dat arbeid werd verricht.
Relevante omstandigheden waren dat promoties bijdragen aan het primaire doel van de universiteit (onder andere het verrichten
van wetenschappelijk onderzoek), dat de universiteit een financieel belang heeft bij het realiseren van promoties, dat haar status
daardoor mede wordt bepaald en dat zij daarbij een economisch belang heeft (intellectuele-eigendomsrechten).
Arbeid moet verder persoonlijk worden verricht, want de overeenkomst is naar haar aard intuitu personae
aangegaan. Deze eis volgt niet uit art. 7:610 BW, maar art. 7:659 lid 1 BW. De werknemer kan zich
alleen laten vervangen door een ander als de werkgever daarmee instemt. Dit leidt tot twee implicaties.
Ten eerste dat de rechtspersoon geen werknemer kan zijn en ten tweede dat als een ‘werknemer’ zich
zonder toestemming van de werkgever door een ander mag laten vervangen, het contract niet langer als
een arbeidsovereenkomst wordt aangemerkt.
Arbeid moet een verplicht karakter hebben, want de bepaling spreekt van een ‘verbinding’ tot het
verrichten van arbeid. Het verrichten van werk naar eigen wens valt niet onder de reikwijdte van art.
7:610 BW. De verplichting tot het verrichten van arbeid kan men afleiden aan eventuele
1
