- Langste tijd als jager/verzamelaar
- Agrarische Revolutie
- Prehistorie: nog geen geschreven bronnen
1.1.1: Migraties uit Afrika
Mens trok twee keer van Afrika naar Azië/Europa lang geleden.
Homo Sapiens: Kon zich goed aanpassen
1.1.2: De nomadische samenleving van jager-verzamelaars
Jagen en verzamelen
Nomaden
Klimaat met seizoenen: voorraden (vinden van potten)
1.1.3: Rendierjagers
IJstijden
Nomadisch
Vondsten: vuur, gereedschappen, tenten
1.1.4: Jagers en vissers
Temperatuurstijging: meer voedsel, minder rondtrekken
1.2.1: De Agrarische Revolutie (!)
Agrarische Revolutie in vruchtbare halve maan (9000 v.Chr.)
Langdurige ontwikkeling met grote gevolgen
3. Specialisering (pottenbakker)
4. Sociale verschillen
Dieren fokken
Vaste woonplaats
Bevolkingsgroei!
Gaat steeds verder de vruchtbare halve maan uit
Ook negatieve gevolgen: kostte veel meer tijd, bodemerosie, veel ziekten
1.2.2: De eerste boeren in West-Europa
1
, Bandkeramiekcultuur: boeren in West-Europa (gevonden potten). Zuid-
Limburg
Trechterbekercultuur: gevonden potten in hunebedden samen met sieraden
Hunebed als grafkelders
1.2.3: Steen, brons en ijzer
Gebruik van gereedschappen: Steentijd met mijnbouw! (Specialisering)
Gebruik van metalen zoals brons
1.3: Religieuze uitingen: grottekeningen, beeldjes en grafgiften
Je weet niet hoe mensen denken
Wel religie: beeldjes, tekeningen --> offeren, grafgiften. Geloof in
hiernamaals?
1.4.1: Prehistorie
Prehistorie: voor de geschiedenis. Verschillende eindtijden
1.4.2: Archeologie
Archeologische vondsten
Grond zegt iets over de oudheid (meten van gehalte koolstof) of
jaarringonderzoek
1.4.3: Culturele antropologie
Idee: mens van nu verschilt niet veel van mens van toen. Zo terug redeneren
hoe zaken zijn gegaan
2
,TV2 - Grieken en Romeinen (3000 v. Chr. – 500 na Chr.)
Uitgroeien van landbouwsamenlevingen tot stadstaten
Gebruik van schrift (denkwijzen weten we)
50 v. Chr. In West-Europa
Landbouwoverschotten à Specialisatie à Stadstaten
2.1.1: Stadstaten in het Midden-Oosten (ca. 3000-600 v. Chr.)
Mesopotamië à Eerste stadstaten
Irrigatie à landbouwoverschot à Specialisatie
Tempels: gunstig stemmen goden voor landbouw
Soldaten: bescherming grond
Ambtenaren en bestuurders, belastingen à Schrift (geen prehistorie)
2.1.2: Griekse stadstaten (ca. 800-300 v. Chr.)
Griekse stadstaten gebruiken koloniën (bergen op gebied)
Handelen en scheepvaart
Democratie: vrije mannelijke burgers besturen
Filosofen: idee over ideale maatschappij
Natuurwetenschappen: niet goden maar verklaren
2.2: Het Romeinse Rijk
Veroveringen: groei rijk
Overname Griekse elementen à Grieks-Romeinse cultuur
NL op grens Romeinse Rijk
2.2.1: Rome, het middelpunt van een rijk
750 v. Chr. Rome à veroveringen
Legerleider Julius Caesar. Opvolger: eerste keizer Augustus
Augustus: Pax Romana: natuurlijke grenzen óf muren
2.2.2: De organisatie van het Romeinse Rijk
Overal dezelfde wetten
Handel (door rust)
Wegen (handel, ambtenaren)
3
, Latijn overal, zelfde munt
Romanisering: overnemen gebruiken Romeinen
Slavernij: kwart bevolking! (Veroverde volken)
Aanleg nieuwe steden volgens model: markt, tempel, muur, triomfbogen,
thermen, theaters, architectuur (!)
100 na Christus: miljoen inwoners in Rome
2.2.3: De ondergang van het West-Romeine Rijk
Opvolging keizers
Grote Volksverhuizingen: nomadische volken verdrijven volken
Soms toegelaten: helpen verdediging
Leger was duur!
395 na Christus: opsplitsing in twee delen: West- en Oost-Romeinse Rijk.
Rome en Constantinopel
Binnenvallen Germanen
476: einde West-Romeinse Rijk, Oost-Romeinse tot 1453
2.2.4: Aan de rand van het Romeinse Rijk (50 v. Chr. – 400 n. Chr.)
Kennismaking Romeinse stedelijk-agrarische samenleving en Germaanse
agrarische samenleving
Invloed in NL minder groot (helft)
Na verdwijnen Romeinse Rijk, invloed ook weg à Middeleeuwen
Rijn als grens
Noviomagus als Nijmegen. Stad met legerplaats
Leger: goede uitrusting
Gebruik hulpsoldaten Germanen
2.3 Religie bij Grieken, Romeinen en Germanen
Polytheïsme: geloof in meerdere goden
Aanbidden van keizers als goden (Romeinen)
Tolerantie t.o.v. Germanen (met eigen meerdere goden)
Monotheïsme: geloof in 1 god – jodendom, christendom
1 god = niet keizer als god à vervolgen
Christendom komt voort uit jodendom
4