Hoofdstuk 7: Transport
Paragraaf 1 ➙Bloed:
Bloed bestaat uit een vloeistof bloedplasma: water met opgeloste stoffen en bloedeiwitten
(fibrinogeen). In het bloedplasma drijven bloedcellen en bloedplaatjes.
In deze afbeelding zie je twee reageerbuizen met bloed. Buis 2 heeft
enkele dagen gestaan de bloedcellen en bloedplaatjes zakken dan
naar de bodem. Boven de bloedcellen en bloedplaatjes bevindt zich
een lichtgele vloeistof: het bloedplasma. Bloed bestaat uit:
55% bloedplasma
45% rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
Bloedplasma bestaat voor 7% uit plasma-eiwitten (bloedeiwitten) en
91% uit water.
Het bloedplasma vervoert
Zuurstof (een klein beetje)
Voedingsstoffen (glucose, mineralen, vitamines, verteringsproducten van
koolhydraten, eiwitten, vetten)
Afvalstoffen (koolstofdioxide)
Regelende stoffen (hormonen en enzymen)
Beschermende stoffen (antistoffen)
Fibrinogeen in het bloedplasma speelt een rol bij de bloedstolling.➙ is een plasma-eiwit.
Er zijn twee soorten bloedcellen rode bloedcellen en witte bloedcellen.
Rode bloedcellen:
Kleine ronde schijfjes die in het midden dunner zijn dan aan de rand.
Cellen zonder celkern ( leven daardoor betrekkelijk kort)
Worden gevormd in het rode beenmerg: bevindt zich in de koppen van de
pijpbeenderen (opperarmbeen en dijbeen) en in platte beenderen (ribben,
schouderbladen).
Worden afgebroken in het rode beenmerg; in de milt en in de lever.
Bevatten de rode kleurstof hemoglobine (met ijzer). Door hemoglobine kunnen rode
bloedcellen gemakkelijk zuurstof opnemen en afgeven.
Bloedarmoede: het bloed bevat te weinig rode bloedcellen, of ze bevatten te weinig
hemoglobine.
Iemand heeft vaak hoofdpijn, voelt zich moe of duizelig.
Mogelijke oorzaken: te weinig ijzerzouten in het voedsel, vitaminegebrek, of
een beschadiging van het rode beenmerg.
In de longen nemen ze zuurstof op en in de andere organen geven ze zuurstof af.
Functie: vervoeren van zuurstof.
Per mm³ komen ongeveer 5 000 000 rode bloedcellen voor.
1
Paragraaf 1 ➙Bloed:
Bloed bestaat uit een vloeistof bloedplasma: water met opgeloste stoffen en bloedeiwitten
(fibrinogeen). In het bloedplasma drijven bloedcellen en bloedplaatjes.
In deze afbeelding zie je twee reageerbuizen met bloed. Buis 2 heeft
enkele dagen gestaan de bloedcellen en bloedplaatjes zakken dan
naar de bodem. Boven de bloedcellen en bloedplaatjes bevindt zich
een lichtgele vloeistof: het bloedplasma. Bloed bestaat uit:
55% bloedplasma
45% rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
Bloedplasma bestaat voor 7% uit plasma-eiwitten (bloedeiwitten) en
91% uit water.
Het bloedplasma vervoert
Zuurstof (een klein beetje)
Voedingsstoffen (glucose, mineralen, vitamines, verteringsproducten van
koolhydraten, eiwitten, vetten)
Afvalstoffen (koolstofdioxide)
Regelende stoffen (hormonen en enzymen)
Beschermende stoffen (antistoffen)
Fibrinogeen in het bloedplasma speelt een rol bij de bloedstolling.➙ is een plasma-eiwit.
Er zijn twee soorten bloedcellen rode bloedcellen en witte bloedcellen.
Rode bloedcellen:
Kleine ronde schijfjes die in het midden dunner zijn dan aan de rand.
Cellen zonder celkern ( leven daardoor betrekkelijk kort)
Worden gevormd in het rode beenmerg: bevindt zich in de koppen van de
pijpbeenderen (opperarmbeen en dijbeen) en in platte beenderen (ribben,
schouderbladen).
Worden afgebroken in het rode beenmerg; in de milt en in de lever.
Bevatten de rode kleurstof hemoglobine (met ijzer). Door hemoglobine kunnen rode
bloedcellen gemakkelijk zuurstof opnemen en afgeven.
Bloedarmoede: het bloed bevat te weinig rode bloedcellen, of ze bevatten te weinig
hemoglobine.
Iemand heeft vaak hoofdpijn, voelt zich moe of duizelig.
Mogelijke oorzaken: te weinig ijzerzouten in het voedsel, vitaminegebrek, of
een beschadiging van het rode beenmerg.
In de longen nemen ze zuurstof op en in de andere organen geven ze zuurstof af.
Functie: vervoeren van zuurstof.
Per mm³ komen ongeveer 5 000 000 rode bloedcellen voor.
1