Hoofdstuk 1: Stofwisseling
Paragraaf 1 ➙stoffen worden omgezet:
Je lichaam maakt voortdurend nieuwe dingen aan:
Stoffen: om te groeien en een wond te laten herstellen
Oude cellen vervangen door nieuwe cellen
Energie vrijgemaakt: om te bewegen en je lichaam warm te houden.
Stofwisseling: alle processen in een organisme waarbij stoffen worden omgezet in andere
stoffen.
Voorbeeld: de verbranding in cellen van je lichaam.
Elke organisme bestaat uit een aantal stoffen dat in twee groepen is verdeeld:
Organische stoffen: zijn afkomstig van organismen of van producten van organismen.
Organische stoffen die in de natuur voorkomen zijn altijd door organismen gevormd
en ze zijn energierijk.
Voorbeeld: koolhydraten (glucose, suiker, zetmeel), eiwitten en vetten
Anorganische stoffen: komen zowel in organismen voor als in de levenloze natuur en
bevatten weinig energie.
Voorbeeld: mineralen (zouten, ijzer) en water.
Reactie: als stoffen worden omgezet in andere stoffen.
Enzymen: zorgen ervoor dat reacties in je lichaam snel verlopen. = functie van enzymen
Het zijn speciale eiwitten.
Enzymen zorgen voor opbouw en afbouw.
Een cel bevat veel verschillende enzymen, waardoor verschillende reacties worden
versneld.
Het is een organische stof.
Maltose word opgesplitst in twee glucose.
Ze helpen bij het omzetten van stoffen.
Enzymen werken specifiek: één enzym versnelt één reactie in de cel.
Enzymen versnellen de reacties van stofwisselingsprocessen, zonder daarbij zelf te
worden verbruikt.
1
Paragraaf 1 ➙stoffen worden omgezet:
Je lichaam maakt voortdurend nieuwe dingen aan:
Stoffen: om te groeien en een wond te laten herstellen
Oude cellen vervangen door nieuwe cellen
Energie vrijgemaakt: om te bewegen en je lichaam warm te houden.
Stofwisseling: alle processen in een organisme waarbij stoffen worden omgezet in andere
stoffen.
Voorbeeld: de verbranding in cellen van je lichaam.
Elke organisme bestaat uit een aantal stoffen dat in twee groepen is verdeeld:
Organische stoffen: zijn afkomstig van organismen of van producten van organismen.
Organische stoffen die in de natuur voorkomen zijn altijd door organismen gevormd
en ze zijn energierijk.
Voorbeeld: koolhydraten (glucose, suiker, zetmeel), eiwitten en vetten
Anorganische stoffen: komen zowel in organismen voor als in de levenloze natuur en
bevatten weinig energie.
Voorbeeld: mineralen (zouten, ijzer) en water.
Reactie: als stoffen worden omgezet in andere stoffen.
Enzymen: zorgen ervoor dat reacties in je lichaam snel verlopen. = functie van enzymen
Het zijn speciale eiwitten.
Enzymen zorgen voor opbouw en afbouw.
Een cel bevat veel verschillende enzymen, waardoor verschillende reacties worden
versneld.
Het is een organische stof.
Maltose word opgesplitst in twee glucose.
Ze helpen bij het omzetten van stoffen.
Enzymen werken specifiek: één enzym versnelt één reactie in de cel.
Enzymen versnellen de reacties van stofwisselingsprocessen, zonder daarbij zelf te
worden verbruikt.
1