Inleidende hoorcollege
Kenmerken van wetenschappelijk onderzoek
Empirisch
o Gebaseerd op systematische waarnemingen
Controleerbaar
o Peer review (het wordt gecontroleerd door andere onderzoekers)
Probabilistisch
o gebaseerd op kans. X zou dus in sommige gevallen ook niet voor y kunnen zorgen
o deterministisch (tegenovergestelde van (pro): als x, dan y
Voorwaarden goede wetenschappelijke theorie:
Het moet ondersteund worden door data
o Data uit wetenschappelijk onderzoek
Falsifieerbaar
o Een theorie moet weerlegd kunnen worden aan de hand van verzamelde gegevens
Spaarzaam (parsimonious)
o Zo eenvoudig en specifiek mogelijk
Soorten onderzoeksvragen:
Fundamenteel (basic): hoe zit het precies, lijkt op descriptive
Toegepast (applied): iets lastiger waarbij je dingen moet toepassen
Translationeel: Niet belangrijk
Onderzoeksontwerp:
Kwalitatief: alles wat niet getalsmatig is
Kwantitatief: getallen
, Hoorcollege 1
Waarom kwalitatief onderzoek:
Om sociale fenomenen te begrijpen vanuit natuurlijke context
o Empirische patronen vinden die een starpunt te kunnen zijn voor theorievorming
Om bestaande data aan te passen of uit te bereiden
Om patronen te vinden in
o Geschreven en gesproken tekst
o Observaties van gedrag en interacties
o Beeldmateriaal
Kenmerken van kwalitatief onderzoek:
De onderzoeker is geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent
De onderzoeker heeft een contextuele benadering
Het perspectief van de respondenten staat centraal
Via specifieke observaties probeert de onderzoeker:
o De sociale werkelijkheid te omschrijven in al haar diversiteit
o Naar de algemeenheden te zoeken die nieuwe theorieën vormen of bestaande
theorieën aanpassen
Nadrukkelijke aanwezigheid van een onderzoeker/ interviewer
^Dit heet inductie: vanuit waarnemingen een theorie ontwikkelen
Vijf criteria voor kwalitatieve onderzoeksvragen:
SPICE:
Setting: waar, in welke context
Perspective (of population): voor wie
Interest: wat?
(Comparison: vergeleken met wie/ wat)
Evaluation: met welk resultaat
Manier van het verzamelen van data:
Een kwalitatief interview doen> over:
o Ideeën
o Motieven
o Ervaringen
o Gedragingen
Soorten interviews:
Ongestructureerd: inhoud, volgorde, formulering en antwoordopties hangen af van het verloop van
het interview
Semi-gestructureerd: inhoud, volgorde, formulering en antwoordopties hangen af van de context en
interview, maar er is wel een topiclijst.
Gestructureerd: survey/ inhoud, volgorde, formulering en antwoordopties zijn vooraf vastgesteld
, Manieren van selectie:
Eenvoudig te bereiken participanten
Participanten die een groepje vormen
Participanten die voldoen aan hele specifieke voorwaarden
Populatie: een groep waarover een onderzoeker een uitspraak wil kunnen maken/ waarin een
onderzoeker geïnteresseerd is.
Steekproef: deel van de gehele populatie. Dit groepje moet wel representatief zijn voor de gehele
populatie
Manieren van steekproef
Doelgerichte steekproef:
o De onderzoeker gaat opzoek naar participanten dien voldoen aan specifieke eisen
Gemaksteekproef
o Participanten die makkelijk te vinden zijn
Quota steekproef
o Er zijn voorwaarde voor aantallen binnen de steekproef
Sneeuwbal steekproef
o Participanten vragen om andere participanten te werven/ aanbevelen
Sequentieel
Begrippen interview:
Transcript: verbale communicatie in woorden omzetten
Field notes: visuele of andere opmerkzaamheden
Analyseren: wat je doet na een interview
Taken van een moderator bij een focusgroep: (hierbij is de interviewer geen onderdeel van het
gesprek)
Het stellen van de geformuleerde vragen
Ervoor zorgen dat het gesprek niet afdwaalt
Ervoor zorgen dat iedereen de kans krijgt om actief deel te nemen
Verschil tussen focusgroep en kwalitatief interview:
Er is interactie tussen deelnemers bij de focusgroep
Onderwerp is vaak meer specifiek bij een focusgroep
Benodigdheden focusgroep:
Moderater: interviewer bij een focusgroep
6-10 personen
Een homogene groep
Breed scala aan ervaringen heterogeen
Bij focusgroepen is het volgende belangrijk:
Anonimiteit
Vertrouwelijkheid
Kenmerken van wetenschappelijk onderzoek
Empirisch
o Gebaseerd op systematische waarnemingen
Controleerbaar
o Peer review (het wordt gecontroleerd door andere onderzoekers)
Probabilistisch
o gebaseerd op kans. X zou dus in sommige gevallen ook niet voor y kunnen zorgen
o deterministisch (tegenovergestelde van (pro): als x, dan y
Voorwaarden goede wetenschappelijke theorie:
Het moet ondersteund worden door data
o Data uit wetenschappelijk onderzoek
Falsifieerbaar
o Een theorie moet weerlegd kunnen worden aan de hand van verzamelde gegevens
Spaarzaam (parsimonious)
o Zo eenvoudig en specifiek mogelijk
Soorten onderzoeksvragen:
Fundamenteel (basic): hoe zit het precies, lijkt op descriptive
Toegepast (applied): iets lastiger waarbij je dingen moet toepassen
Translationeel: Niet belangrijk
Onderzoeksontwerp:
Kwalitatief: alles wat niet getalsmatig is
Kwantitatief: getallen
, Hoorcollege 1
Waarom kwalitatief onderzoek:
Om sociale fenomenen te begrijpen vanuit natuurlijke context
o Empirische patronen vinden die een starpunt te kunnen zijn voor theorievorming
Om bestaande data aan te passen of uit te bereiden
Om patronen te vinden in
o Geschreven en gesproken tekst
o Observaties van gedrag en interacties
o Beeldmateriaal
Kenmerken van kwalitatief onderzoek:
De onderzoeker is geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent
De onderzoeker heeft een contextuele benadering
Het perspectief van de respondenten staat centraal
Via specifieke observaties probeert de onderzoeker:
o De sociale werkelijkheid te omschrijven in al haar diversiteit
o Naar de algemeenheden te zoeken die nieuwe theorieën vormen of bestaande
theorieën aanpassen
Nadrukkelijke aanwezigheid van een onderzoeker/ interviewer
^Dit heet inductie: vanuit waarnemingen een theorie ontwikkelen
Vijf criteria voor kwalitatieve onderzoeksvragen:
SPICE:
Setting: waar, in welke context
Perspective (of population): voor wie
Interest: wat?
(Comparison: vergeleken met wie/ wat)
Evaluation: met welk resultaat
Manier van het verzamelen van data:
Een kwalitatief interview doen> over:
o Ideeën
o Motieven
o Ervaringen
o Gedragingen
Soorten interviews:
Ongestructureerd: inhoud, volgorde, formulering en antwoordopties hangen af van het verloop van
het interview
Semi-gestructureerd: inhoud, volgorde, formulering en antwoordopties hangen af van de context en
interview, maar er is wel een topiclijst.
Gestructureerd: survey/ inhoud, volgorde, formulering en antwoordopties zijn vooraf vastgesteld
, Manieren van selectie:
Eenvoudig te bereiken participanten
Participanten die een groepje vormen
Participanten die voldoen aan hele specifieke voorwaarden
Populatie: een groep waarover een onderzoeker een uitspraak wil kunnen maken/ waarin een
onderzoeker geïnteresseerd is.
Steekproef: deel van de gehele populatie. Dit groepje moet wel representatief zijn voor de gehele
populatie
Manieren van steekproef
Doelgerichte steekproef:
o De onderzoeker gaat opzoek naar participanten dien voldoen aan specifieke eisen
Gemaksteekproef
o Participanten die makkelijk te vinden zijn
Quota steekproef
o Er zijn voorwaarde voor aantallen binnen de steekproef
Sneeuwbal steekproef
o Participanten vragen om andere participanten te werven/ aanbevelen
Sequentieel
Begrippen interview:
Transcript: verbale communicatie in woorden omzetten
Field notes: visuele of andere opmerkzaamheden
Analyseren: wat je doet na een interview
Taken van een moderator bij een focusgroep: (hierbij is de interviewer geen onderdeel van het
gesprek)
Het stellen van de geformuleerde vragen
Ervoor zorgen dat het gesprek niet afdwaalt
Ervoor zorgen dat iedereen de kans krijgt om actief deel te nemen
Verschil tussen focusgroep en kwalitatief interview:
Er is interactie tussen deelnemers bij de focusgroep
Onderwerp is vaak meer specifiek bij een focusgroep
Benodigdheden focusgroep:
Moderater: interviewer bij een focusgroep
6-10 personen
Een homogene groep
Breed scala aan ervaringen heterogeen
Bij focusgroepen is het volgende belangrijk:
Anonimiteit
Vertrouwelijkheid