Eldering (2010) – H2: Allochtonen in Nederland uit Cultuur en opvoeding (Eldering).
Allochtonen in Nederland
Identificatiecriteria
Allochtoon: afkomstig van een ander land. Identificatiecriteria:
● Nationaliteit.
In vreemdelingenstatistieken door CBO kwamen alleen personen voor met niet-Nederlandse nationaliteit.
Meeste Surinamers, Antillianen en Arubanen niet, omdat zij Nederlandse nationaliteit hebben. Maar
worden wel tot de allochtone populatie gerekend. Probleem met registratie van een persoon met
dubbele nationaliteit.
● Geboorteland.
Nadeel: in NL geboren kinderen van immigranten worden niet meegerekend.
● Geboorteland van de ouders.
Elk criterium sluit bepaalde categorieën allochtonen uit.
(● Zelfidentificatie.
Naarmate de verblijfsduur van de immigrantengroepering langer wordt, voldoet het criterium
geboorteland niet meer. Een persoon kan zelf bepalen of hij/zij met een bepaalde etnische groep
geïdentificeerd wil worden.)
Omvang van de allochtone populatie in een land is afhankelijk van de gebruikte identificatiecriteria.
Herkomst en omvang allochtonenpopulatie
Sinds ruim 50 jaar omvangrijke immigratie uit:
● landen met een vergelijkbare sociaal-economische structuur en cultuur (westerse landen);
● voormalige koloniën (Indonesië, de Molukken, Suriname en de Antillen/Aruba);
● laden rond de Middellandse Zee (Marokko, Turkije, Spanje, Italië, Portugal, Griekenland, ex-
Joegoslavië).
Laatste 25 jaar: sterke toename aantal vluchtelingen en vooral asielzoekers. Vooral afkomstig uit
Afghanistan, Irak, Iran en Somalië.
1 januari 2009: bijna 16,5 miljoen mensen in NL. Aantal niet-westerse allochtonen: 1,8 miljoen, 11% van
de totale bevolking in NL (groei). 2/3de behoort tot 4 grote allochtonengroeperingen van Surinaamse
(339.000), Antilliaanse (135.000), Turkse (378.000) en Marokkaanse (342.000) afkomst. Personen uit
China (50.000), Irak, Iran, Afghanistan en Somalië 11% van niet-westerse bevolking in NL.
Sinds 2000 ook toename aantal migranten uit westerse landen, vooral uit Midden- en Oost-
Europese (MOE-)landen. Polen de grootste groepering (69.000).
Veel illegalen in Nederland.
Migratie, een proces in fasen
Migratie een proces bepaald door push- en pullfactoren. Pushfactoren stimuleren tot emigratie;
pullfactoren tot immigratie.
Migratie uit Suriname
Suriname is van 1667-1975 een Nederlandse kolonie geweest, met een plantage-economie. Voor het werk
op de plantages slaven uit West-Afrika gehaald. Afschaffing slavernij in 1863 -> contactarbeiders uit India
(Hindostanen) en Indonesië (Chinezen en Javanen) gehaald.
Nederlandse bevolkingsgroep, en later gemengde bevolking met afstammelingen van witte
meesters en zwarte slavinnen. Stuurden hun kinderen naar NL voor het volgen van voortgezet en hoger
onderwijs.
Aanvankelijk (tot begin jaren ’70) een educatieve emigratie (pullfactor in NL) en rond
onafhankelijkheid (1975) een meer politiek en economisch karakter (pushfactoren in Suriname).
Hindostanen bevreesd voor een politieke overheersing door de Creoolse Surinamers. Surinaamse
populatie in NL een dwarsdoorsnede van die in Suriname.
Allochtonen in Nederland
Identificatiecriteria
Allochtoon: afkomstig van een ander land. Identificatiecriteria:
● Nationaliteit.
In vreemdelingenstatistieken door CBO kwamen alleen personen voor met niet-Nederlandse nationaliteit.
Meeste Surinamers, Antillianen en Arubanen niet, omdat zij Nederlandse nationaliteit hebben. Maar
worden wel tot de allochtone populatie gerekend. Probleem met registratie van een persoon met
dubbele nationaliteit.
● Geboorteland.
Nadeel: in NL geboren kinderen van immigranten worden niet meegerekend.
● Geboorteland van de ouders.
Elk criterium sluit bepaalde categorieën allochtonen uit.
(● Zelfidentificatie.
Naarmate de verblijfsduur van de immigrantengroepering langer wordt, voldoet het criterium
geboorteland niet meer. Een persoon kan zelf bepalen of hij/zij met een bepaalde etnische groep
geïdentificeerd wil worden.)
Omvang van de allochtone populatie in een land is afhankelijk van de gebruikte identificatiecriteria.
Herkomst en omvang allochtonenpopulatie
Sinds ruim 50 jaar omvangrijke immigratie uit:
● landen met een vergelijkbare sociaal-economische structuur en cultuur (westerse landen);
● voormalige koloniën (Indonesië, de Molukken, Suriname en de Antillen/Aruba);
● laden rond de Middellandse Zee (Marokko, Turkije, Spanje, Italië, Portugal, Griekenland, ex-
Joegoslavië).
Laatste 25 jaar: sterke toename aantal vluchtelingen en vooral asielzoekers. Vooral afkomstig uit
Afghanistan, Irak, Iran en Somalië.
1 januari 2009: bijna 16,5 miljoen mensen in NL. Aantal niet-westerse allochtonen: 1,8 miljoen, 11% van
de totale bevolking in NL (groei). 2/3de behoort tot 4 grote allochtonengroeperingen van Surinaamse
(339.000), Antilliaanse (135.000), Turkse (378.000) en Marokkaanse (342.000) afkomst. Personen uit
China (50.000), Irak, Iran, Afghanistan en Somalië 11% van niet-westerse bevolking in NL.
Sinds 2000 ook toename aantal migranten uit westerse landen, vooral uit Midden- en Oost-
Europese (MOE-)landen. Polen de grootste groepering (69.000).
Veel illegalen in Nederland.
Migratie, een proces in fasen
Migratie een proces bepaald door push- en pullfactoren. Pushfactoren stimuleren tot emigratie;
pullfactoren tot immigratie.
Migratie uit Suriname
Suriname is van 1667-1975 een Nederlandse kolonie geweest, met een plantage-economie. Voor het werk
op de plantages slaven uit West-Afrika gehaald. Afschaffing slavernij in 1863 -> contactarbeiders uit India
(Hindostanen) en Indonesië (Chinezen en Javanen) gehaald.
Nederlandse bevolkingsgroep, en later gemengde bevolking met afstammelingen van witte
meesters en zwarte slavinnen. Stuurden hun kinderen naar NL voor het volgen van voortgezet en hoger
onderwijs.
Aanvankelijk (tot begin jaren ’70) een educatieve emigratie (pullfactor in NL) en rond
onafhankelijkheid (1975) een meer politiek en economisch karakter (pushfactoren in Suriname).
Hindostanen bevreesd voor een politieke overheersing door de Creoolse Surinamers. Surinaamse
populatie in NL een dwarsdoorsnede van die in Suriname.
