H24: De vraagzijde: de reële sfeer
1) Uitganspunt: een stabiel algemeen prijspeil
AV-AA model:
- Aggregatieve vraagcurve: relatie tussen de verschillende bestedingscomponenten en
het algemeen prijsniveau
- Aggregatief aanbod: relatie tussen het niveau v/h bbp en het algemeen prijspeil
2) Eenvoudig model: gesloten economie zonder overheid
= zonder buitenlandse handel, geen overheidsuitgaven en belastingen die betaald moeten
worden
AV = C + I (= bruto nationale bestedingen) -> consumptie van gezinnen en investeringen
van bedrijven zijn de enige vraagcomponenten
Private consumptie
Beschikbaar inkomen (Y b ) = nationaal inkomen (Y) -> geen belastingen of transfers van de
overheid
C = f(Y b , vermogen, vertrouwen,…)
Consumptiefunctie: C = C 0+ c Y b
Met c = marginale consumptiequote: verhouding tussen bijkomende private
consumptie-uitgaven en bijkomend beschikbaar inkomen
C 0= autonome consumptie: deel v/d consumptie dat onafhankelijk is van het
beschikbaar inkomen
Alles wat we niet consumeren sparen we: Y b = C + S
Spaarfunctie: S = -C 0+ (1-c) Y b
Marginale spaarquote: 1-c = s -> verhouding tussen bijkomen sparen en bijkomend
beschikbaar inkomen
Gemiddelde consumptiequote = totale consumptie-uitgaven per eenheid beschikbaar
C0
inkomen = +c
Yb
Investeringen van bedrijven
I = geplande investeringen van bedrijven
- Gewenste (ex ante): nieuwe duurzame kapitaalgoederen of gewenste verandering
van voorraden grondstoffen, halfafgewerkte en afgewerkte producten
- Feitelijke (ex post): investeringen en ongewenste voorraadwijzigingen
= Y – C of I + △ V = AA – AV
Niet gewenste investeren = feitelijke – I
Investeringsuitgaven fluctueren sterk -> veel grote uitschieters
Oorzaak: investeringsvraag is afhankelijk v/d netto actuele waarde
S
NAW =
(1+i)n
Bepalende factoren:
- Interestvoet: negatieve impact (als i stijgt zijn er minder investeringen)
- Prijs van kapitaalgoederen: negatieve invloed (hoe hoger de prijs, hoe lager NWA)
1) Uitganspunt: een stabiel algemeen prijspeil
AV-AA model:
- Aggregatieve vraagcurve: relatie tussen de verschillende bestedingscomponenten en
het algemeen prijsniveau
- Aggregatief aanbod: relatie tussen het niveau v/h bbp en het algemeen prijspeil
2) Eenvoudig model: gesloten economie zonder overheid
= zonder buitenlandse handel, geen overheidsuitgaven en belastingen die betaald moeten
worden
AV = C + I (= bruto nationale bestedingen) -> consumptie van gezinnen en investeringen
van bedrijven zijn de enige vraagcomponenten
Private consumptie
Beschikbaar inkomen (Y b ) = nationaal inkomen (Y) -> geen belastingen of transfers van de
overheid
C = f(Y b , vermogen, vertrouwen,…)
Consumptiefunctie: C = C 0+ c Y b
Met c = marginale consumptiequote: verhouding tussen bijkomende private
consumptie-uitgaven en bijkomend beschikbaar inkomen
C 0= autonome consumptie: deel v/d consumptie dat onafhankelijk is van het
beschikbaar inkomen
Alles wat we niet consumeren sparen we: Y b = C + S
Spaarfunctie: S = -C 0+ (1-c) Y b
Marginale spaarquote: 1-c = s -> verhouding tussen bijkomen sparen en bijkomend
beschikbaar inkomen
Gemiddelde consumptiequote = totale consumptie-uitgaven per eenheid beschikbaar
C0
inkomen = +c
Yb
Investeringen van bedrijven
I = geplande investeringen van bedrijven
- Gewenste (ex ante): nieuwe duurzame kapitaalgoederen of gewenste verandering
van voorraden grondstoffen, halfafgewerkte en afgewerkte producten
- Feitelijke (ex post): investeringen en ongewenste voorraadwijzigingen
= Y – C of I + △ V = AA – AV
Niet gewenste investeren = feitelijke – I
Investeringsuitgaven fluctueren sterk -> veel grote uitschieters
Oorzaak: investeringsvraag is afhankelijk v/d netto actuele waarde
S
NAW =
(1+i)n
Bepalende factoren:
- Interestvoet: negatieve impact (als i stijgt zijn er minder investeringen)
- Prijs van kapitaalgoederen: negatieve invloed (hoe hoger de prijs, hoe lager NWA)