Strafrecht 3
Hoorcollege aantekeningen
Week 1 – Hoorcollege A Inleiding tot de strafvordering.
In dit college: aard en doel van strafvordering en de betekenis van het EVRM voor ons
strafprocesrecht. De colleges zijn dus deels actualisering en deels de behandeling van de hoofdlijnen
van het vak.
Aard en doel strafvordering: Het hoofddoel is het verzekeren van een juiste toepassing van het
materieel strafrecht; voorbeelden hiervan zijn bijv. de delicten diefstal en moord. Via het
strafprocesrecht probeer je vast te stellen of het delict al dan niet gepleegd is volgens de
delictsomschrijving. In het vooronderzoek probeer je dingen op te helderen en vervolgens evalueer je
tijdens de terechtzitting in een zorgvuldige procedure of de verdachte ook echt schuldig is. De juiste
toepassing van het artikel moet op deze wijze verzekerd zijn. Dus: is het delict gepleegd? Is deze
persoon strafbaar? Het strafproces ziet er ook op dat het zodanig wordt ingericht dan onschuldige
personen vrijuit gaan. Het heeft dus een tweeledig doel, namelijk: bestraffing van de schuldige en het
voorkomen van bestraffing van de onschuldige.
Er is een soort onbalans tussen deze twee doelstellingen. Laatste doelstelling weegt zwaar, dit is te
herleiden in art. 338 Sv: je moet de overtuiging hebben, ‘unreasonable doubt’. Dit betekent niet dat je
100% overtuigd moet zijn van schuld, boven de redelijke twijfel. Er is een zekere twijfel aanvaardbaar.
Een passend voorbeeld hierbij is de zaak Lucia de B. Zij heeft altijd ontkent dat ze de reeds delicten
die haar zijn opgelegd heeft begaan. Dus welke twijfel is aanvaardbaar? Statistisch bewijs speelde
een grote rol, was dit een voldoende grote aanwijzing? Ook haar persoonlijk dagboek bevatte dingen
die zwaar belastend voor haar waren als je dit op een bepaalde manier las. Uiteindelijk: het kon de
toets van kritiek niet doorstaan. Waarom geen 100% overtuiging? Functie strafrecht. Anders zou je
nooit iemand kunnen bestraffen die ontkent dat hij iets heeft gedaan.
Waarborgen bij zware en lichte delicten verschillen. Bij lichte delicten hebben we sinds 2008 de OM-
afdoening, art. 257a Sv. De zaak wordt dan afgedaan door middel van een strafbeschikking. Het is
mogelijk dat je hiertegen verzet instelt, dan kom je bij de rechter terecht en die doet het vervolgens via
de normale procedure af. Hiermee aanvaarden we tot op zekere hoogte dus ook dat het bij de minder
zware delicten dus minder ‘zorgvuldig’ gaat in sommige gevallen. Waarom? Het kostenplaatje. Als je
dit tegen elkaar afweegt is het een aanvaardbare keuze. Het gaat niet altijd goed… voorbeeld: rapport
PG HR – de wet zegt dat de OvJ een strafbeschikking uitvaardigt, maar onder omstandigheden kan
hij dit ook uit laten voeren door anderen en hier worden wel eens fouten mee gemaakt. Rapport PG
HR geeft aanwijzingen voor verbetering van deze manier van afhandeling.
Nevendoelen strafvordering:
1. Eerbiediging rechten en vrijheden verdachte.
Voorbeeld 1: zwijgrecht, cautie (art. 29 Sv). Je bent als verdachte niet verplicht te antwoorden
en hier zal je dus ook op worden gewezen op het moment dat je wordt aangehouden.
Voorbeeld 2: limitering voorarrest. Het voorarrest is gebonden aan strikte termijnen;
inverzekeringstelling, bewaring, gevangenhouding e.d. De rechten en vrijheden van de
verdachte moeten worden gerespecteerd. Alleen bij ernstige feiten kan het voorarrest worden
gehanteerd.
2. Eerbiediging rechten en vrijheden anderen.
Voorbeeld 1: beperking getuigplichten. Getuigen zijn niet onder alle omstandigheden verplicht
om te getuigen, we kennen een regeling waarbij we ook rekening houden met de belangen
van getuigen, bijv. art. 288 Sv: de rechtbank kan afzien van het oproepen van niet
verschenen getuigen indien zich één van de redenen voordoet zoals genoemd in dit artikel.
1
Hoorcollege aantekeningen
Week 1 – Hoorcollege A Inleiding tot de strafvordering.
In dit college: aard en doel van strafvordering en de betekenis van het EVRM voor ons
strafprocesrecht. De colleges zijn dus deels actualisering en deels de behandeling van de hoofdlijnen
van het vak.
Aard en doel strafvordering: Het hoofddoel is het verzekeren van een juiste toepassing van het
materieel strafrecht; voorbeelden hiervan zijn bijv. de delicten diefstal en moord. Via het
strafprocesrecht probeer je vast te stellen of het delict al dan niet gepleegd is volgens de
delictsomschrijving. In het vooronderzoek probeer je dingen op te helderen en vervolgens evalueer je
tijdens de terechtzitting in een zorgvuldige procedure of de verdachte ook echt schuldig is. De juiste
toepassing van het artikel moet op deze wijze verzekerd zijn. Dus: is het delict gepleegd? Is deze
persoon strafbaar? Het strafproces ziet er ook op dat het zodanig wordt ingericht dan onschuldige
personen vrijuit gaan. Het heeft dus een tweeledig doel, namelijk: bestraffing van de schuldige en het
voorkomen van bestraffing van de onschuldige.
Er is een soort onbalans tussen deze twee doelstellingen. Laatste doelstelling weegt zwaar, dit is te
herleiden in art. 338 Sv: je moet de overtuiging hebben, ‘unreasonable doubt’. Dit betekent niet dat je
100% overtuigd moet zijn van schuld, boven de redelijke twijfel. Er is een zekere twijfel aanvaardbaar.
Een passend voorbeeld hierbij is de zaak Lucia de B. Zij heeft altijd ontkent dat ze de reeds delicten
die haar zijn opgelegd heeft begaan. Dus welke twijfel is aanvaardbaar? Statistisch bewijs speelde
een grote rol, was dit een voldoende grote aanwijzing? Ook haar persoonlijk dagboek bevatte dingen
die zwaar belastend voor haar waren als je dit op een bepaalde manier las. Uiteindelijk: het kon de
toets van kritiek niet doorstaan. Waarom geen 100% overtuiging? Functie strafrecht. Anders zou je
nooit iemand kunnen bestraffen die ontkent dat hij iets heeft gedaan.
Waarborgen bij zware en lichte delicten verschillen. Bij lichte delicten hebben we sinds 2008 de OM-
afdoening, art. 257a Sv. De zaak wordt dan afgedaan door middel van een strafbeschikking. Het is
mogelijk dat je hiertegen verzet instelt, dan kom je bij de rechter terecht en die doet het vervolgens via
de normale procedure af. Hiermee aanvaarden we tot op zekere hoogte dus ook dat het bij de minder
zware delicten dus minder ‘zorgvuldig’ gaat in sommige gevallen. Waarom? Het kostenplaatje. Als je
dit tegen elkaar afweegt is het een aanvaardbare keuze. Het gaat niet altijd goed… voorbeeld: rapport
PG HR – de wet zegt dat de OvJ een strafbeschikking uitvaardigt, maar onder omstandigheden kan
hij dit ook uit laten voeren door anderen en hier worden wel eens fouten mee gemaakt. Rapport PG
HR geeft aanwijzingen voor verbetering van deze manier van afhandeling.
Nevendoelen strafvordering:
1. Eerbiediging rechten en vrijheden verdachte.
Voorbeeld 1: zwijgrecht, cautie (art. 29 Sv). Je bent als verdachte niet verplicht te antwoorden
en hier zal je dus ook op worden gewezen op het moment dat je wordt aangehouden.
Voorbeeld 2: limitering voorarrest. Het voorarrest is gebonden aan strikte termijnen;
inverzekeringstelling, bewaring, gevangenhouding e.d. De rechten en vrijheden van de
verdachte moeten worden gerespecteerd. Alleen bij ernstige feiten kan het voorarrest worden
gehanteerd.
2. Eerbiediging rechten en vrijheden anderen.
Voorbeeld 1: beperking getuigplichten. Getuigen zijn niet onder alle omstandigheden verplicht
om te getuigen, we kennen een regeling waarbij we ook rekening houden met de belangen
van getuigen, bijv. art. 288 Sv: de rechtbank kan afzien van het oproepen van niet
verschenen getuigen indien zich één van de redenen voordoet zoals genoemd in dit artikel.
1