Geowijzer hoofdstuk 7: Grenzen en identiteit
7.1 Grens = scheidingslijn van waar een land ophoudt en een nieuw land begint.
Natuurlijke grenzen = grenzen gevormd door natuurlijke belemmeringen: gebergte, woestijn, rivier.
Vaak ligt de grens in hebt midden. Bergen: over de toppen bergkam. Grenzen van zeeën liggen vast in VN-
Zeerechtverdrag. Vanaf kustlijn tot 12 zeemijl (+- 10 km) = territoriale zee. Hier mogen andere landen niet vissen
maar wel doorheen varen.
Exclusieve economische zone (EEZ) = gebied tussen kustlijn en 200 zeemijl. Aangrenzende staat heeft recht op
winning van aanwezige grondstoffen, visserij, opwekken van energie uit water en wind, wetenschappelijk
onderzoek. Als landen dichter dan 200 zeemijl liggen, wordt het midden als grens genomen.
Politieke grenzen: kunstmatige door mensen bedachte grenzen.
Landgrenzen: grenzen binnen een land (provincies, steden).
Gemeentes, provincies, waterschappen zijn bestuurlijke regio’s.
Gemeente: gemeentebestuur wordt gevormd door raadsleden, wethouders, burgemeester. Burgemeester
wordt benoemd door de Kroon. Gemeenteraad stelt hoofdlijnen van beleid vast en zorgt voor de uitvoer
daarvan. Eens in de vier jaar:
gemeenteraadsverkiezingen.
Provincie: bestuur bestaat uit Provinciale Staten,
Gedeputeerde Staten en commissaris van de
Koning. Ze meeten in provinciehuis. Provinciale
Staten bepalen in hoofdlijnen van provincie en
ze controleren de Gedeputeerde Staten. GS
worden door PS gekozen. Commissaris van de
Koning wordt benoemd door de Kroon. De
commissaris is voorzitter maar geen lid van PS,
wel van GS.
Het Rijk: regering + parlement.
Parlement: Eerste + Tweede Kamer.
Eerste Kamer: niet direct door burgers gekozen.
Heeft 75 zetels die door PS worden gekozen.
Belangrijkste taak: wetsvoorstellen beoordelen.
Tweede Kamer: gekozen door alle 18+. Er zijn
150 zetels. Stemmen : 150. Na verkiezing wordt
de nieuwe regering gevormd. Na een wek debatteren de partijen over de verkiezingsuitslag. De Kamer
formuleert een informatieopdracht en benoemt een informateur. De informateur onderzoekt welke partijen een
nieuw kabinet kunnen vormen (houdend aan de opdracht van 2K). Hij stelt regeerakkoord op. Daarin staan
belangrijkste doelstellingen voor het beleid van het nieuwe kabinet. Informateur stelt een formateur voor na het
uitvoeren van de opdrachten. Formateur moet zorgen voor regeerakkoord en kandidaten voor ministerposten.
Formateur wordt vaak minister-president. Koning zit niet in het kabinet.
Koninkrijk der Nederlanden: Nederland + Aruba + Curaçao + Sint Maarten. Nederland is een gedecentraliseerde
eenheidsstaat met drie bestuurslagen: Rijk, provincie, gemeente. De eilanden zijn alle drie staten met één
bestuurslaag: het land. Regering: de Koning door gouverneur vertegenwoordigd en de raad van ministers van
het desbetreffende eiland. Parlement vertegenwoordigd het volk. Bonaire, Sint Eustatius en Saba: Caribisch
Nederland.
Waterschap: grenzen worden bepaald door stroomgebied van een rivier of meerdere wateren in een bepaalde
regio. Waterschap = overheid met één taak: overal en altijd zorgen voor de juiste hoeveelheid water van een
7.1 Grens = scheidingslijn van waar een land ophoudt en een nieuw land begint.
Natuurlijke grenzen = grenzen gevormd door natuurlijke belemmeringen: gebergte, woestijn, rivier.
Vaak ligt de grens in hebt midden. Bergen: over de toppen bergkam. Grenzen van zeeën liggen vast in VN-
Zeerechtverdrag. Vanaf kustlijn tot 12 zeemijl (+- 10 km) = territoriale zee. Hier mogen andere landen niet vissen
maar wel doorheen varen.
Exclusieve economische zone (EEZ) = gebied tussen kustlijn en 200 zeemijl. Aangrenzende staat heeft recht op
winning van aanwezige grondstoffen, visserij, opwekken van energie uit water en wind, wetenschappelijk
onderzoek. Als landen dichter dan 200 zeemijl liggen, wordt het midden als grens genomen.
Politieke grenzen: kunstmatige door mensen bedachte grenzen.
Landgrenzen: grenzen binnen een land (provincies, steden).
Gemeentes, provincies, waterschappen zijn bestuurlijke regio’s.
Gemeente: gemeentebestuur wordt gevormd door raadsleden, wethouders, burgemeester. Burgemeester
wordt benoemd door de Kroon. Gemeenteraad stelt hoofdlijnen van beleid vast en zorgt voor de uitvoer
daarvan. Eens in de vier jaar:
gemeenteraadsverkiezingen.
Provincie: bestuur bestaat uit Provinciale Staten,
Gedeputeerde Staten en commissaris van de
Koning. Ze meeten in provinciehuis. Provinciale
Staten bepalen in hoofdlijnen van provincie en
ze controleren de Gedeputeerde Staten. GS
worden door PS gekozen. Commissaris van de
Koning wordt benoemd door de Kroon. De
commissaris is voorzitter maar geen lid van PS,
wel van GS.
Het Rijk: regering + parlement.
Parlement: Eerste + Tweede Kamer.
Eerste Kamer: niet direct door burgers gekozen.
Heeft 75 zetels die door PS worden gekozen.
Belangrijkste taak: wetsvoorstellen beoordelen.
Tweede Kamer: gekozen door alle 18+. Er zijn
150 zetels. Stemmen : 150. Na verkiezing wordt
de nieuwe regering gevormd. Na een wek debatteren de partijen over de verkiezingsuitslag. De Kamer
formuleert een informatieopdracht en benoemt een informateur. De informateur onderzoekt welke partijen een
nieuw kabinet kunnen vormen (houdend aan de opdracht van 2K). Hij stelt regeerakkoord op. Daarin staan
belangrijkste doelstellingen voor het beleid van het nieuwe kabinet. Informateur stelt een formateur voor na het
uitvoeren van de opdrachten. Formateur moet zorgen voor regeerakkoord en kandidaten voor ministerposten.
Formateur wordt vaak minister-president. Koning zit niet in het kabinet.
Koninkrijk der Nederlanden: Nederland + Aruba + Curaçao + Sint Maarten. Nederland is een gedecentraliseerde
eenheidsstaat met drie bestuurslagen: Rijk, provincie, gemeente. De eilanden zijn alle drie staten met één
bestuurslaag: het land. Regering: de Koning door gouverneur vertegenwoordigd en de raad van ministers van
het desbetreffende eiland. Parlement vertegenwoordigd het volk. Bonaire, Sint Eustatius en Saba: Caribisch
Nederland.
Waterschap: grenzen worden bepaald door stroomgebied van een rivier of meerdere wateren in een bepaalde
regio. Waterschap = overheid met één taak: overal en altijd zorgen voor de juiste hoeveelheid water van een
