Inhoudsopgave
GEMOTIVEERD LEREN EN LESGEVEN ............................................................................................................... 1
Hoofdstuk 1 Wat is motivatie? ................................................................................................................ 2
Hoofdstuk 2 De rol van de leraar in het bieden van autonomie ............................................................ 7
Hoofdstuk 3 De bijdrage van de leraar aan het competentiegevoel van leerlingen ............................ 13
Hoofdstuk 4 De rol van de leraar in het zorgen voor sociale verbondenheid ...................................... 16
Hoofdstuk 6 leraren en hun motivatie .................................................................................................. 19
1
, Hoofdstuk 1 Wat is motivatie?
1.1 waaruit blijkt motivatie?
1. Opstarten:
a. Gemotiveerde leerling: Zal direct beginnen met de activiteit en zal actief aan de slag gaan
tijdens een groepsopdracht.
b. Ongemotiveerde leerling: Zal opdrachten uitstellen en zal tijdens een groepsopdracht het
werk overlaten aan zijn groepsgenoten.
2. Manier:
a. Gemotiveerde leerling: Probeert de activiteit zo goed mogelijk uit te voeren. Zal
strategieën gebruiken en perfectie zal worden nagestreefd.
b. Ongemotiveerde leerling: Focus ligt bij het afronden van de taak en zal dus geen goede
strategieën gebruiken en ook zal er geen perfectie worden nagestreefd.
3. Intensiteit:
a. Gemotiveerde leerling: Zal veel energie steken in de activiteit, zal geconcentreerd zijn en
zal opgaan in de activiteit. Ook werkt hij stevig door en houdt zichzelf bij de les.
b. Ongemotiveerde leerling: Zal niet veel energie steken in de activiteit, zal
ongeconcentreerd zijn (laat zich afleiden) en zal de activiteit vaak onderbreken.
4. Doorzettingsvermogen:
a. Gemotiveerde leerling: Zal niet snel opgeven als iets niet lukt en zal meer tijd steken in
de activiteit. Zal ook veel moeite doen om de activiteit goed uit te voeren.
b. Ongemotiveerde leerling: Zal wel snel opgeven en geen tijd steken in de activiteit.
5. Gebrek aan motivatie:
a. Leerling hecht geen belang aan het doel of is niet bekend met het doel.
b. Leerling voelt zich niet bekwaam om de leeractiviteit uit te voeren.
c. Leerling krijgt geen ondersteuning, terwijl hij deze wel nodig acht.
d. Leerling gelooft niet dat de uitvoering van de leeractiviteit tot het gewenste doel zal
leiden.
e. Iets anders is op dat moment veel belangrijker of aantrekkelijker voor de leerling.
2