Hoofdstuk 5
Inzicht dat:
- Een verhouding een vergelijking aangeeft van aantallen, die naar voren komen in
getalsmatige, meet- of meetkundige aspecten van een situatie (kerninzicht
vergelijking tussen grootheden)
- Een verhouding een relatief begrip is en een eindeloze reeks van gelijkwaardige
getallenparen vertegenwoordigt (kerninzicht gelijkwaardige getallenparen)
Kerninzichten:
23. De leerlingen leren wiskunde taal gebruiken
24. De leerlingen leren praktische en formele reken-wiskunde problemen op te lossen en
redeneringen helder weer te geven
25. De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van reken-wiskunde-problemen te
onderbouwen en leren oplossingen te beoordeling
26. De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen,
kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er
praktische situaties mee te rekenen
Nadruk op 2 inhoudelijke aspecten:
1. Het ordenen van de grootheid lengte: alle poppen worden op een rij gelegd van klein
naar groot
2. Het denken in verhoudingen: de kinderen zoeken uit welke kleertjes bij welke
poppen passen, dat wil zeggen: de grootte van de kleertjes moeten in verhouding zijn
met de grootte (lengte) van de poppen: er moet een evenredig verband zijn
De leerkracht probeert de leerlingen te laten redeneren over de verhoudingen die een rol
spelen in een context
Wiskundige activiteiten te verwerven:
- Verhoudingen tussen de lengte van alle voorwerpen in Madurodam en de lengte
van diezelfde voorwerpen in de werkelijkheid is 1 op 25 (schaal 1 : 25)
- Meetkunde iets dat verder weg staat, lijkt kleiner
- Meten: schatten van de hoogte van een huis en de lengte van kinderen als
referentiematen
- Het (om)rekenen van maten en verhoudingen
Kinderen verwerven het inzicht dat een verhouding een vergelijking aangeeft van aantallen
die naar voren komen in getalsmatige, meet- of meetkundige aspecten van een situatie
Verhoudingen gebruik je om grootheden te vergelijken
Als de lengten van de kleinste en grootste pop bv. 15cm respectievelijk 30cm zouden zijn, en
die van de bijbehorende (lengte-)maten van de kleertjes 10cm respectievelijk 20cm, is er
sprake van gelijkheid van verhoudingen = evenredig verband
Met verhoudingsgetallen kun je die evenredigheid weergeven als 10 : 20 = 15 : 30 = 1 : 2
Ervaringen op het gebied van meten en meetkunde leggen de basis voor het denken in
verhoudingen
Door het redeneren over al of niet gelijke verhoudingen in een situatie worden kinderen zich
bewust van het neer verhouding zien of denken
Driehoeken laat een evenredig verband zien tussen de lengte van de zijden van driehoek A
en C. die verhouding is in getallen uitgedrukt 1 : 2
Driehoeken A en C noemen we vanwege dat evenredig verband dan ook gelijkvormig
(driehoek C is 2x zo groot als driehoek A)