Deeltoets 1 en 2 van Evolutie en Biodiversiteit
Jaar 1, periode 3
Bevat alle uitgewerkte leerdoelen
Deeltoets 1
Natuurlijke selectie
1844: The origin of species
Darwin noemde evolutie ‘descent with modification’
Darwin had het ook over artificiële selectie, hij zag dit als een goede analogie voor evolutie
in de natuur. Hij keek hierbij naar domesticatie en naar het verbouwen van gewassen.
Domestication syndrome: het geheel van kenmerken dat planten en dieren verkrijgen door
domesticatie.
De 4 observaties en 2 gevolgtrekkingen van Darwin zijn de basis van evolutie:
Observaties:
• Variatie binnen een populatie
• Overproductie: soorten kunnen meer nakomelingen produceren dan het milieu kan
onderhouden
• Competitie (door overproductie): Struggle for survival – limits own growth
• Erfelijkheid; eigenschappen worden overgedragen aan de volgende generatie
, Gevolgtrekkingen:
• Individuen die goed aangepast zijn aan hun omgeving laten gemiddeld meer
nakomelingen na.
• Na verloop van tijd accumuleren gunstige eigenschappen in de populatie
o Bewijzen
Fossielenvoor evolutie:
o Homologiën
‘Remarkable similarity in limb-design that differs in function’
o Sporen van evolutionaire historie
‘Vestigial structures’ (reduced version of ancestral organ)
o Continentale drift
Vroeger zat de wereld anders in elkaar wat verklaart waarom sommige soorten verspreid
over continenten leven
o Directe observaties
Domesticatie en artificiële selectie, onderzoek en experimenten met micro-organismen
o Formatie van nieuwe soorten door de tijd
Je hebt ook ‘convergent evolution’ → Different animals obtain similar shapes due to
adaptions to a specific environment
Socialiteit en kin selectie
Voordelen van socialiteit: Nadelen van socialiteit:
Verwarringseffect Vatbaarder voor ziektes, parasieten
Verdunningseffect (kleinere kans dat jij Beter zichtbaar voor predatoren
gepakt wordt) Concurrentie voedsel
Jagen is effectiever Inteelt
Sneller voedsel vinden Extra pair populations
Je kan makkelijk seksuele partners vinden
B= Benefits, C= Costs
Altruïsme: Gedrag dat ten koste gaat van de individuele fitness, maar resulteert in
toename van de fitness van andere individuen in de groep.
Kin selectie kan worden samengevat m.b.v. Hamilton’s Rule.
Directe fitness; aantal nakomelingen dat jij zelf produceert
Indirecte fitness; aantal EXTRA nakomelingen die een verwant kan produceren omdat jij
diegene helpt
Inclusive fitness: Directe fitness + Indirecte fitness
, Eusocialiteit; een sociaal levende groep waarbij de leden samenwerken bij het
grootbrengen van de nakomelingen, met steriele individuen (werk(st)ers) die de
reproductieve individuen (koning-koningin) helpen.
Reciprook Altruïsme= Niet tussen verwanten, beïnvloed je directe fitness.
Selectie en drift
Hardy Weinberg (wordt gebruikt als 0-hypothese en bewijs voor evolutie) als:
1. Afwezigheid van mutaties
2. Individuen in de populatie paren willekeurig
3. Geen gene flow: populatie is geïsoleerd. Er is geen toestroom van nieuwe allelen via
immigratie van individuen of zaden/pollen
4. Geen genetische drift: de populatie bestaat uit een groot of oneindig aantal individuen
5. Geen selectie op allelen (natuurlijke-, kunstmatige- of seksuele-)
Fylogenetische reconstructie
De fylogenie = Studie van evolutionaire relaties tussen organismen of genen
Een fylogenie = Beschrijving van het ontstaan en de verwantschap van groepen (vaak
weergegeven in een fylogenetische boom)
Caroli Linnaei heeft 9000 soorten op naam gebracht. Grondlegger van de binominale
indeling (i.e. geslacht + soort) Hij gaf ook de mens een plek binnen het dierenrijk, we zijn
zoogdieren.
Charles Darwin maakte de eerste fylogenetische boom, hij zag evolutie als een
‘vertakkingsproces’ met één gemeenschappelijke voorouder voor alle soorten.
Microevolutie: (drift, selectie, migratie etc.) verandering van allelfrequenties in populaties
Macroevolutie: speciatie als gevolg van reproductieve isolatie
Huidige soorten kunnen niet elkaars voorouder zijn
Fylogenetische begrippen:
Tips → De uiteinden van een evolutionaire boom; soorten, genen, populaties
Branches → Lineages (takken) die door de tijd heen evolueren, leidend naar
aftakkingen (speciatie) die vervolgens weer vertakken