Morfologie, fysiologie en genetica
van bacteriën
1
,MORFOLOGIE EN TAXONOMIE VAN BACTERIËN:
OPBOUW VAN DE BACTERIËLE CEL
ALGEMEEN
Grootte v bacteriën: 1 𝜇m
• Niet zichtbaar met blote oog
• Practica: microscoop nodig die 100x vergroot
Founding fathers
• Anthony van Leeuwenhoek: uitvinder microscoop
o Laken koopman
o Om kwaliteit v geweven stoffen te controleren: soort microscoop gemaakt
§ Metalen plaat met bovenin glazen bolletje dat licht brak → vergroot
o Ook uitwerpselen etc bekeken
§ Zag bewegende wezens: 1ste keer dat micro-organismen door iemand geobserveerd
§ Wist nog niet wat het was en hoe het werkte
§ Einde 17de eeuw
• Bacteriologie zelf start pas va 1850
o Louis Pasteur
§ Bacteriën verantwoordelijk voor fermentatie
§ Vaccins ontwikkelt
o Robert Koch
§ Bacteriën zijn oorzaak v infectieziekten
o Ferdinand Cohn
§ In cultuur brengen v bacteriën op steriele voedingsbodems
§ Nomenclatuur
Samenstelling v prokaryote bacteriële cel
• Cytoplasma
• Cytoplasma-membraan
• Celwand
• Externe structuren
2
,CYTOPLASMA
1. Nucleoïd: chromosoom en plasmiden
• DNA
o Over algemeen los in cytoplasma, wel opgerold
o Meestal 1 groot circulair chromosoom dat opgerold in cytoplasma
o Veel bacteriën ook plasmiden
§ Kleine circulaire stukjes DNA met bepert # genen (enkele tot enkele tientallen)
§ Erfelijke info op plasmiden is niet noodzakelijk voor bacterie om te overleven
§ Belangrijke rol in oa overdracht AB-resistentie of pathogeniciteitskenmerken
• ↔ virussen: niet altijd DNA
2. Prokaryoten: geen kern
↔ eukaryoten: kern bv. gisten, schimmels en ééncellige parasieten
Geen membraan-omgeven celorganellen MAAR wel 70S ribosomen
• Geen mitochondria/ER/Golgi-apparaat
o Totaal andere levensvorm dan eukaryoten
o Waar vindt metabolisme dan plaats?
§ Door enzymcomplexen aan binennkant cytoplasmamembraan
→ cytoplasmamembraan is voornaamste orgaan bij bacterie!
• Er zijn AB die interfereren met cytoplasmamembraan
• Ribosomen zijn celorganellen die niet omgeven door celmembraan
o Samengesteld uit rRNA en EW
o Op aarde geen leven mogelijk zonder
§ Vertaalmachines waar erfelijk materiaal (mRNA) omgezet w naar EW
o 70S
§ S = svedbergs eenheden = sedimentatiecoëfficiënt
o ↔ eukaryoten: 80S
o Wij sedimenteren dus ≠
§ Wil niet zeggen dat functie ≠ MAAR dat samenstelling ≠
• Belangrijk omdat 1 v grootste groepen AB die we gebruiken werkt in op die
ribosomen
• Dat kan alleen maar omdat ribosomen ≠ want anders zouden we onze
eigen cellen ook vernietigen
3. Reserve-granules
Bacterieel cytoplasma
4. Stofwisseling-intermediairen
3
, CYTOPLASMAMEMBRAAN
Lipidendubbellaag zonder sterolen → minder resistent en niet in staat om interne osmotische druk v
bacteriën te weerstaan (leven in waterachtige omgevingen dus cytoplasma hogere osmotische druk dan
buitenwereld) → normaal gezien zou bacterie moeten ontploffen MAAR gebeurt niet (zie later)
↔ eukaryoten: lipidendubbellaag met sterolen (stevig)
Voornaamste metabool orgaan
Transport v voedingstoffen uit omgeving
• Passief
o Diffusie en gefaciliteerde diffusie
• Actief
o Actief transport en groep translocatie
Meestal
Transport van voedingsstoffen
o
voedingsstof
cytoplasma
Gefaciliteerde permease
diffusie
ATP of
protonen-
pomp
Actief transport
permease
Groep PEP pyruvaat
translocatie
Chemisch gewijzigd
permease
4
van bacteriën
1
,MORFOLOGIE EN TAXONOMIE VAN BACTERIËN:
OPBOUW VAN DE BACTERIËLE CEL
ALGEMEEN
Grootte v bacteriën: 1 𝜇m
• Niet zichtbaar met blote oog
• Practica: microscoop nodig die 100x vergroot
Founding fathers
• Anthony van Leeuwenhoek: uitvinder microscoop
o Laken koopman
o Om kwaliteit v geweven stoffen te controleren: soort microscoop gemaakt
§ Metalen plaat met bovenin glazen bolletje dat licht brak → vergroot
o Ook uitwerpselen etc bekeken
§ Zag bewegende wezens: 1ste keer dat micro-organismen door iemand geobserveerd
§ Wist nog niet wat het was en hoe het werkte
§ Einde 17de eeuw
• Bacteriologie zelf start pas va 1850
o Louis Pasteur
§ Bacteriën verantwoordelijk voor fermentatie
§ Vaccins ontwikkelt
o Robert Koch
§ Bacteriën zijn oorzaak v infectieziekten
o Ferdinand Cohn
§ In cultuur brengen v bacteriën op steriele voedingsbodems
§ Nomenclatuur
Samenstelling v prokaryote bacteriële cel
• Cytoplasma
• Cytoplasma-membraan
• Celwand
• Externe structuren
2
,CYTOPLASMA
1. Nucleoïd: chromosoom en plasmiden
• DNA
o Over algemeen los in cytoplasma, wel opgerold
o Meestal 1 groot circulair chromosoom dat opgerold in cytoplasma
o Veel bacteriën ook plasmiden
§ Kleine circulaire stukjes DNA met bepert # genen (enkele tot enkele tientallen)
§ Erfelijke info op plasmiden is niet noodzakelijk voor bacterie om te overleven
§ Belangrijke rol in oa overdracht AB-resistentie of pathogeniciteitskenmerken
• ↔ virussen: niet altijd DNA
2. Prokaryoten: geen kern
↔ eukaryoten: kern bv. gisten, schimmels en ééncellige parasieten
Geen membraan-omgeven celorganellen MAAR wel 70S ribosomen
• Geen mitochondria/ER/Golgi-apparaat
o Totaal andere levensvorm dan eukaryoten
o Waar vindt metabolisme dan plaats?
§ Door enzymcomplexen aan binennkant cytoplasmamembraan
→ cytoplasmamembraan is voornaamste orgaan bij bacterie!
• Er zijn AB die interfereren met cytoplasmamembraan
• Ribosomen zijn celorganellen die niet omgeven door celmembraan
o Samengesteld uit rRNA en EW
o Op aarde geen leven mogelijk zonder
§ Vertaalmachines waar erfelijk materiaal (mRNA) omgezet w naar EW
o 70S
§ S = svedbergs eenheden = sedimentatiecoëfficiënt
o ↔ eukaryoten: 80S
o Wij sedimenteren dus ≠
§ Wil niet zeggen dat functie ≠ MAAR dat samenstelling ≠
• Belangrijk omdat 1 v grootste groepen AB die we gebruiken werkt in op die
ribosomen
• Dat kan alleen maar omdat ribosomen ≠ want anders zouden we onze
eigen cellen ook vernietigen
3. Reserve-granules
Bacterieel cytoplasma
4. Stofwisseling-intermediairen
3
, CYTOPLASMAMEMBRAAN
Lipidendubbellaag zonder sterolen → minder resistent en niet in staat om interne osmotische druk v
bacteriën te weerstaan (leven in waterachtige omgevingen dus cytoplasma hogere osmotische druk dan
buitenwereld) → normaal gezien zou bacterie moeten ontploffen MAAR gebeurt niet (zie later)
↔ eukaryoten: lipidendubbellaag met sterolen (stevig)
Voornaamste metabool orgaan
Transport v voedingstoffen uit omgeving
• Passief
o Diffusie en gefaciliteerde diffusie
• Actief
o Actief transport en groep translocatie
Meestal
Transport van voedingsstoffen
o
voedingsstof
cytoplasma
Gefaciliteerde permease
diffusie
ATP of
protonen-
pomp
Actief transport
permease
Groep PEP pyruvaat
translocatie
Chemisch gewijzigd
permease
4