Question tags
Let op: Hoewel question tags (aangeplakte vragen) handig kunnen zijn, gebruiken we ze alleen in
spreektaal of in zeer informele geschreven communicatie. Dit houdt in dat je géén question
tags gebruikt in academische of zakelijke stukken.
[B1] Met een korte vraag achter een zin vraag je of iemand ergens net zo over denkt als jij. In het
Nederlands gebruiken we dan bijvoorbeeld ‘hè?’, ‘nietwaar?’, ‘of niet?’, ‘toch?’.
‘That’s a really good film, isn’t it?’
Dat is een hele goede film, hè?
In het algemeen geldt: als de zin bevestigend (+) is, dan is de aangeplakte vraag ontkennend (-). Als
de zin ontkennend (-) is, dan is de aangeplakte vraag juist bevestigend (+). Dit geldt ook als er een
negatief woord als never of nothing in de zin staat; ook dan is de zin ontkennend (-). (Scrol door naar
het einde van de B1 theorie om de uitzondering op deze regels te leren!)
‘He can type very fast (+), can’t he (-)?’
‘Malik has got a bachelor’s degree (+), hasn’t he (-)?’
‘They weren’t interested in the proposal (-), were they (+)?’
‘There’s nothing we can do (-), is there (+)?’
Staat er een vorm van to be of een hulpwerkwoord in de zin? Dan maak je een aangeplakte vraag
met dat werkwoord en het onderwerp. In andere gevallen gebruik je do, does of did in de
aangeplakte vraag.
‘He’s a very experienced manager (+), isn’t he (-)?’
‘Nina didn’t get the job (-), did she (+)?’
‘You couldn’t lend me a few pounds (-), could you (+)?’
‘Mo works for an insurance company (+), doesn’t he (-)?’
Let op: I am wordt in de aangeplakte vraag aren’t I, maar I am not wordt in de aangeplakte vraag am
I.
‘I’m trying (+), aren’t I (-)?’
‘I’m not very good at this (-), am I (+)?’
Er is ook een uitzondering op de eerste regel hierboven: je kunt een bevestigende question tag aan
een bevestigende zin plakken om bijvoorbeeld verbazing, ongeloof, woede of sarcasme uit te
drukken.
Let op: Hoewel question tags (aangeplakte vragen) handig kunnen zijn, gebruiken we ze alleen in
spreektaal of in zeer informele geschreven communicatie. Dit houdt in dat je géén question
tags gebruikt in academische of zakelijke stukken.
[B1] Met een korte vraag achter een zin vraag je of iemand ergens net zo over denkt als jij. In het
Nederlands gebruiken we dan bijvoorbeeld ‘hè?’, ‘nietwaar?’, ‘of niet?’, ‘toch?’.
‘That’s a really good film, isn’t it?’
Dat is een hele goede film, hè?
In het algemeen geldt: als de zin bevestigend (+) is, dan is de aangeplakte vraag ontkennend (-). Als
de zin ontkennend (-) is, dan is de aangeplakte vraag juist bevestigend (+). Dit geldt ook als er een
negatief woord als never of nothing in de zin staat; ook dan is de zin ontkennend (-). (Scrol door naar
het einde van de B1 theorie om de uitzondering op deze regels te leren!)
‘He can type very fast (+), can’t he (-)?’
‘Malik has got a bachelor’s degree (+), hasn’t he (-)?’
‘They weren’t interested in the proposal (-), were they (+)?’
‘There’s nothing we can do (-), is there (+)?’
Staat er een vorm van to be of een hulpwerkwoord in de zin? Dan maak je een aangeplakte vraag
met dat werkwoord en het onderwerp. In andere gevallen gebruik je do, does of did in de
aangeplakte vraag.
‘He’s a very experienced manager (+), isn’t he (-)?’
‘Nina didn’t get the job (-), did she (+)?’
‘You couldn’t lend me a few pounds (-), could you (+)?’
‘Mo works for an insurance company (+), doesn’t he (-)?’
Let op: I am wordt in de aangeplakte vraag aren’t I, maar I am not wordt in de aangeplakte vraag am
I.
‘I’m trying (+), aren’t I (-)?’
‘I’m not very good at this (-), am I (+)?’
Er is ook een uitzondering op de eerste regel hierboven: je kunt een bevestigende question tag aan
een bevestigende zin plakken om bijvoorbeeld verbazing, ongeloof, woede of sarcasme uit te
drukken.