Samenvatting
Fysiologie 1
Laura Schellekens
Schooljaar 2022-2023
1
,INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding ....................................................................................................................................................... 4
1.1 Wat is fysiologie? .......................................................................................................................................... 4
1.2 Wat is leven? ................................................................................................................................................. 4
1.3 Pathofysiologie .............................................................................................................................................. 4
2. Cel en organisme .......................................................................................................................................... 4
2.1 Opbouw van een organisme ......................................................................................................................... 4
2.2 Van organisme tot cel ................................................................................................................................... 5
2.3 Organisatie-niveau’s ...................................................................................................................................... 5
2.4 De cel als functionele eenheid ...................................................................................................................... 5
2.4.1 Ééncellig t.o.v. meercellig....................................................................................................................... 5
2.4.2 Bouw van de cel ..................................................................................................................................... 6
2.4.3 Celmembraan ......................................................................................................................................... 6
2.4.4 Celorganellen ......................................................................................................................................... 8
3. Zenuwstelstel ............................................................................................................................................... 9
3.1 Anatomische indeling .................................................................................................................................... 9
3.1.1 Centraal zenuwstelsel ............................................................................................................................ 9
3.1.2 Perifeer zenuwstelsel ............................................................................................................................. 9
3.2 Fysiologische indeling .................................................................................................................................... 9
3.2.1 Indeling naar werking ............................................................................................................................. 9
3.2.2 Indeling naar invloed van wil ............................................................................................................... 10
3.3 Perifere zenuw ............................................................................................................................................ 10
3.3.1 Bouw van een neuron .......................................................................................................................... 10
3.3.2 Zenuwvezels ......................................................................................................................................... 10
3.4 Werking van het zenuwstelsel .................................................................................................................... 11
3.4.1 Prikkelgeleiding .................................................................................................................................... 11
3.4.2 Prikkels ................................................................................................................................................. 11
3.4.3 Mechanisme van de prikkelgeleiding ................................................................................................... 11
4. Ademhalingsstelsel .................................................................................................................................... 14
4.1 Bouw van de longen .................................................................................................................................... 14
4.2 Werkingsmechanisme ................................................................................................................................. 15
4.2.1 Functies van het ademhalingsstelstel .................................................................................................. 15
4.2.2 Proces van ademhaling bestaat uit 3 stappen ..................................................................................... 15
4.3 Longventilatie .............................................................................................................................................. 16
4.4 Longvolumes ............................................................................................................................................... 16
4.5 Ademhalingsbewegingen ............................................................................................................................ 17
2
,4.5.1 Rusttoestand van de thorax ................................................................................................................. 17
4.5.2 Inademing: actief ................................................................................................................................. 18
4.5.3 Uitademing: passief en/of actief .......................................................................................................... 18
3
,FYSIOLOGIE
1. INLEIDING
1.1 WAT IS FYSIOLOGIE?
• Werking en functie van levende materie
o Verschil anatomie: werking en functie en niet alleen kijken naar bouwstenen
• Biologische functies bestuderen
• Gaat samen met andere wetenschappen:
o Anatomie
o Biochemie bv. hoe gaan we van ontbijt naar alle processen in ons lichaam
o Chemie
o Fysica
1.2 WAT IS LEVEN?
• Reactievermogen nodig:
o Prikkelbaarheid bv. ’s morgens opstaan en fel licht aandoen
o Aanpassingsvermogen bv. pupil vernauwd zodat je niet blind wordt
• Groei bv. plantniveau, mens
• Voortplanting
• Beweging:
o Inwendig bv. zonnebloem (afhankelijk van stand van de zon)
o Uitwendig bv. mens verplaatst zich van plaats A naar B
• Stofwisseling of metabolisme: biochemische reacties in lichaam
o Mogelijkheid om nutriënten op te nemen
→ deze 5 termen definiëren wetenschappelijk leven
1.3 PATHOFYSIOLOGIE
• Bestuderen: ‘Wat als het misgaat?’: iets in fysiologie verloopt niet goed
o Griekse ‘pathos’ = ziek
• Achterhalen wat de achterliggende oorzaak is
2. CEL EN ORGANISME
2.1 OPBOUW VAN EEN ORGANISME
• Celfysiologie = hoeksteen van de menselijke fysiologie
• Vergelijking met huis
o Bakstenen: geordende structuur van verschillende stenen = basis van hele huis
o Cel = baksteen = basis waar alles op gebaseerd is
o Als we alle cellen op de juiste manier ordenen en samenbrengen krijgen we een levend
mechanisme
4
, 2.2 VAN ORGANISME TOT CEL
• Stelsel: verschillende organen samen die gecoördineerde functies uitoefenen
• Waarom samenwerken?:
o Maag bereid voedingsstoffen voor (verkleinen)
o Darmen: vertering van stukken die we niet nodig hebben
o Lever: stoffen omzetten van A naar B bv. vetten afbreken
• Orgaanstelsel: organen
• Lichaam → stelsel → orgaan → weefsel → cel
2.3 ORGANISATIE-NIVEAU’S
• Chemisch of moleculair niveau:
o Atoom: kleinste stabiele bouwsteen van materie bv. koolstof
o Molecule: atomen die verbinding aangaan met elkaar
• Celniveau:
o Cel: kleinste levende eenheid van het lichaam bv. hartspiercel
▪ Eerste sprake van leven
• Weefselniveau:
o Weefsel: groepering van gelijkaardige cellen die samenwerken om specifieke functies uit te
voeren bv. hartspierweefsel: hartspiercellen
• Orgaanniveau:
o Orgaan: twee of meer verschillende weefsels die samenwerken om specifieke functies uit te
voeren bv. hart: hartspierweefsel + zenuwweefsel + …
• Orgaanstelselniveau:
o Orgaanstelsel: organen die samenwerken bv. bloedvatenstelsel: hart, bloed, bloedvaten
• Organisme-niveau:
o Hoogste organisatieniveau
o Alle orgaanstelsels in het lichaam werken samen om het leven en de gezondheid in stand te
houden bv. mens, menselijk lichaam
2.4 DE CEL ALS FUNCTIONELE EENHEID
2.4.1 ÉÉNCELLIG T.O.V. MEERCELLIG
• Cel = functionele eenheid = kleinste leefeenheid
• Ééncellige organismen
o één cel die op zichzelf kan leven & zich kan voortplanten
o Bv. bacterie, pantoffeldiertje (kunnen zich delen maar leven op zichzelf)
• Meercellige organismen
o “grote groepering/kolonie van ééncellige organismen”
o onderling afhankelijk van elkaar!
o differentiatie: cellen krijgen eigen specialisatie → verschillen qua bouw/functie
o MAAR: toch heeft elke cel basisbehoeften
• Menselijk lichaam: 1 000 000 000 000 000 cellen
• Hoge turn-over?: de cellen die delen zijn niet de cellen waar we de rest van ons leven mee door
moeten → cellen vernieuwen
o Bv. rode bloedcellen
o 2 500 000 cellen/seconde aangemaakt en eveneens afgebroken
5