Internationaal recht
Hoofdstuk 1
Volkenrecht = internationaal recht.
Formeel internationaal recht = het procesrecht. Rechtsmacht, buitenlandse uitspraken.
materieel recht = welke recht is van toepassing
Conflictregels = welk recht is van toepassing.
Soeverein = het hoogste staatsgezag, onafhankelijk zijn van staten t.o.v elkaar.
Vreedzame co-existentie = politieke tegenstanders vreedzaam naast elkaar te laten staan. Het niet
laten uitlopen tot militaire conflicten.
Hoofdstuk 1.3
Beroepen op een bepaling uit internationale verdragen.
als het lidstaat (staat) heeft gekozen voor een monistische stelsel dan is internationaal recht
automatisch deel van de nationale rechtsorde. Omzetting is niet nodig.
Als de lidstaat heeft gekozen voor een dualistische stelsel dan moet het internationaal recht omgezet
worden naar nationaal recht via een aparte wet.
Nederland heeft gekozen voor een monistisch stelsel. Mensen kunnen zich aan bepaalde regels van
verdragen houden als Nederland het heeft gepubliceerd in de tractatenblad.
Als nationale regels botsen met de internationale -> internationaal gaat voor.
Toetsingverbod = de rechter mag verdragen niet toetsen met het Nederlandse Grondwet.
, Hoofdstuk 2
Rechtssubject = drager van rechten en plichten. Kan mens of ding zijn. Zoals natuurlijke persoon.
Enclave = grondgebied van een staat dat geheel wordt omsloten door het grondgebied van een
andere staat.
Ius sanguinis-beginsel = afstammingsbeginsel. Ouder bezat de nationaliteit.
Ius Soli-beginsel = territorialiteitsbeginsel. Degene is op het grondgebied geboren.
Erkenning was een element van de definitie van de staat, maar erkenning is een eenzijdige
rechtshandeling naar internationaal recht. Door erkenning geeft de staat aan om relaties aan te
willen gaan.
De iure = volgens het recht
de facto = in feite
Totstandkoming van 3 staten:
1. Twee of meer staten voegen zich samen. Bv. Oost- en west-Duitsland
2. Nieuwe bestaan scheidt zich af van het grondgebied van een al bestaande staat. Bv. Zuid-
soedan en soedan.
3. Ontbinding van bestaande staten. Bv Sovjet-Unie.
Internationale organisaties = organisaties die door overheden van staten zijn ontstaan.
Internationale organisaties = intergouvernementeel organisaties
Intergouvernementeel organisaties = verdragen die tussen organisaties/staten zijn gemaakt.
Supranationaal = internationale organisaties die boven staten staan. Bv. EU
Implied powers = functies geven (aan bv. Internationale organisaties) met daarbij rechten en plichten
om die te kunnen uitoefenen.
Multinationale onderneming = onderneming met een hoofdvestiging in een land. Bv. Ikea
transnationale onderneming = onderneming met geen moederland, maar verspreidt haar activeiten
over meerdere landen. Bv. Unilever, shell.
De-factoregeringen
Bevrijdingsbewegingen = groeperingen die strijden tegen kolonialisme, racisme en bezetting door
een vreemde macht(hebber)
Non-gouvernementele organisaties (NGO) = privaatrechtelijke organisaties. Belang is meer particulier
en niet voor staten. Goede doelen.
Defactoregering = regering die verkeerd opgesteld is. Negatief en posititef. Bv. Oorlogslanden.
Waiver of immunity = diplomaat heeft zich zwaar misdragen.
Hoofdstuk 1
Volkenrecht = internationaal recht.
Formeel internationaal recht = het procesrecht. Rechtsmacht, buitenlandse uitspraken.
materieel recht = welke recht is van toepassing
Conflictregels = welk recht is van toepassing.
Soeverein = het hoogste staatsgezag, onafhankelijk zijn van staten t.o.v elkaar.
Vreedzame co-existentie = politieke tegenstanders vreedzaam naast elkaar te laten staan. Het niet
laten uitlopen tot militaire conflicten.
Hoofdstuk 1.3
Beroepen op een bepaling uit internationale verdragen.
als het lidstaat (staat) heeft gekozen voor een monistische stelsel dan is internationaal recht
automatisch deel van de nationale rechtsorde. Omzetting is niet nodig.
Als de lidstaat heeft gekozen voor een dualistische stelsel dan moet het internationaal recht omgezet
worden naar nationaal recht via een aparte wet.
Nederland heeft gekozen voor een monistisch stelsel. Mensen kunnen zich aan bepaalde regels van
verdragen houden als Nederland het heeft gepubliceerd in de tractatenblad.
Als nationale regels botsen met de internationale -> internationaal gaat voor.
Toetsingverbod = de rechter mag verdragen niet toetsen met het Nederlandse Grondwet.
, Hoofdstuk 2
Rechtssubject = drager van rechten en plichten. Kan mens of ding zijn. Zoals natuurlijke persoon.
Enclave = grondgebied van een staat dat geheel wordt omsloten door het grondgebied van een
andere staat.
Ius sanguinis-beginsel = afstammingsbeginsel. Ouder bezat de nationaliteit.
Ius Soli-beginsel = territorialiteitsbeginsel. Degene is op het grondgebied geboren.
Erkenning was een element van de definitie van de staat, maar erkenning is een eenzijdige
rechtshandeling naar internationaal recht. Door erkenning geeft de staat aan om relaties aan te
willen gaan.
De iure = volgens het recht
de facto = in feite
Totstandkoming van 3 staten:
1. Twee of meer staten voegen zich samen. Bv. Oost- en west-Duitsland
2. Nieuwe bestaan scheidt zich af van het grondgebied van een al bestaande staat. Bv. Zuid-
soedan en soedan.
3. Ontbinding van bestaande staten. Bv Sovjet-Unie.
Internationale organisaties = organisaties die door overheden van staten zijn ontstaan.
Internationale organisaties = intergouvernementeel organisaties
Intergouvernementeel organisaties = verdragen die tussen organisaties/staten zijn gemaakt.
Supranationaal = internationale organisaties die boven staten staan. Bv. EU
Implied powers = functies geven (aan bv. Internationale organisaties) met daarbij rechten en plichten
om die te kunnen uitoefenen.
Multinationale onderneming = onderneming met een hoofdvestiging in een land. Bv. Ikea
transnationale onderneming = onderneming met geen moederland, maar verspreidt haar activeiten
over meerdere landen. Bv. Unilever, shell.
De-factoregeringen
Bevrijdingsbewegingen = groeperingen die strijden tegen kolonialisme, racisme en bezetting door
een vreemde macht(hebber)
Non-gouvernementele organisaties (NGO) = privaatrechtelijke organisaties. Belang is meer particulier
en niet voor staten. Goede doelen.
Defactoregering = regering die verkeerd opgesteld is. Negatief en posititef. Bv. Oorlogslanden.
Waiver of immunity = diplomaat heeft zich zwaar misdragen.