Sociaal recht
Hoofdstuk 1
Onzelfstandige beroepsbevolking = mensen met een betaalde baan.
Werknemers kan verdeeld worden in 3 groepen:
- Private sector = onzelfstandige die werkzaam in het bedrijfsleven
- Publieke sector = personeel dat in dienst is van de overheid
- Semipublieke sector = mensen die werken in organisaties en instellingen binnen de private
sector die afhankelijk zijn van de overheid.
Zelfstandige beroepsbevolking = ondernemers
Zelfstandige zonder personeel (ZZP’er) = werkt voor zichzelf en heeft geen werknemers in dienst.
6 belangrijke rechtsbronnen:
1. Het arbeidsovereenkomstenrecht.
2. Het vermogensrecht in het algemeen.
- speciale regeling gaat voor het algemene.
3. Overige wetten m.b.t de private sector.
4. Jurisprudentie
5. CAO
6. Verdrag
Soorten recht:
- Dwingend recht = mag NIET van afgeweken worden
- nietigheid als sanctie mag NIET van de wet afgeweken worden.
- Driekwartdwingend recht = alleen afgeweken kan worden van CAO of regeling door of
namens een bevoegd bestuursorgaan.
- Semidwingend recht = afgeweken bij alleen een schriftelijke aangegane overeenkomst
- Aanvullende recht = mag altijd van afgeweken worden.
Arbeidsovereenkomst = obligatoire overeenkomst = overeenkomst waaruit verbintenissen
voortvloeien.
Absolute competentie = welk soort gerecht is bevoegd
Relatieve competentie = bv. Waar. In het arbeidsrecht is de woonplaats van de gedaagde of waar de
arbeid wordt verricht.
, Hoofdstuk 2
3 soorten overeenkomsten waarin het verrichten van arbeid centraal staat:
- Arbeidsovereenkomst
- gezagsverhouding tussen werknemer en werkgever
- Overeenkomst tot aanneming van werk
- er bestaat geen arbeidsovereenkomst.
- Overeenkomst van opdracht.
Criteria waaraan moet getoetst of er een arbeidsovereenkomst tussen partijen geldt:
1. Wat hebben de partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst beoogd?
2. Hoe hebben partijen vanaf het moment dat de overeenkomst is gaan ‘werken’?
Formele gezagscriterium = de mate waarin de betreffende overeenkomst lijkt op de reguliere
arbeidsovereenkomsten in organisatie.
Materiële gezagscriterium = in hoeverre is de ondernemer bevoegd de werker eenzijdige instructies
te geven bij de uitvoering van de arbeid.
Verschillende aanknopingspunten van de vraag of er is voldaan aan het formele gezagscriterium:
- Continuïteit = vaste regelmaat werkzaam is voor de wederpartij.
- Eindverantwoordelijkheid = draagt eenander dan de degene die de arbeidsprestatie verricht,
de eindverantwoordelijkheid = arbeidsovereenkomst
- Loonbetaling en andere arbeidsvoorwaarden = wordt de werker betaald zoals andere in de
onderneming = arbeidsovereenkomst.
Voorovereenkomst = overeenkomst die een oproepkracht of uitzendkracht sluit op het moment dat
hij bij een bedrijf of uitzendbureau geregistreerd staat.
Fases uitzendkracht :
- Fase A: 52 weken -> 26 weken.
- Fase B: Periode van 3 jaar. Tijdelijke overeenkomsten.
- Fase C: Uitzendovereenkomst verkregen voor een onbepaalde tijd.
Het overdragen van werknemers aan een andere werkgever. Werkgever A blijft verantwoordelijk.
Allocatiefunctie = het spelen op vraag en aanbod. Alleen bij uitzendkracht.
Detacheren van werknemers: je eigen werknemers uitlenen aan een andere werkgever.
Er bestaat geen arbeidsovereenkomst tussen de inlener en werknemer.
Arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht = arbeidsovereenkomst waar alles is geregeld
behalve het aantal uren dat de oproepkracht werkt.