Naam: __________________________________________ Datum: _______________
Testnaam: Ontwikkelingspsychologie lesweek 4 De schoolperiode 15-16
Vanaf ongeveer 6 à 7 jaar maken kinderen de overgang van het pre- naar het
concreet-operationele denken.
Volgens Piaget komen de nieuwe mogelijkheden van het concreet-operationele denken het
duidelijkst tot uiting in drie soorten taken: conservatie, classificatie en seriatie.
1. Conservatie is het inzicht dat hoeveelheden die verschillend lijken toch even groot kunnen zijn.
Vannuit het conservatie-experiment leidde Piaget enkele eigenschappen af waarin het denken van
schoolkinderen verschilt van dat van kleuters.
Deze drie eigenschappen zijn:
A Gecentreerd denken, enkel aandacht voor de begin- en de eindtoestand en vasthangen aan de
chronologische verloop.
B Gedecenteerd denken, aandacht hebben voor de transformaties (het veranderingsproces) en
omkeerbaarheid van het denken.
C Egocentrische rolneming, subjectieve rolneming en zelfreflectieve rolneming.
Waarneming
2. Als een kind zowel de vaas als de twee gezichten kan zien in het plaatje, dan heeft het een goede:
A Perceptuele reorganisatie
B Perceptuele schematisering
C Perceptuele exploratie
Hans is 9 jaar en krijgt de volgende vraag in de klas: “Mijn vader heeft 5 vogels en 3 kippen. Wat heeft
hij het meeste: vogels of dieren?”
De kans is het grootst dat Hans zal antwoorden:
3.
A Vogels.
Dat komt omdat hij op die leeftijd nog niet in staat is tot seriatie.
B Dieren
Dat komt omdat hij op die leeftijd best wel in staat is tot seriatie.
C Dieren.
Dat komt omdat hij op die leeftijd best wel in staat is tot klasseninclusie.
Volgens Annemarie Schaerlaekens bevindt het schoolkind zich, wat de taalontwikkeling betreft, in
welke fase?
En hoewel er duidelijke interindividuele verschillen zijn, kan men stellen dat kinderen op het einde
4. van de basisschool over een actieve woordenschat beschikken van hoeveel woorden ongeveer?
Page 1 of 2
Testnaam: Ontwikkelingspsychologie lesweek 4 De schoolperiode 15-16
Vanaf ongeveer 6 à 7 jaar maken kinderen de overgang van het pre- naar het
concreet-operationele denken.
Volgens Piaget komen de nieuwe mogelijkheden van het concreet-operationele denken het
duidelijkst tot uiting in drie soorten taken: conservatie, classificatie en seriatie.
1. Conservatie is het inzicht dat hoeveelheden die verschillend lijken toch even groot kunnen zijn.
Vannuit het conservatie-experiment leidde Piaget enkele eigenschappen af waarin het denken van
schoolkinderen verschilt van dat van kleuters.
Deze drie eigenschappen zijn:
A Gecentreerd denken, enkel aandacht voor de begin- en de eindtoestand en vasthangen aan de
chronologische verloop.
B Gedecenteerd denken, aandacht hebben voor de transformaties (het veranderingsproces) en
omkeerbaarheid van het denken.
C Egocentrische rolneming, subjectieve rolneming en zelfreflectieve rolneming.
Waarneming
2. Als een kind zowel de vaas als de twee gezichten kan zien in het plaatje, dan heeft het een goede:
A Perceptuele reorganisatie
B Perceptuele schematisering
C Perceptuele exploratie
Hans is 9 jaar en krijgt de volgende vraag in de klas: “Mijn vader heeft 5 vogels en 3 kippen. Wat heeft
hij het meeste: vogels of dieren?”
De kans is het grootst dat Hans zal antwoorden:
3.
A Vogels.
Dat komt omdat hij op die leeftijd nog niet in staat is tot seriatie.
B Dieren
Dat komt omdat hij op die leeftijd best wel in staat is tot seriatie.
C Dieren.
Dat komt omdat hij op die leeftijd best wel in staat is tot klasseninclusie.
Volgens Annemarie Schaerlaekens bevindt het schoolkind zich, wat de taalontwikkeling betreft, in
welke fase?
En hoewel er duidelijke interindividuele verschillen zijn, kan men stellen dat kinderen op het einde
4. van de basisschool over een actieve woordenschat beschikken van hoeveel woorden ongeveer?
Page 1 of 2