Microbiologie
= de studie van microscopisch kleine levende organismen
Onderzoeken van micro-organismen :
− Morfologisch :
➢ Microscopisch :
o Lichtmicroscoop
o Elektronenmicroscoop
o Speciale microscopische technieken :
• Fasecontrast-
• Donkerveld-
• UV-
• Fluorescentie
− Fysiologisch :
➢ Groei op voedingsbodems / cellen
1 Microscopische technieken
Een microscoop = een instrument, waarmee voorwerpen (micro-organismen) die wegens te kleine
afmetingen voor het oog niet waarneembaar zijn, zichtbaar worden gemaakt door vergroting.
1.1 De lichtmicroscoop
= samengestelde microscoop met 2 lenzenstelsels.
− de objectlens (objectief)
− de oculairlens (oculair)
3 onderdelen :
1. het mechanisch gedeelte
2. de belichtingsapparatuur
3. het optisch gedeelte
Mechanisch gedeelte
8 = statief met voet
9 = objecttafel (hierop rust het preparaat, is beweegbaar, holle spiegels
bij lamplicht, vlakke spiegels bij zonlicht)
1 = tubus (draagt de oculairs en de objectieven)
2 = revolver (onderaan de tubus vastgehecht)
10 = grof- en fijnregelaar (nodig voor de scherpstelling van het beeld)
1
,Belichtingsapparatuur
1. Condensor : concentreert lichtbundel
2. Diafragma : regelt de lichthoeveelheid
3. Microscooplamp
Spiegel : richt het licht naar de condensor, deze is niet nodig wanneer er een microscooplamp is
ingebouwd.
Optisch gedeelte
Objectief : geeft een reëel omgekeerd en vergroot beeld van ‘voorwerpen’ van het preparaat.
− 4 objectieven : 4x, 10x, 40x en een olie-immersielens van 100x
➢ Bij 100x wordt er tussen het preparaat en het objectief een laagje immersieolie
aangebracht. → heeft ong. dezelfde brekingsindex als het objectglaasje en het
objectief → licht wordt minder afgebogen of verstrooid → beeld is helderder en meer
lichtsterk dan bij een droge lens
Oculair : omgekeerde reële beeld wordt door het oculair omgezet in een virtueel, vergroot beeld.
− Meestal 2 oculairs die 10x vergroten
Totale vergroting = vergroting objectief x vergroting oculair
objectief oculair
2
,Het oplossend of scheidend vermogen (R) :
− = het vermogen om 2 punten afzonderlijk te kunnen waarnemen.
− wordt uitgedrukt in een getal dat de minimumafstand tussen 2 van elkaar de onderscheiden
punten weergeeft.
➢ Oog : 0,1 mm → klein oplossend vermogen
➢ Lichtmicroscoop : O,2 µm → groter oplossend vermogen
− Scheidbare afstand is omgekeerd evenredig met het oplossend vermogen (R)
− Wordt bepaald door :
➢ Kwaliteit van de lenzen
➢ Vergroting
➢ Het preparaat
➢ Golflengte van het gebruikte licht : hoe korter de golflengte, hoe groter het oplossend
vermogen dus hoe kleiner de minimale afstand tussen 2 van elkaar te
onderscheiden punten.
− Olie-immersielens :
➢ Met immersieolie bekomt men een kleinere scheidbare afstand → betere R want olie
heeft een grotere brekingsindex dan lucht. → er komt meer licht in de lenzen →
helderder beeld
1.2 Speciale microscopische technieken
1.2.1 Donkerveldmicroscopie
− produceert een helder beeld van het object tegen een donkere achtergrond
− oplichtende beelden
− om levende ongekleurde preparaten te bekijken
3
, 1.2.2 Fase contrastmicroscopie
− doel : kleine cellen ongekleurd en ongefixeerd kunnen zien
− excellent om levende cellen te bestuderen
− vaak is het verschil in brekingsindex tussen de cellen en de omgevingsvloeistof klein → door
de geringe verschillen in brekingsindex worden faseverschillen opgewekt die met speciale
optische hulpmiddelen in een lichtmicroscoop worden omgezet in een voor het oog duidelijk
waarneembaar contrast.
1.2.3 Fluorescentiemicroscopie
− werkt met U.V, violet of blauw licht
− object meestal gekleurd met fluorochromen (= fluorescerende kleurstof), de fluorochromen
gaan zich binden aan bepaalde celcomponenten.
− levert een helder beeld van het object afkomstig van het fluorescentielicht uitgezonden door
de gebonden fluorochromen.
− Nadelen : vervaardigd uit kwarts (= duur), schadelijk voor het netvlies → moet fotografisch
worden vastgelegd op een U.V gevoelige film.
− Fluorescentie : na bestraling met U.V licht, waarvan een gedeelte wordt geabsorbeerd,
wordt door het bestraalde voorwerp licht uitgezonden met een langere golflengte, meestal in
het zichtbare gebied.
4
= de studie van microscopisch kleine levende organismen
Onderzoeken van micro-organismen :
− Morfologisch :
➢ Microscopisch :
o Lichtmicroscoop
o Elektronenmicroscoop
o Speciale microscopische technieken :
• Fasecontrast-
• Donkerveld-
• UV-
• Fluorescentie
− Fysiologisch :
➢ Groei op voedingsbodems / cellen
1 Microscopische technieken
Een microscoop = een instrument, waarmee voorwerpen (micro-organismen) die wegens te kleine
afmetingen voor het oog niet waarneembaar zijn, zichtbaar worden gemaakt door vergroting.
1.1 De lichtmicroscoop
= samengestelde microscoop met 2 lenzenstelsels.
− de objectlens (objectief)
− de oculairlens (oculair)
3 onderdelen :
1. het mechanisch gedeelte
2. de belichtingsapparatuur
3. het optisch gedeelte
Mechanisch gedeelte
8 = statief met voet
9 = objecttafel (hierop rust het preparaat, is beweegbaar, holle spiegels
bij lamplicht, vlakke spiegels bij zonlicht)
1 = tubus (draagt de oculairs en de objectieven)
2 = revolver (onderaan de tubus vastgehecht)
10 = grof- en fijnregelaar (nodig voor de scherpstelling van het beeld)
1
,Belichtingsapparatuur
1. Condensor : concentreert lichtbundel
2. Diafragma : regelt de lichthoeveelheid
3. Microscooplamp
Spiegel : richt het licht naar de condensor, deze is niet nodig wanneer er een microscooplamp is
ingebouwd.
Optisch gedeelte
Objectief : geeft een reëel omgekeerd en vergroot beeld van ‘voorwerpen’ van het preparaat.
− 4 objectieven : 4x, 10x, 40x en een olie-immersielens van 100x
➢ Bij 100x wordt er tussen het preparaat en het objectief een laagje immersieolie
aangebracht. → heeft ong. dezelfde brekingsindex als het objectglaasje en het
objectief → licht wordt minder afgebogen of verstrooid → beeld is helderder en meer
lichtsterk dan bij een droge lens
Oculair : omgekeerde reële beeld wordt door het oculair omgezet in een virtueel, vergroot beeld.
− Meestal 2 oculairs die 10x vergroten
Totale vergroting = vergroting objectief x vergroting oculair
objectief oculair
2
,Het oplossend of scheidend vermogen (R) :
− = het vermogen om 2 punten afzonderlijk te kunnen waarnemen.
− wordt uitgedrukt in een getal dat de minimumafstand tussen 2 van elkaar de onderscheiden
punten weergeeft.
➢ Oog : 0,1 mm → klein oplossend vermogen
➢ Lichtmicroscoop : O,2 µm → groter oplossend vermogen
− Scheidbare afstand is omgekeerd evenredig met het oplossend vermogen (R)
− Wordt bepaald door :
➢ Kwaliteit van de lenzen
➢ Vergroting
➢ Het preparaat
➢ Golflengte van het gebruikte licht : hoe korter de golflengte, hoe groter het oplossend
vermogen dus hoe kleiner de minimale afstand tussen 2 van elkaar te
onderscheiden punten.
− Olie-immersielens :
➢ Met immersieolie bekomt men een kleinere scheidbare afstand → betere R want olie
heeft een grotere brekingsindex dan lucht. → er komt meer licht in de lenzen →
helderder beeld
1.2 Speciale microscopische technieken
1.2.1 Donkerveldmicroscopie
− produceert een helder beeld van het object tegen een donkere achtergrond
− oplichtende beelden
− om levende ongekleurde preparaten te bekijken
3
, 1.2.2 Fase contrastmicroscopie
− doel : kleine cellen ongekleurd en ongefixeerd kunnen zien
− excellent om levende cellen te bestuderen
− vaak is het verschil in brekingsindex tussen de cellen en de omgevingsvloeistof klein → door
de geringe verschillen in brekingsindex worden faseverschillen opgewekt die met speciale
optische hulpmiddelen in een lichtmicroscoop worden omgezet in een voor het oog duidelijk
waarneembaar contrast.
1.2.3 Fluorescentiemicroscopie
− werkt met U.V, violet of blauw licht
− object meestal gekleurd met fluorochromen (= fluorescerende kleurstof), de fluorochromen
gaan zich binden aan bepaalde celcomponenten.
− levert een helder beeld van het object afkomstig van het fluorescentielicht uitgezonden door
de gebonden fluorochromen.
− Nadelen : vervaardigd uit kwarts (= duur), schadelijk voor het netvlies → moet fotografisch
worden vastgelegd op een U.V gevoelige film.
− Fluorescentie : na bestraling met U.V licht, waarvan een gedeelte wordt geabsorbeerd,
wordt door het bestraalde voorwerp licht uitgezonden met een langere golflengte, meestal in
het zichtbare gebied.
4