Oefenvragen Psychodiagnostiek
1. Wat is het verschil tussen de bggz en de sggz?
De basisggz biedt zorg aan cliënten met relatief enkelvoudige problematiek en voor cliënten met
complexe, chronische problematiek waarbij de focus ligt op herstel en het vinden van evenwicht in
het leven met de aandoening.
De gespecialiseerde ggz biedt zorg aan cliënten met ernstiger problematiek en de behandeling is
gericht op complexe psychische problematiek en psychosociale klachten en/of
levensfaseproblematiek.
2. Welke 4 typen psychologen zijn er?
- Basispsycholoog met de universitaire master psychologie, geen beschermde titel en beperkte
diagnostische en behandelmogelijkheden, werkt onder supervisie van de
gezondheidspsycholoog, klinisch psycholoog of psychotherapeut.
- Gezondheidszorgpsycholoog, beschermde titel volgens de Wet BIG.
- Klinisch psycholoog, beschermde titel volgens de Wet BIG.
- Psychotherapeut, beschermde titel volgens de Wet BIG.
3. Welke soorten psychodiagnostisch onderzoek zijn er?
- Intelligentieonderzoek
- Persoonlijkheidsonderzoek
- Projectief onderzoek of indirecte methoden
- Neuropsychologisch onderzoek
- Probleemgericht onderzoek
4. Noem voorbeelden van elke soort onderzoek:
Intelligentie: WAIS, WISC, Drenth-serie, DAT en Raven
Persoonlijkheid: MMPI-2, NPV-2, HEXACO, NEO-PI-R
Indirecte methoden: TAT, ZAT en rorschachtest
Neuropsychologisch: Verbale leer- en geheugentaak, Stroop-kleur-woordtaak en Behavioral
assessment of the dysexecutive syndrome
Probleemgericht: BDI, SCL-90 en UCL.
5. Noem de 4 stappen van de empirische cyclus van De Bruyn:
Klachtenanalyse, probleemanalyse, verklaringsanalyse en indicatieanalyse.
6. Noem de 5 categorieën hulpvragen volgens het NIP:
Onderkennende, verklarend, indicatie, selecterend en toewijzend.
7. Welke 3 referentiekaders zijn er binnen de diagnostiek te onderscheiden?
Individueel, ontwikkeling en contextueel.
8. Benoem de 4 betekenissen van test fairness:
Het ontbreken van bias, gelijke behandeling van personen in het testproces, gelijkheid van de
uitkomsten van het testen en gelijke gelegenheid om iets te leren.
1. Wat is het verschil tussen de bggz en de sggz?
De basisggz biedt zorg aan cliënten met relatief enkelvoudige problematiek en voor cliënten met
complexe, chronische problematiek waarbij de focus ligt op herstel en het vinden van evenwicht in
het leven met de aandoening.
De gespecialiseerde ggz biedt zorg aan cliënten met ernstiger problematiek en de behandeling is
gericht op complexe psychische problematiek en psychosociale klachten en/of
levensfaseproblematiek.
2. Welke 4 typen psychologen zijn er?
- Basispsycholoog met de universitaire master psychologie, geen beschermde titel en beperkte
diagnostische en behandelmogelijkheden, werkt onder supervisie van de
gezondheidspsycholoog, klinisch psycholoog of psychotherapeut.
- Gezondheidszorgpsycholoog, beschermde titel volgens de Wet BIG.
- Klinisch psycholoog, beschermde titel volgens de Wet BIG.
- Psychotherapeut, beschermde titel volgens de Wet BIG.
3. Welke soorten psychodiagnostisch onderzoek zijn er?
- Intelligentieonderzoek
- Persoonlijkheidsonderzoek
- Projectief onderzoek of indirecte methoden
- Neuropsychologisch onderzoek
- Probleemgericht onderzoek
4. Noem voorbeelden van elke soort onderzoek:
Intelligentie: WAIS, WISC, Drenth-serie, DAT en Raven
Persoonlijkheid: MMPI-2, NPV-2, HEXACO, NEO-PI-R
Indirecte methoden: TAT, ZAT en rorschachtest
Neuropsychologisch: Verbale leer- en geheugentaak, Stroop-kleur-woordtaak en Behavioral
assessment of the dysexecutive syndrome
Probleemgericht: BDI, SCL-90 en UCL.
5. Noem de 4 stappen van de empirische cyclus van De Bruyn:
Klachtenanalyse, probleemanalyse, verklaringsanalyse en indicatieanalyse.
6. Noem de 5 categorieën hulpvragen volgens het NIP:
Onderkennende, verklarend, indicatie, selecterend en toewijzend.
7. Welke 3 referentiekaders zijn er binnen de diagnostiek te onderscheiden?
Individueel, ontwikkeling en contextueel.
8. Benoem de 4 betekenissen van test fairness:
Het ontbreken van bias, gelijke behandeling van personen in het testproces, gelijkheid van de
uitkomsten van het testen en gelijke gelegenheid om iets te leren.