Populatie = organismen van dezelfde soort die in een bepaald gebied voorkomen en waar interactie
tussen de individuen mogelijk is.
Levensgemeenschap = de verzameling van populaties van verschillende soorten die elkaar
beïnvloeden.
Biotoop = de biotische en abiotische factoren in een gebied. (bv: strand, polder, bos, heide,..)
Ecosysteem= het geheel van interacties tussen de biotische en abiotische factoren in een biotoop.
Biodiversiteit = de verscheidenheid van het leven in al zijn vormen.
Ecologie = de wetenschap die de wisselwerking tussen organismen en hun biotoop bestudeert op
verschillende organisatieniveaus en zo een volledig beeld geeft van een ecosysteem.
Biosfeer bestaat uit lithosfeer, hydrosfeer en atmosfeer.
Habitat = het leefgebied van een soort.
Niche = de functie van een soort. (voedsel, functie)
Determineren = de naam van een organismen opzoeken
Inventariseren = aantal aanwezige soorten schatten en hun verspreiding bekijken.
Indicatorsoorten = soorten die door hun aan- of afwezigheid informatie geven over de kenmerken
van het milieu.
Macro-invertebraat = ongewervelde dieren die met blote oog zichtbaar zijn.
Natuurlijke ecosystemen = ecosysteem zonder invloeden van de mens. (bv: de toppen vd himalaya)
Halfnatuurlijke ecosystemen = ecosystemen die wel beïnvloed zijn door de mens. (bv:
natuurreservaten)
Kunstmatige ecosytemen = ecosystemen die volledig beïnvloed zijn door de mens. (bv: wegbermen)
Tredplanten = planten die zijn aangepast aan een verdichte bodem met een slechte
waterhuishouding. (bv: paardenbloem, straatgras, madeliefjes,…)
Genetische diversiteit = verscheidenheid aan genen materiaal binnen een soort of ecosysteem.
Endemische soorten = soorten die enkel op 1 plaats ter wereld leven.
Successie = het ecologisch proces van opeenvolgende levensgemeenschappen als gevolg van
veranderende abiotische en biotische factoren.
Autotrofe organismen = producenten; doen aan fotosynthese/chemosynthese, zetten anorganisch
materiaal om in organisch materiaal.
, - bacterivoren: eten bacteriën
- carnivoren: eten dieren
- omnivoren: eten planten en dieren
- detrivoor: verkleint dood organisch afval
- reducenten: zet dood organisch afval weer om in anorganisch afval voor de producent
Stikstoffixatie = het proces waarbij stikstofgas uit de lucht omgezet wordt in stikstofverbindingen in
de bodem.
Stikstofassimilatie = het proces waarbij stikstofverbindingen uit de bodem door de producenten
omgezet worden in biomassa.
Ammonificatie = het anaerobe proces waarbij reducenten de stikstofverbindingen in organisch afval
omzetten in ammoniak en ammoniumionen.
Nitrificatie = het grootste deel van de ammoniak en ammoniumionen worden door nitrificerende
bodembacteriën geoxideerd tot nitraationen. Het vereist voldoende zuurstofgas.
Denitrificatie = het reduceren van nitraationen tot ammoniak of stikstofgas door denitrificerende
bacteriën in een zuurstofarme bodem.
Ecosysteemdiensten = een manier om alle voordelen zichtbaar te maken die de natuur levert aan de
mens in de vorm van goederen en diensten.
- producerende ecosysteemdiensten = natuurvoordelen die ons leven mogelijk maken. (bv: voedsel,
drinkbaar water, zuurstofgas, grondstoffen en energie)
-culturele ecosysteemdiensten = natuurvoordelen die ons leven aangenamer en gezonder maken.
(bv: rust, ontspanning en recreatie)
-regulerende ecosysteemdiensten = natuurvoordelen die ons beschermen tegen natuurlijke
bedreigingen. (bv: stranden of duinen beschermen ons tegen stormvloeden,..)
-ondersteunende ecosysteemdiensten = energiestromen, voedselkringlopen en materiekringlopen
zijn fundamenten voor een gezond ecosysteem.
Verbleking = door stressfactoren zoals een snelle opwarming of afkoeling van het zeewater of een
ziekteverwekker kunnen de micro-algen afsterven en giftig worden. Ze worden dan van het
koraalpoliep afgestoten. De kleur van het poliep verdwijnt en het witte kalkskelet komt bloot te
liggen.
Bioaccumulatie = Ontstaat wanneer de opnamesnelheid van persistente stoffen binnen één
organisme hoger is dan de verwijdersnelheid. De concentratie persistente stoffen binnen één
organismen neemt toe in de tijd.
Biomagnificatie = de persistente stoffen hopen zich op in het weefsel van organismen en worden zo
doorgegeven via de voedselketen. Hoe hoger het trofisch niveau hoe groter de concentratie van deze
stoffen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller julieneijens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.55. You're not tied to anything after your purchase.