In land X is de markt voor telefoondiensten is geliberaliseerd. Naast Probel, ooit
monopolist, is ook Beltof actief op deze markt.
De telefoontarieven zijn lager en de service voor de klant is beter dan enkele jaren
geleden.
1. Geef hiervoor de verklaring.
De vraagfunctie van Probel, toen het bedrijf nog monopolist was, luidde:
Qvp = -0,5Pp + 150
Qvp = vraag naar telefoontikken van Probel in miljarden telefoontikken;
Pp = prijs per Probel telefoontik in centen.
Na de toetreding van Beltof luidt de vraagfunctie van Probel:
Qvp = -1,5Pp + 0,5 Pb + 75.
Pb = prijs per Beltof telefoontik in centen.
2. Verklaar de stijging van de absolute waarde van de coëfficiënt voor Pp (van 0,5
naar 1,5).
De vraagfunctie van Beltof luidt:
Qvb = -2Pb + 0,5Pp + 40
Qvb = vraag naar telefoontikken van Beltof in miljarden telefoontikken.
Probel hanteert een tarief van 14 cent per telefoontik, Beltof 12 cent.
3. Toon met een berekening aan dat de kruislingse prijselasticiteit van de vraag naar
Probel telefoontikken ten gevolge van de prijsverandering van Beltof +0,1 is.
Beltof wil door middel van prijspolitiek de afzet van Probel 2% laten dalen.
4. Bereken hoeveel cent Beltof moet gaan vragen voor een telefoontik.
Beltof verwacht door deze prijsverlaging zijn eigen omzet te vergroten.
5. Gaat het bedrijf uit van een elastische of juist inelastische vraag? Licht het
antwoord toe.
Vervolgens gaat Probel stunten. Tot dusverre speelden de abonnementskosten geen
rol bij de klant, maar dat gaat nu veranderen. Het bedrijf laat de consument kiezen.
Keuze 1: maandelijkse abonnementskosten € 20; tarief per tik 14 cent.
Keuze 2: maandelijkse abonnementskosten € 35; tarief per tik 12,5 cent.
6. Bereken hoeveel tikken een klant minimaal maandelijks moet bellen om keuze 2
gunstiger te laten zijn dan keuze 1.
1