§1.1 De agrarische revolutie
- Jagers-verzamelaars waren bijna altijd nomaden: wanneer er geen voedsel meer was
trokken ze verder. Jagers-verzamelaars in Abu Hureyra woonden in grotten, hutten of
tenten gemaakt van dierenhuiden, in groepen van 20-30 man. Onderling werd
handelgedreven.
- Men ging van een boerenbestaan naar een landbouwsamenleving (11.000 v.C. – 6000
v.C.) Rond 7500 v.C. begon men met veeteelt. Voor veel mensen betekende de
agrarische revolutie een overschakeling van een zwervend bestaan naar een
sedentair bestaan. Een ander gevolg was een snelle bevolkingsgroei -> meer grote
dorpen. Bossen -> akkers, wilde grasvlakten -> graanvelden. Dankzij de nieuwe
levenswijze ontstonden nieuwe uitvindingen.
- De overstap was minder gezond, ze moesten zwaar werk doen, konden in het begin
maar een aantal dingen verbouwen -> eenzijdig voedsel, wanneer de oogst mislukte
was er gevaar voor hongersnood, door een groei van de bevolking woonde men dicht
op elkaar -> risico op infectieziekten groeit, ook dieren brachten ziekten met zich
mee.
- Jagers-verzamelaars deelden de opbrengst uit de jacht met elkaar, in de agrarische
gemeenschap kregen boeren naderhand hun eigen akkers -> doordat sommige
succesvoller waren dan andere kwamen er rijkdom, macht & aanzien verschillen ->
ontstaan van hiërarchie (nooit meer verdwenen).
- Vruchtbare grond ontstond doordat er meer overstromingen waren -> er kwam meer
voedsel waardoor meer mensen gevoed konden worden. Zo konden de steden
groeien, niet iedereen hoefde zich bezig te houden met voedselvoorzieningen -> men
kon zich dan specialiseren op andere gebieden. Binnen de stedelijke
gemeenschappen ontstonden sociale lagen (verschilde in rijkdom & macht).
- Rond 3300 v.C. ontstond het eerste schrift -> handig voor koningen, zo wisten ze wie
al belasting had betaald, wie al loon hadden & hoeveel soldaten in dienst waren. (In
het gebied dat nu Midden- en Zuid-Nederland is, werd het schrift voor het eerst
gebruikt met de komst van de Romeinen in 50 v.C.)